HAAGSCHE COURANT
EEN VERDACHT GELUID
LETTERKUNDIG BIJBLAD
VAN DE
DE KAMERAAD
SCHAPPELIJKE KUS
Zaterdag 2 Augustus 1941, No. 17943?4 p 2-
PECH GEHAD
ANGST
Intieme brieven
Oud worden. Het naderen
van den morgen
tenZ
INTIMUS.
J
op
hand?”
de
aan
in
haar
op-
Wil t u mij helpen,
dat
Beste Oom,
de
in
opeens
als
op
Holland-
Diep in gepeins gezonken stond hij bij
den begraven schat
Opeensstil! Hoorde hij geen voet
stappen? Verbeelding natuurlijk. Stil!
weer! Doodsche stilte. Het hart bonsde
hem in de keel, hij durfde niet te ade
men.
Dan kort, fel. snel een paar spron
gen iemand greep hem bij de kraag
en gaf hem een paar stevige opstoppers
- Een dief, aan wien hij nu precies d«
plaats verraden had waar zijn schat was
begraven; een dief, die hem bewusteloos
wilde slaan om het geld te rooven.
Maar nu ontwikkelde de anders zoo
sloome Filt een kracht, snelheid van den
ken en handelen, waar hij Later zelf het
't Kwam in orde, dik in orde. Een ijze
ren geldkistje zonk in een donkeren nacht
een halven meter onder den grond achter
in den tuin van Jan Filt. Niemand had
het gezien, dat docht hij. Maar, zeker
heid
Zijn rust was weg, zijn vreugdether.
mometer daalde tot onder het nulpunt;
de barometer stond op storm.
Het liefst zou hij honderd keer per dag
en nacht! het kistje hebben opgegra
ven om het geld na te tellen. Maar, dat
had de inspecteur hem beslist ontraden:
„Niet in den hoek van den tuin komen
waar de schat begraven ligt, je zou er
dieven door aantrekken!”
En dat was logisch. Maar logica, ook de
zuiverste wordt tenslotte teniet gedaan
door zenuwachtigheid.
Trouwens, de zenuwachtigheid van Jan
Filt deed alles teniet, ook het huiselijk
geluk, de tevredenheid, levenslustook
de slaap. Misschien de slaap nog 't ergst
van alles. Want juist in de slaap kwamen
de afgrijselijkste droombeelden hem
kwellen. Nachtelijke gevechten met die
ven eindigden met een schreeuw en ver
schrikt ontwaken. Mevrouw Filt incas
seerde bij afwezigheid van werkelijke
dieven menige uppercut of rechtsche
directe.
„Alles is beter dan deze zenuwspanning
zei Mevrouw Filt Ga 't geld uit den tuin
opgraven, of
Maar, dat wilde Filt niet, uit schaamte
voor zijn buurman.
„Weet je, wat je dan doet?” vroeg Me
vrouw Filt, toen ze weer eens met een
blauw oog opstond, ga 's avonds, voor
je naar bed gaat eens even een onver
schillig kijkje nemen in den tuin, voor
je gaat slapen. Dat zal een beele gerust
stelling voor je zijn.
Dat was een prachtig plan en diende
uitgevoerd te worden. Filt kon den tijd
bijna niet afwachten, dat hij zijn inspec
tietocht zou beginnen. Eindelijk was het
stikdonker en als hij niet op den tast den
weg door zijn tuin kende, had hij zelf het
plekje niet gevonden.
Geld heeft vele prettige kantjes, maar
éér. fout: het plaagt Het plaagt hem, die
er te weinig en hem, die er te veel van
heeft
Dat ondervond Jan Filt die een even
aardige als onverwachte erfenis mocht
toucheeren op een oogenblik, dat er wei
nig gelegenheid was om het rendabel te
maken. Het derven van rente was niet
het ergste, maar waar kon je in feL
bewogen tijden een som geld veilig be
waren? In huis? Dat lokt inbrekers. Op
een bank? De eigenwijze Filt vond niets
minder safe dan een safe.
Na eenige slapelooze nachten nam Jan
Filt een MggjaÉ
verplaatsen. Die méégaat met den tijd,
niet in een dwaze imitatie van jong zijn
zulke menschen maken zich alleen be
lachelijk. Als een 25jarige aan een jong
meisje het hof maakt, is dat natuurlijk:
als een 65-jarige het doet, wordt er iets
den ouden bok en het
jong meiske
zijn, spreekt dat vanzelf.
Als oma uren voor den spiegel door
brengt, wordt ze terecht uitgelachen. Maar
een oude van dagen, die op een lang en
veelbewogen leven mag terugzien, kan
zoo wonderlijk goed luisteren. Niet pra
ten, maar luisteren. Aan hem of haar kan
een jongere zoo heerlijk vertellen, wat
zijn hart verontrust. En samen kunnen ze
den weg zoeken, de door het leven be
proefde en misschien geslagene, en de
jongere, in al de verwarring van een be
nauwd gemoed.
Een oudere moet niet jong willen doen,
maar het hart moet jong blijven, moet
open staan voor anderen, voor eigen kin
deren of kleinkinderen, voor de heele om
geving.
Het moet open staan voor de kleine
vreugden van deze wereld. Voor een stra-
lenden lentedag, voor een moei boek, voor
een prachtig muziekstuk, voor een vroo-
lijken kinderlach. Het moet meeleven met
de gebeutenissen van den dag, maar alle
dingen zien vanuit een hooger standpunt,
't Moeilijkste is het gevoel van overbodig
heid misschien voor de huismoeders. Ze
hebben hun heele leven gezorgd voor man
en kinderen, maar de man is dood, de
kinderen zijn getrouwd. En de huisvrouw
heeft haar heele leven zooveel willen doen,
dat ze vergeten heeft iets te zijn.
