HAAGSCHE COURANT EEN VERDACHT GELUID LETTERKUNDIG BIJBLAD VAN DE DE KAMERAAD SCHAPPELIJKE KUS Zaterdag 2 Augustus 1941, No. 17943?4 p 2- PECH GEHAD ANGST Intieme brieven Oud worden. Het naderen van den morgen tenZ INTIMUS. J op hand?” de aan in haar op- Wil t u mij helpen, dat Beste Oom, de in opeens als op Holland- Diep in gepeins gezonken stond hij bij den begraven schat Opeensstil! Hoorde hij geen voet stappen? Verbeelding natuurlijk. Stil! weer! Doodsche stilte. Het hart bonsde hem in de keel, hij durfde niet te ade men. Dan kort, fel. snel een paar spron gen iemand greep hem bij de kraag en gaf hem een paar stevige opstoppers - Een dief, aan wien hij nu precies d« plaats verraden had waar zijn schat was begraven; een dief, die hem bewusteloos wilde slaan om het geld te rooven. Maar nu ontwikkelde de anders zoo sloome Filt een kracht, snelheid van den ken en handelen, waar hij Later zelf het 't Kwam in orde, dik in orde. Een ijze ren geldkistje zonk in een donkeren nacht een halven meter onder den grond achter in den tuin van Jan Filt. Niemand had het gezien, dat docht hij. Maar, zeker heid Zijn rust was weg, zijn vreugdether. mometer daalde tot onder het nulpunt; de barometer stond op storm. Het liefst zou hij honderd keer per dag en nacht! het kistje hebben opgegra ven om het geld na te tellen. Maar, dat had de inspecteur hem beslist ontraden: „Niet in den hoek van den tuin komen waar de schat begraven ligt, je zou er dieven door aantrekken!” En dat was logisch. Maar logica, ook de zuiverste wordt tenslotte teniet gedaan door zenuwachtigheid. Trouwens, de zenuwachtigheid van Jan Filt deed alles teniet, ook het huiselijk geluk, de tevredenheid, levenslustook de slaap. Misschien de slaap nog 't ergst van alles. Want juist in de slaap kwamen de afgrijselijkste droombeelden hem kwellen. Nachtelijke gevechten met die ven eindigden met een schreeuw en ver schrikt ontwaken. Mevrouw Filt incas seerde bij afwezigheid van werkelijke dieven menige uppercut of rechtsche directe. „Alles is beter dan deze zenuwspanning zei Mevrouw Filt Ga 't geld uit den tuin opgraven, of Maar, dat wilde Filt niet, uit schaamte voor zijn buurman. „Weet je, wat je dan doet?” vroeg Me vrouw Filt, toen ze weer eens met een blauw oog opstond, ga 's avonds, voor je naar bed gaat eens even een onver schillig kijkje nemen in den tuin, voor je gaat slapen. Dat zal een beele gerust stelling voor je zijn. Dat was een prachtig plan en diende uitgevoerd te worden. Filt kon den tijd bijna niet afwachten, dat hij zijn inspec tietocht zou beginnen. Eindelijk was het stikdonker en als hij niet op den tast den weg door zijn tuin kende, had hij zelf het plekje niet gevonden. Geld heeft vele prettige kantjes, maar éér. fout: het plaagt Het plaagt hem, die er te weinig en hem, die er te veel van heeft Dat ondervond Jan Filt die een even aardige als onverwachte erfenis mocht toucheeren op een oogenblik, dat er wei nig gelegenheid was om het rendabel te maken. Het derven van rente was niet het ergste, maar waar kon je in feL bewogen tijden een som geld veilig be waren? In huis? Dat lokt inbrekers. Op een bank? De eigenwijze Filt vond niets minder safe dan een safe. Na eenige slapelooze nachten nam Jan Filt een MggjaÉ verplaatsen. Die méégaat met den tijd, niet in een dwaze imitatie van jong zijn zulke menschen maken zich alleen be lachelijk. Als een 25jarige aan een jong meisje het hof maakt, is dat natuurlijk: als een 65-jarige het doet, wordt er iets den ouden bok en het jong meiske zijn, spreekt dat vanzelf. Als oma uren voor den spiegel door brengt, wordt ze terecht uitgelachen. Maar een oude van dagen, die op een lang en veelbewogen leven mag terugzien, kan zoo wonderlijk goed luisteren. Niet pra ten, maar luisteren. Aan hem of haar kan een jongere zoo heerlijk vertellen, wat zijn hart verontrust. En samen kunnen ze den weg zoeken, de door het leven be proefde en misschien geslagene, en de jongere, in al de verwarring van een be nauwd gemoed. Een oudere moet niet jong willen doen, maar het hart moet jong blijven, moet open staan voor anderen, voor eigen kin deren of kleinkinderen, voor de heele om geving. Het moet open staan voor de kleine vreugden van deze wereld. Voor een stra- lenden lentedag, voor een moei boek, voor een prachtig muziekstuk, voor een vroo- lijken kinderlach. Het moet meeleven met de gebeutenissen van den dag, maar alle dingen zien vanuit een hooger standpunt, 't Moeilijkste is het gevoel van overbodig heid misschien voor de huismoeders. Ze hebben hun heele leven gezorgd voor man en kinderen, maar de man is dood, de kinderen zijn getrouwd. En de huisvrouw heeft haar heele leven zooveel willen doen, dat ze vergeten heeft iets te zijn. Welken inhoud heeft dit leven, als ze niet