Welken inhoud heeft dit leven, als ze
niet meer kan bedisselen in het huishou
den, niet zorgen voor alle kleine behoef-
tenZ t
Laudator temporis act!
Als logisch gevolg van die geestelijke
leegte komt dan een overschatten van het
verleden. Hoe dikwijls, oom, heb ik u niet
hooren zeggen: In m ij n tijd was dat an
ders. Ja, vroeger maar nu née hoor.
Zoo oom, was in uw jeugd misschien
de lucht gezonder of hadden de koeien
grootere koppen? Heusch, als dat wérke
lijk zoo was, als de wereld met elke gene
ratie achteruitging, dan zaten we allang
op de puinhoopen van onze beschaving.
Óp die manier verliest u elk contact met
de jeugd. De jeugd die snel en overmoedig,
geen lust heeft naar dat zinlooze gezeur
té luisteren, maar u inderdaad beschouwt
als een buiten dienst gestelden waggon.
Getrouwde kinderen bezoeken plichtma
tig Zondagsmiddags dan nog eens hun
ouders tot ook dat ophoudt en de ver
eenzaming steeds grooter wordt. De tijd
die bestemd is om den oogst des levens
binnen te halen, ziet ons met leege han
den staan.
Een koopman wiens heele leven in het
teeken gestaan heeft van: geldverdienen,
véél geld verdienen, en die daarin ge
slaagd is (met hoe weinigen is dat het
geval?) zei me onlangs: „Wat vind je nu?
Geniet ik nu van mijn geld? Wat héb
ik er aan? Geluk geeft het me niet.”
Neen, dat geloof ik best. De eeuwig-
heidsbehoeften van een mensch worden
niet door het stoffelijke bevredigd.
Is er dan geen uitweg? Willen jonge
ren inderdaad niet luisteren naar oude
ren? Ik geloof van wél. ’k Geloof zelfs,
dat ze dikwijls begeerig uitzien naar de
bezonken wijsheid, die niets meer voor
zichzelven vraagt, doch alleen aan het
geluk van anderen denkt. Dat ze luistert
naar hem. die de frischheid van geest be
houden heeft om zich in hun toestand te
gebromd van den ouden
groene blaadje. Als een
„mooi” wil
Mevrouw van Voorthoven had een ge
heimpje met zichzelf, dat ze had wegge
sloten, diep in het verste schuilhoekje
van haar hart, waarin overigens niet
veel geheimen verborgen waren. Ze had
een eerlijk, open karakter en besprak
alle voorkomende huiselijke zorgen en
vreugden in vol vertrouwen met haar
man.
Dat eene geheimpje kon dus best door
den beugel, er zijn vrouwen met méér,
met andere geheimpjes. Want haar heele
geheim bestond in het volplakken van
een schoolschrift met plaatjes geknipt uit
kranten en tijdschriften. Maar het
waren alleen plaatjes, foto’s van veron
gelukte vliegtuigen.
Haar jongens waren opgegroeid met de
ontwikkeling van de vliegerij en voor
hen bestond er maar één ideaalvliege
nier worden. En telkens als ze erover
spraken met jeugdig enthousiasme en
remlooze voortvarendheid, zag de moeder
een vliegtuig brandend neerstorten en
daaronder haar beide zonen.
Het werd een obcessie voor allen voor
de jongens om vliegenier te worden, voor
de moeder om het in stilte tegen te
werken.
Maar hoe Wat kon ze doen Tegen
spreken zou den lust verdubbelen. Dat
begreep ze.
Eindelijk meende ze er iets op gevon
den te hebben. Ze kocht een dik school
schrift, dat ze als plakboek ging inrich
ten. Alle vliegongevallen knipte ze uit en
plakte ze in haar boek. Op het juiste
oogenblik zou ze het te voorschijn halen,
en haar jongens een hellzamen schrik in
boezemen. Zoo hoopte ze het leven van
haar jongens te redden.
Nog een halve bladzijde was open Ze
wachtte nog op een geschikte foto, maar
het moest een sluitstuk zijn, dat indruk
zou maken blijvende indruk
De vacantiereis ging naar Zwitserland.
Mevrouw van Voorthoven was erg in
haar schik, want daar zou zeker niet
veel gelegenheid zijn om over vliegerij
te praten. Bergtoeren, sport en wande
lingen zouden voor de noodige afleiding
zorgen.
Rustig en tevreden zat ze op het breede
terras van het hotel „Esplanada” te Lau
sanne en keek over het diepblauwe meer
de
Voor me ligt de bekentenis van een
89-jarige weduwe. Ze schrijft:
„Op mijn 60ste jaar was ik nog niet
outf. Maar als de kinderen, die men heeft
opgevoed, zelf hun leven leven, trouwen
en sterven, en men toch allen overleefd,
dan is men oud.
Het is niet mooi, oud te zijn. Men voelt
zich als een waardeloos hoopje. Men zit
den heelen dag te wachten, tot er weer
wat tijd voorbij is. Ten slotte wacht men
van den eenen maaltijd op den volgenden.
Ik ga zelden meer uit. In de stad ben ik
al in vijf jaar niet meer geweest, hoewel
ik er vlak bij woon. Als ik de straat opga,
kom ik niet verder dan tot den volgenden
winkel. Ik ben altijd alleen, iederen dag.
Het alleen-zijn is ook een teeken dat men
oud is. Terwijl jongere menschen van de
aarde heengaan, moet ik nog hier blijven
en wachten tot ook ik word opgeroepen.”
Tegenover dezen doffen klank wou ik
een ander woord plaatsen, ’t Is van een
oud moedertje, die eens met groote moeite
de tram instrompelde.
„Nou, die heeft ook haar besten tijd ge
had”, zei een der medereizigers zachjes.
Het oudje had de niet voor haar bestemde
woorden echter opgevangen.
„Nee meneer”, zei ze met schitterende
oogen, „m’n beste tijd komt nog; straks
in den hemel.”
Dan is er eeuwigheidsperspectief in het
leven. De zekerheid, dat als dit bouwval
lige aardsche huis „verbroken” wordt, we
een eeuwig gebouw zullen bewonen.
Dan beteekent het oud worden niet al
leen het lengen van de schaduwen en een
sombere zonsondergang, maar de nade
ring van een stralenden morgenstond.
Hartelijke groeten van uw neef
sanne en keek over het diepblauwe 1
naar de schemerige toppen van
Savoysche Alpen.
Haar man en de jongens waren
stapzij had zich een halven dag rust
Een ideale nacht om te werken,
overpeinsde Dirk van Tol, meer bekend
onder den naam „De Vlugge” een titel,
dien hij met eer wist te handhaven door
steeds weer op onnavolgbare wijze de
brandkasten van meer gesitueerde inwo
ners van de stad te ledigen.
Ook nu was hij betrokken in een voor-
deelige „affaire”. Over het algemeen had
Dirk een meer actief aandeel in de ope
raties, doch ditmaal had hij de functie
van uitkijk op zich genomen, terwijl zijn
twee compagnons, Johnny en de Schele,
het zaakje zouden opknappen.
Lui weggezakt achter het stuur van een
groote grijze limousine, met zichtbaar
genoegen een dikken sigaar verasschend,
had hij, tusschen twee verveelde geeuwen
in, tegen zichzelf gezegd, dat het een
ideale nacht was om te werken.
De wagen van het drietal was vlak
naast het trottoir geparkeerd, even voor
bij het imposante gebouw van de Natio
naal Bank, dat, half vervaagd door het
grauwe regengordijn, in het nachtelijk
donker een dreigende, onverzettelijke ko
los van steen geleek.
Johnny en de Scheele waren ongeveer een
uur geleden het bankgebouw binnenge
slipt en hielden zich nu ongetwijfeld on
ledig met het openen van de blijkbaar
hardnekkig weerstand biedende kluis.
Dirk verveelde zich onuitstaanbaar opzijn
uitkijkpost, doch in het besef, dat de uit
kijk niet gemist kan wofden, trachtte hij
zijn ongeduld te bedwingen.
Plotseling ving zijn geoefend gehoor het
geluid op van langzame, naderbij komen
de voetstappen, die hij onmiddellijk her
kende als zijnde afkomstig van een poli-
tie-agent, die zijn ronde deed. Daar het
niet wenschelijk was, dat de agent hem
hier zoo rustig op wacht vond staan,
overlegde hij snel wat er in dit geval kon
worden gedaan. Wegrijden was uitgeslo
ten, want elk oogenblik konden de twee
confraters in het vak, terugkomen van
hun bankwandelingiets anders dus,
wacht, daar wist hij al iets.
Vlug gleed hij den wagen uit, opende
de motorkap en begon daar wat te mor
relen aan draden en bouten. Dit was wel
de beste oplossing van de moeilijkheid,
want wanneer de diender den wagen had
zien staan, met een rustig rookenden man
achter het stuur, en hij had in dien man
misschien den Vlugge herkend, dan had
den er wel eens minder prettige vragen
kunnen volgen en dat moest in ieder ge
val vermeden worden. Dus prutste Dirk
druk aan den motor draaide hier en daar
wat los en weet vast, rumoerde wat met
gereedschap, kortom het geheel wekte den
indruk, dat de wagen niet verder wilde,
één of ander defect had en dit euvel door
den eigenaar opgespoord werd.
Met handen op den rug kwam de die-
delijk op heeterdaad betrapt waren.
Woedend viel hij uit: Hoe heb je dat
geweten, Grijpsma, er was toch geen
enkele aanleiding, dat jij dit zorgvuldig
bedachte plan kon weten.
Aanleiding genoeg, hoor, lachte de
inspecteur vergenoegd, ik'wist er in
derdaad tot voor een uurtje niets van.
Maar jij hebt een fout gemaakt, Dirk, Die
agent, waarmee je hebt staan praten over
dien defecten wagen van jou, herkende
je direct, dat was het eerste. Maar toen
jij hem 'vertelde, dat je panne had en
pas enkele minuten op de bewuste plaats
stond, toen wist hij meteen, dat je on
waarheden vertelde en dat je reeds meer
dan een uur daar gestaan had, want hoe
kon anders de straat onder den wagen
kurkdroog zijn, terwijl het al ruim een
uur aan één stuk door geregend had?
Tegen den muur van een hoekhuis van
een drukke straat staat een heer. Hij is
de wanhoop nabij, naar uit zijn gedragin
gen overduidelijk blijkt. Hij slaat zich te
gen zijn voorhoofd, houdt zijn tot vusiten
gebalde handen voor zijn 'mond en kijkt
met vertwijfelden blik naar het blauw
van den hemel. Dan begint hij in de
straat te ijsbeeren voelt telkens in zijn
zakken en keer ze binnenste buiten. Hij
mompelt in zichzelf en zucht en jammert
hoorbaar: „Och, och! Lieve hemel, wat
moet ik beginnen!”
Zijn gedrag is zoo opvallend, dat de
voorbijgangers blijven staan om hem gade
te slaan, en eén dikke vrouw, die op een
enormen, trillenden pudding lijkt, houdt
angstig een groot pak onder haar arm
geklemd en kijkt nieuwsgierig en verbaasd
naar dien zonderlingen man. Hij is nog
jong en ziet er gezond en verzorgd uit.
Plotseling draait de heer zich vlug om
en stapt op een dame toe, die hem juist
in een boogje wilde passeeren.
Neemt u mij niet kwalijk, mevrouw,
houdt hij haar staande, wanneer was dat
ook weer, de slag bij Waterloo?
De dame stuift angstig achteruit, dt
omstanders echter schuifelen nieuwsgierig
naderbij.
Kunt u het zich niet herinneren? ver
volgt de wanhopige jongeman en kijkt de
dame smeekend aan. Napoleon werd daar
toen verslagen, weet u wel? Wanneer was
dat toch?! Wanneer?!
Vreeselijk! mompelt de pudding ont
daan en doet met naar zware lichaan-
hartroerende pogingen om weg te hollen
De heer omklemt met beide handen
zijn slapen en sluit een oogenblik de
oogen. Dan valt zijn blik op een bood
schappenjongen, die van pure belangstel
ling van zijn fiets was gestapt. Het wordt
langzaam een volksoploop.
Jij moet het toch weten! wendt de
heer zich tot den jongen, die met open
mond staat te luisteren en te kijken, de
slag bij Waterloo, jongeman, wanneer was
dat?! Wanneer?! Dat heb jij op school
toch vast geleerd!
De slungel glimlacht veelbeteekenend en
wijst spontaan naar zijn voorhoofd
Voor de heer nog iets kan zeggen, heeft
deze geste al een frappant effect gesor
teerd. Iedereen snapte ineens de situatie
Die kerel is van Lotje getikt! klinkt
een schelle, verontwaardigde vrouwen
stem mag zooiets maar vrij rondloopen?
En een ander voegt er aan toe Laat
iemand den geneeskundigen dienst waar
schuwen! Die man maakt anders nog on
gelukken]
Wat denkt u wel van mij! windt de
wanhopige jongeling zich op ik ben vol
komen bij mijn verstand! Of is het soms
een teeken van waanzinnigheid, als
iemand wil weten wanneer de slag bij
Waterloon heeft plaats gevonden?!
Mij dunkt dat is zelfs een tamelijk
duidelijk teeken, jongeman! repliceert een
naar der Hermandad rustig aangewan
deld. Bij den wagen gekomen stond hij
stil, knipte zijn lantaarn aan en vroeg
toen
Pech met den wagen, mijnheer
Ja, er schijnt iets te haperen, het zit
blijkbaar nog al diep, want zoo opper
vlakkig gezien is alles in orde.
Dat is lastig. Misschien kunt u beter
een garage waarschuwen of heeft u dit
al gedaan?
Neen, npg niet. Ik sta hier nog maar
enkele minuten, maar het lijkt mij toch
ook wel het beste om er een monteur bij
te halen.
De agent liep nog wat om den wagen
heen, keek ook eens naar den motor om
eindelijk met een groet weer door te
wandelen.
Enkele tellen later zat Dirk weer ach
ter het stuur, voet op het gaspedaal.' ge
héél gereed om direct na aankomst' van
de compagnons te vertrekken, maar dit
tweetal had kennelijk veel moeite met de
safe, want nog niets wees er op, dat zij
in aantocht waren.
Eindelijk, na nog ruim een kwartier
gewacht te hebben, kwamen er twee
schimmen aangesehoven; Dirk opende het
portier, de Scheele en Johnny wipten den
wagen in en op hetzelfde oogenblik
schoot de auto al vooruit.
Bij een eerstvolgende zijstraat echter
moest Dirk krachtig remmen voor een
plotseling uit het regengordijn opdoemen
den tegenligger, welke recht op hun wa
gen aanstuurde. Een botsing scheen on
vermijdelijk, maar Dirk was een behendig
chauffeur en wist den anderen wagen nog
juist te ontwijken.
Opeens schreeuwde Johnny: Schiet
op, Dirk, het is een politie-wagen. Maar
het was al te laat. Vier of vijf agenten,
met de revolvers in de vuist, sprongen
op de treeplanken en dwongen tot stop
pen, waaraan Dirk, die wel inzag, dat
ontvluchten ónmogelijk was, zuchtend
voldeed.
Willen de heeren maar uitstappen
en mag ik u dan meteen verzoeken de
reis in mijn wagen voort te zetten?, klonk
een stem achter het drietal. Het was in
specteur Grijpsma, die deze vraag op
sarcastischen toon aan de heeren stelde.
Daar zij wel uit ervaring wisten, dat
er met Grijpsma niet te spotten viel,
voldeden de heeren” aan dit verzoek en
nog geen vijf minuten later reden zij
weer, maar nu in den arrestantenwagen
en voorzien van de welbekende arm
bandjes.
Op het bureau gekomen werd het Dirk
toch wel al te machtig, dat zij zoo sma-
Ige
krachtig besluit en ging naar
zjjn buurman Willem Durvalles. Als in.
specteur van politie zou die wel de vei
ligste aanwijzing geven.
Durvalles was een groote, sterke, ro-
buste kerel, snel van denken en hande
len, vlug van begrip, sterk in het door
voeren van zijn weloverwogen plannen.
„Kijk eens, Filt, zei hij, jij bent niet
de eerste, die over zoo'n probleem tobt en
jij zult niet de laatste zijn. Zooveel baar
geld is niet vertrouwd in een linnenkast
of matras....
„Nee, juichte Filt, in zijn nopjes, dat
hij de zaak goed bekeken had, dat heb
ik al lang gezegd”.
De inspecteur keek hem een beetje
norsch aan, alsof hij wou zeggen: „Waar,
om haal je mij er dan in?", maar ver
volgde rustig: „Probeer eens de oudste
en vertrouwdste manier: koop een ijzeren
geldkisje, stop je contanten daarin en be
graaf het achter in je tuin.
Jan Filt drukte zijn buurman de hand,
dankbaar, tevreden. Hij durfde niet ten
tweede male zeggen, dat hij al honderd
keer dit plan had gevormd en evenals
alle andere plannen weer verworpen
had. Hij vroeg alleen:
„Zeg, Durvalles, jij hebt ook een aar
dig uitzicht op mijn tuin‘t is me een
kistje lekkere sigaren waard, als je nu en
dan eens mijn bloemetjes bewondert. QT71XTQ A AD CTT? A A T
Vooral in de duisternis iDIui i Drï 1 0 1 L LiA/A. 1
Durvalles lachte; ,,’t komt in orde,
buurman!’*
wijs van afsterven waarop geen vernieu
wing volgt.
Ook gezonden willen niet oud worden
of schijnen en voelen zich gevleid als
men ze voor jonger houdt dan ze wer
kelijk zijn. „Nu, u bent zeker wel zeven
tig vroeg ik eens argeloos aan een
man, die me sprak over de voorbereid
selen tot zijn gouden bruiloft. „Zeven
tig Nee hoor, pas negen-en-zestig.” Let
op dat: pès.
Wat is er dan in ons, dat zich verzet
tegen het verloop van dit natuurlijk pro
ces Wat beweegt vooral de vrouwen om
met alle middelen, welke een „schoon
heidssalon” biedt, te werken aan een
schijnbare verjonging van haar uiterlijk,
een verjonging, welke des te pijnlijker
indruk maakt wanneer we de aldus op
gekalefaterde dame eens zien vóór haar
morgentoilet
Wat is het dan Is het de gedachte, op
zij te worden geschoven voor een jon
gere generatie Al zoo vreeselijk gauw
„te oud” te zijn Een Indischman, die
me sprak over de afvloeiing van ambte
naren en employé’s voegde er spijtig aan
toe„Ik ben al vijf-en-veertig, ik ben
nu vloeibaar.” Op mijn vragenden blik
verklaarde hijik kom nergens meer
aan bod. Ik ben te oud. En toch sta
ik nog mijn man. ben gezond en sterk,
kan meer presteeren dan de meeste
jongelui van vijf-en-dertig. Ik word be
schouwd als een wagon, welke op dood
spoor wordt geschoven. Zoo, blijf daar
maar staan om te verroesten. We hebben
je niet meer noodig.
ging naast
in de
„Ik zal er eens over
antwoordt ze zacht.
„We praten er vanavond wel over!”
werpt Helmut haar snel over tafel toe,
want juist waren de krakende schoenen
van den chef weer te hooren.
Het was nu al de derde dag dat Helmut
Kersten gebogen zat over die afschuwe
lijke balans, waarop geen enkele der ge
bruikelijke sleutels paste, die ervaren
boekhouders plegen aan te wenden.
Onoverbrugbaar gaapte het gat voor den
boekhouder, die nerveus in de getallen en
in zijn haar rondwroette. De jonge man
werd bleek en gejaagd en van een onge
naakbaarheid, die vooral zijn naaste col
lega’s opmerkten. Geen verstandig woord
kon men meer met hem praten. Hij ont
zegde zich iedere pauze en vergat boven
zijn getallen zelfs zijn twaalfuurtje.
Toen ook aan het eind van den derden
dag het verschil nog niet was overbrugd,
zakte de boekhouder wanhopig boven zijn
kasboek in elkaar. De gezichten van zijn
collega’s leken op monsterlijke getallen.
Was er leedvermaak op hun gezichten?
Wantrouwig wendde hij zich van hen af.
Het is sluitingstijd. Luidruchtig nemen
ze afscheid van de boeken en van elkaar.
De tafels worden leeg. Blij treden de men
schen hun privéleven binnen, ieder gaat
daarheen, waar het geluk op hem wacht.
Op Kersten wacht niets.
Wilt u vandaag weer overwerken,
mijnheer Kersten? vraagt een meisjesstem
bezorgd over zijn tafel. De boekhouder
trekt een onwillig gezicht en kijkt niet
op. Ik moet! zegt hij somber.
U vindt het vandaag toch niet. U
bent veel te moe. Ik zou naar huis gaan
en eens goed uitslapen. U werkt zich nog
dood! kapittelt het meisje hem. Nu kijkt
hij op. Maakt u dan de balans op? zou
hij haar naar het'hoofd willen gooien. De
verwijtende blik van het meisje brengt
hem in verwarring. Schouderophalend
kijkt hij een anderen kant op.
Wat moet ik dan doen? klaagt hij.
Scheidt u er voor vandaag mee uit
en ga naar huis! Dan bent u morgen weer
heelemaal frisch, raadt ze hem aan, met
een zekerheid, waaraan hij volgzaam ge
hoor geeft. Hij sluit vermoeid de oogen en
strijkt over zijn voorhoofd. Zij heeft ge
lijk, denkt hij.
Dicht het boek! beslist ze. Helmut
hoort een doffe knal het dikke konto-
boek is dichtgeslagen. Begraven liggen de
getallen. Kersten durft weer op te kijken.
Nu is zijn blik vrij voor de andere dingen
van het leven. Daar is bijvoorbeeld de
kleine collega Ilse Stein, die hem zooeven
energiek bevolen heeft om vrij te nemen.
„Juffrouw Stein” noemt hij haar alleen
maar. Ze spreken uitsluitend over zake
lijke dingen en zeggen „goede morgen” en
gaan begrijpend- „goeden avond” tegen elkaar.
„Slaapt u maar goed uit! Dat zal u
goed doen!” wenscht ze hem toe. En on
deugend voegt ze er aan toe: „Misschien
vinden de kabouters de fout.” Het doet
den boekhouder goed om in haar oogen
te kijken. Verheugd reikt hij zijn collega
de hand het is de eerste keer.
Helmut kan het zichzelf niet ontvein-
zijn, oud-worden, waarachter ik
angst voelde voor het onafwendbare
voor den ouderdom. Nu is*et voor uw
neef Intimus, die nog midden in het
volle leven staat, en af en toe wat grijze
haren ontdekt in zijn weliswaar sterk
gedunden haardos, eenigszins moeilijk,
over oud-worden te schrijven. Maar toch
wilde ik het probeeren. Immers wan
neer men een ding waarvoor men vreest,
recht in de oogen kijkt heeft het dan
reeds niet een groot deel van zijn angst
aanjagende kracht verloren
Waaróm is het zulk een schrikbeeld?
De gedachte aan lichamelijke aftakeling
Ongetwijfeld. Maar wordt niet in een oud
geschrift ons leven een „gestadige dood"
genoemd Dat is een somber woord met
donkeren klank. Maar elke haar, welke
Uitvalt en niet meer terugkomt elke
tand, welke getrokken wordt is een be-
meest verbaasd over was. In de tastbare
duisternis gaf hij den dief een paar
stompen terug, blijkbaar op de juiste
plaats en met voldoende kracht. De greep
van den dief werd minder vast, een ruk
Jan Filt was vrij. Aan’t geld dacht hij
op dat oogenblik niet meer, als hij het
leven er maar afbracht.
Hij wist een lage plek in den haag,
bereikte die met een paar vlugge spron
gen en verdween in de duisternis. Langs
een kleinen omweg kwam hij in zijn wo
ning terug.
Zijn hoofd bonsde van opwinding, van
voldaanheid over zijn energiek optreden
en van de harde klappen, die er op neer
gebonkt waren. Hij was echter met zich
zelf zeer ingenomen, dat hij die opstop
pers van den dief behoorlijk terugbetaald
had.
Een uur later was het kistje met
houd weer in de linnenkast verstopt
Den volgenden morgen ontmoette
zijn buurman.
Ik heb het geld toch maar weer
gegraven, Durvalles, ik dacht
Heel goed gehandeld, Filtje, ik had
het je juist willen voorstellen. Je moet
weten, dat ik gisteravond een verdacht
geluid van voetstappen in je tuin hoor
de; ik er voorzichtig op af, en jawel
hoor, daar stond me een kerel precies
bij de plek waar ’t geld verborgen lag.
Ik heb hem een paar opstoppers ver
kocht, dat was niet mooi meer. Half be
wusteloos heb ik hem over de haag ge
smeten, maar de vent is me ontkomen
'tMoet een pootige kerel geweest zijn,
want hij gaf me een pomp vlak in de
maag
Jawel, zei Jan Fit voldaan een
lekker sigaartje zal die pijn wel gauw
stillen. Probeer deze alvast
Onlangs toen ik bij u was, vroeg u
tneNu Intimus, hoe vind je je ouden
oom Valt hij je nog mee Ja, ik met
m’n oude bottenEn eiken keer in het
gesprek maakte u een toespeling op oud-
rende, forsche heer, die, zijn regenton-
achtigen buik voor zich uit schuivend,
zich met moeite een weg had gebaand
door de menschenmassa. De heer maakt
den indruk van een vredig, gemakzuchtig
burger; niemand zou een vlugge beweging
van hem verwachten, maar de schijn be
driegt Met een handigen politiegreep
pakt hij den kennelijk waanzinnige en het
volgende oogenblik hebben drie, vier an
deren ook al de helpende hand uitgesto
ken.
Een ambulance-autobrult de dikke.
De boodschappenjongen springt als een
haas op zijn fiets en trapt zooals hij nog
nooit heeft gedaanAlle protesten van
den overrompelde helpen niet. De man
nen, die hem vasthouden, zijn vastbesloten
een goed werk te verrichten. De volksop
loop groeit, groeit. Men hoort het drin
gende geroep om een politie-agent.
Dan loeit de sirene van den reddings-
wagen, de remmen knarsen en de onge
lukkige jongeling wordt zich plotseling
bewust van het hopelooze van zijn situatie.
Mijn hemel, schreeuwt hij, ik wil
toch alleen maar weten, wanneer de slag
bij Waterloo is geweest
Dat was op 27 Juni 1815, roept een
scholiertje van tien trotsch.
JuistJuist, jajuicht de heer nu
zichtbaar verlicht, 271815 Gelukkig
Laat u het mij even opschrijven, heeren.
Ik kan namelijk heelemaal geen getallen
onthoudenHet was toch al zoo’n toer
voor me om er achter te komen, wanneer
die slag bij WaterlooLaat toch in
’s hemelsnaam mijn arm los, man 1 27
1815 Laat mijn arm toch los, mensch
Vóór ik het vergeet, het jaartalWant dan
bega ik een ongeluk
Iedereen is sprakeloos van .verbazing en
krijgt een koude rilling. De geuniformde
mannen van de reddingsbrigade slepen
den wanhopig tegenspartelenden ramp
zalige naar de ambulance-auto, maar nog
voor zij bij den wagen zijn, slaagt de on
gelukkige er in, zijn rechterarm vrij te
krijgen en begifct haastig de data van den
slag bij Waterloo te noteeren. 271815
Dan slaakt hij een diepen zucht van ver
lichting.
Ziet u, licht de nu plotseling zeer ge
lukkig uitziende jongeman de in een cir
kel om hem heen staande mannen toe,
271815, dat is namelijk haar telefoon
nummer Ik ken haar pas en van pure
verliefdheid heb ik er nog niet aan ge
dacht haar naar haar achternaam te vra
gen, zoodat ik haar nummer ook niet in
het telefoonboek kon zoeken Zij heeft mij
alleen haar voornaam gezegd en haar
telefoonnummer en zij voegde er aan toe
als je het niet kan onthouden, jij ezels-
kopje, mijn nummer is het zelfde als de
datum van den slag bij WaterlooIk
moet haar dadelijk opbellen, ik ben al een
kwartier te laat
De brigade-mannen l
glimlachend op zij, de jongeling baant zich
een weg door de menigte en holt naar de
telefooncel, nagestaard door de giebelende
massa nieuwsgierigen.
zen: een aangename rust en stille blij
heid begeleiden hem den geheelen avond.
Zelfs naar de radiomuziek van de buren
kan hij aandachtig luisteren. Prettig is
dat allemaaloverlegt Helmut en
denkt daarbij aan Ilse Stein. En hij ver
wondert zich over zijn merkwaardige
verandering.
Pas ’s morgens is het drukkende ge
voel er weer, als zijn blik over de cij-
ferkolommen glijdtHulpzoekend
springen zijn oogen naar den overkant,
naar Use’s plaats, maar ze is er nog
niet. Mismoedig grijpt hij papier en pot
lood en buigt zich over de getallen.
Even bekijkt hij ze met een eigenaardige
starheid in zijn blik. Dan wendt hij plot
seling het hoofd om. Zijn blikken sprin
gen over boeken en getallen, planken,
gezichten van collega’s. Snel richten ze
zich op de deur, waardoor juist Ilse rus
tig en eenvoudig binnenkomt.
Helmut springt op. De stoel wankelt,
valt om Daar staat de boekhouder al bij
het meisje en stoot een vreugdekreet uit.
Eenvoudig staat ze voor hem, eenvoudig
en kameraadschappelijk. In wilde haast
grijpt hij haar handen en drukt ze, zon
der te merken dat hij haar pijn doet.
Maar dat voelt vandaag zelfs het meisje
niet De overmaat van vreugde, die de
heele omgeving als een vonk doet ont
branden, slaat op haar over. Zijn handen
pakken Use’s gezicht beet. Ze omvatten
het dol van vreugde. Plotseling kust
Helmut zijn collega heftig op het voor
hoofd. Bijna was hij nog met haar door
het kantoorvertrek gewalsd, wanneer
niet op hetzelfde oogenblik de chef bin
nengekomen was.
„Wat is er hier
vraagt hij.
„De balans klopt!” klinkt het met on
gewone geluidssterkte van de lippen van
den jongen man. En hij straalt er bij als
een pas ontstoken lampion. Dit werkt nu
ook op het gevoel voor humor van den
chef en alle collega’s barsten in lachen
uit, waardoor de sombere inventarisatie-
stemming wordt verdreven. Dit brengt
den zegevierenden boekhouder in een
plotselinge verlegenheid. Hij komt
schaamtevol tot bezinning en maakt een
verontschuldigde buiging voor juffrouw
Stein: „Daar heb ik u in mijn vreugde
wat moois geleverd!”
Ilse Stein lacht hartelijk. „Ik ben niet
boos op u. Het was toch in zekeren zin
een kameraadschappelijke kus,” lacht ze
vergenoegd. Helmut buigt zich een beet
je naar juffrouw Stein over en fluistert:
„Nu spijt het mij bijna, dat het niet uw
mond geweest is, juffrouw Stein
Dreigend steekt Ilse haar vinger tegen
hem op: „Foei!”
Heel voorzichtig fluistert hij haar over
de tafel toe: „Juffrouw Ilse, ik heb nog
een balans, die ik alleen niet uit kan
krijgen. Wilt u mij helpen, juffrouw
Ilse?”
Ze glimlacht,
denken, maar...
De heer van Voorthoven vond het
plakboek van zijn vrouw en begreep. Om
haar werk te beëindigen knipte hij een
foto van het ongeluk, dat haar het leven
had gekost, uit een geïllustreerd tijd
schrift en plakte het op de laatste halve
bladzijde.
Jaren later, toen de jongens hun plan
nen om vliegenier te worden, al lang ver
geten waren, gaf de vader hun het plak
boek in de handen met de verklaring.
Ze begrepen.
Het plakboek werd een heiligdom voor
de drie mannen.
Dèt is misschien het pijnlijksteHet op
zij geschoven worden. Nu is dit in onze
Hollandsche maatschappij meestal niet
met 45-jarigen het geval. Maar als we 65
zijn Ja, zei me eens een ambtenaar, die
enorm hard had gewerkt, gisteren kwam
ieder nog bij me met alle moeilijkheden,
en stónd ik geheel voor mijn taak,
’s middags was het officieele afscheid en
nu nu heb ik niets. M’n heele leven
gesjouwd en wat nu verder Kippen
voeren Mijn krantje lezen Bood
schappen voor mijn vrouw doen De
leegte gaapt me tegen.
Maar, vroeg ik hem. hebt u dan geen
dingen waarin u belangstelt; U hebt
vroeger zoo dikwijls gezegd: Als ik ge-
pensionneerd ben, ga ik dit en dat doen.
Ja, was het antwoord, zoo dacht ik twin
tig jaar geleden. Maar ik heb nooit tijd
voor iets gehad.. Nu is mijn belangstel
ling er voor verschrompeld. Vroeger kón
ik het niet, nu kom ik er niet meer toe.
Zulke mannen gaan dan uit gebrek aan
andere interesse’s zich bemoeien met het
huishouden, worden keukenpieten of smul
papen, genieten van allerlei schandaalver-
haaltjes of worden in ’t beste geval ver
woede bridgers. „Vader is net een oud
wijf geworden”, zegt de opgroeiende zoon,
wiens kritiek zich niet bepaald door pië
teit en wijze bezonkenheid onderscheidt
Er ontstaat een honger om iets te bele
ven. Uit gebrek aan contact met de bui
tenwereld. aan gewichtige dingen, richt de
belangstelling zich dan op allerlei piete
peuterigheden.
Over kleine teleurstellingen, waarover
een normaal werkend mensch in enkele
minuten heen is (b.v. een afgezegd bridge-
avondje) wordt uren gepraat, dagen ge
zeurd.
gegund en lag te genieten.
Opeens schrok ze uit haar mijmering
op. Daar waren haar man en de jongens.
Uit de verte hoorde ze reeds de opge
wonden stemmen. Verheugde stemmen.
Langzaam kon ze wat onderscheiden van
Mams, hoor eensHeerlijkFijn
Prachtig Vader heeft beloofd
Wat heeft vader beloofd
We gaan vliegen morgen.
Mevrouw van Voorthoven schrok. Ont
zet keek ze van haar man naar de jon
gens en van de jongens naar haar man.
Angst en verdriet klonken in haar stem,
toen ze vroeg
Ga je vliegen met de kinderen
Ja, in een ondoordacht oogenblik heb
ik het hun beloofd. Met ons drieën
Jullie drieën En ik dan
Jij
Ja, natuurlijk. Mag ik zoo’n heerlijk
tochtje niet meemaken
Spontaan omhelsden de jongens
en wervelden weer weg.
De heer van Voorthoven
haar zitten, keek haar lachend
oogen en zei
Ik vind het flink van je, dat je je
over je angst heenzet en meegaat.
Dacht je dan, Albert, dat ik alleen
zou willen achterblijven, als er iets
gebeurt?
Den volgenden middag zweefde een
prachtig passagiersvliegtuig boven het
meer van Genève. De inzittenden hadden
een sprookjesachtig schouwspel over het
schoone landschaphet blauwe, vlakke
meer, waarin zich de beboschte en be
bouwde oevers weerspiegelden, de bergen
met bosch en wei en daartusschen als zil
veren linten de snelle, blanke bergbeekjes.
Ze zagen de Rhone zich uitstorten in het
meer, om bij Genève den weg naar
Frankrijk te banen. In het Nobrden de be
kende toppen van het Berner Oberland
en in het Zuiden de besneeuwde toppen
van de Savoysche Alpen.
Rustig drijvend op haar breede vleu
gels gleed de sierlijke vogel door het
luchtruim, nagestaard door velen aan de
oevers.
Mevrouw van Voorthoven drukte haar
man de hand en keek vol liefde ook naar
haar jongens. Ze voelde de heerlijkheid
van het vliegen, ze genoot, zooals ze nog
nooit van sport genoten had. Het was de
grootste sensatie van haar leven. Ze be
greep, wat het voor jongens moest be-
teekenen, zelf zoo’n vliegtuig te besturen.
Nu had ze geleerd, haar jongens niet
meer te moeten tegenwerken.
Vanuit de betrekkelijk geringe hoogte
keken ze naar het schitterend panorama,
dat zich voor hun verbijsterende oogen
ontroldeze wezen elkaar de bekende
plekjes.
Ook aan de oevers van het meer ston
den menschen, die maar niet genoeg kon
den krijgen van het staren naar den
rustig voortzwevenden vogel en ieder
voelde den lust in zich opkomen, om ook
eens zoo’n tocht te maken.
Maar, opeens voer een schok van schrik
en angs door de toeschouwers op wandel
wegen en hotelterrassen. Ze wezen elkaar
vol ontzetting het toestel,
zulke onzekere bewegingen maakte,
had de bestuurder het niet meer in zijn
macht. Het wendde zich vlug naar het
vliegveld, vanwaar het was opgestegen.
Te laat. Het geronk van den motor
verstomde. Het werd angstig stil in de
lucht en op de oevers. Onverwacht zagen
ze de ramp een vleugel liet los, viel
pijlsnel neer in het water, het vliegtuig
schommelde
Verstomd van schrik zagen de toe
schouwers elkaar aan. Men wist het: het
vliegtuig met toeristen.
Motorbooten spoedden zich opeens van
alle kanten naar de plek van het onheil.
Het toestel was in het water gestort, op
de gelukkigse plaats: niet diep genoeg, om
geheel te verzinken, net diep genoeg, om
de kracht van den val te breken.
Aan de koelbloedigheid, bekwaamheid
en vastberadenheid van den piloot was
het te danken, dat alle passagiers er het
leven afbrachten. Alleen één dame was
van den schrik dood gebleven, op weg
naar haar hotelhet was een
sche damemevrouw van Voorthoven.