meer kan bedisselen in het huishou den, niet zorgen voor alle kleine behoef- tenZ t Laudator temporis act! Als logisch gevolg van die geestelijke leegte komt dan een overschatten van het verleden. Hoe dikwijls, oom, heb ik u niet hooren zeggen: In m ij n tijd was dat an ders. Ja, vroeger maar nu née hoor. Zoo oom, was in uw jeugd misschien de lucht gezonder of hadden de koeien grootere koppen? Heusch, als dat wérke lijk zoo was, als de wereld met elke gene ratie achteruitging, dan zaten we allang op de puinhoopen van onze beschaving. Óp die manier verliest u elk contact met de jeugd. De jeugd die snel en overmoedig, geen lust heeft naar dat zinlooze gezeur té luisteren, maar u inderdaad beschouwt als een buiten dienst gestelden waggon. Getrouwde kinderen bezoeken plichtma tig Zondagsmiddags dan nog eens hun ouders tot ook dat ophoudt en de ver eenzaming steeds grooter wordt. De tijd die bestemd is om den oogst des levens binnen te halen, ziet ons met leege han den staan. Een koopman wiens heele leven in het teeken gestaan heeft van: geldverdienen, véél geld verdienen, en die daarin ge slaagd is (met hoe weinigen is dat het geval?) zei me onlangs: „Wat vind je nu? Geniet ik nu van mijn geld? Wat héb ik er aan? Geluk geeft het me niet.” Neen, dat geloof ik best. De eeuwig- heidsbehoeften van een mensch worden niet door het stoffelijke bevredigd. Is er dan geen uitweg? Willen jonge ren inderdaad niet luisteren naar oude ren? Ik geloof van wél. ’k Geloof zelfs, dat ze dikwijls begeerig uitzien naar de bezonken wijsheid, die niets meer voor zichzelven vraagt, doch alleen aan het geluk van anderen denkt. Dat ze luistert naar hem. die de frischheid van geest be houden heeft om zich in hun toestand te gebromd van den ouden groene blaadje. Als een „mooi” wil Mevrouw van Voorthoven had een ge heimpje met zichzelf, dat ze had wegge sloten, diep in het verste schuilhoekje van haar hart, waarin overigens niet veel geheimen verborgen waren. Ze had een eerlijk, open karakter en besprak alle voorkomende huiselijke zorgen en vreugden in vol vertrouwen met haar man. Dat eene geheimpje kon dus best door den beugel, er zijn vrouwen met méér, met andere geheimpjes. Want haar heele geheim bestond in het volplakken van een schoolschrift met plaatjes geknipt uit kranten en tijdschriften. Maar het waren alleen plaatjes, foto’s van veron gelukte vliegtuigen. Haar jongens waren opgegroeid met de ontwikkeling van de vliegerij en voor hen bestond er maar één ideaalvliege nier worden. En telkens als ze erover spraken met jeugdig enthousiasme en remlooze voortvarendheid, zag de moeder een vliegtuig brandend neerstorten en daaronder haar beide zonen. Het werd een obcessie voor allen voor de jongens om vliegenier te worden, voor de moeder om het in stilte tegen te werken. Maar hoe Wat kon ze doen Tegen spreken zou den lust verdubbelen. Dat begreep ze. Eindelijk meende ze er iets op gevon den te hebben. Ze kocht een dik school schrift, dat ze als plakboek ging inrich ten. Alle vliegongevallen knipte ze uit en plakte ze in haar boek. Op het juiste oogenblik zou ze het te voorschijn halen, en haar jongens een hellzamen schrik in boezemen. Zoo hoopte ze het leven van haar jongens te redden. Nog een halve bladzijde was open Ze wachtte nog op een geschikte foto, maar het moest een sluitstuk zijn, dat indruk zou maken blijvende indruk De vacantiereis ging naar Zwitserland. Mevrouw van Voorthoven was erg in haar schik, want daar zou zeker niet veel gelegenheid zijn om over vliegerij te praten. Bergtoeren, sport en wande lingen zouden voor de noodige afleiding zorgen. Rustig en tevreden zat ze op het breede terras van het hotel „Esplanada” te Lau sanne en keek over het diepblauwe meer de Voor me ligt de bekentenis van een 89-jarige weduwe. Ze schrijft: „Op mijn 60ste jaar was ik nog niet outf. Maar als de kinderen, die men heeft opgevoed, zelf hun leven leven, trouwen en sterven, en men toch allen overleefd, dan is men oud. Het is niet mooi, oud te zijn. Men voelt zich als een waardeloos hoopje. Men zit den heelen dag te wachten, tot er weer wat tijd voorbij is. Ten slotte wacht men van den eenen maaltijd op den volgenden. Ik ga zelden meer uit. In de stad ben ik al in vijf jaar niet meer geweest, hoewel ik er vlak bij woon. Als ik de straat opga, kom ik niet verder dan tot den volgenden winkel. Ik ben altijd alleen, iederen dag. Het alleen-zijn is ook een teeken dat men oud is. Terwijl jongere menschen van de aarde heengaan, moet ik nog hier blijven en wachten tot ook ik word opgeroepen.” Tegenover dezen doffen klank wou ik een ander woord plaatsen, ’t Is van een oud moedertje, die eens met groote moeite de tram instrompelde. „Nou, die heeft ook haar besten tijd ge had”, zei een der medereizigers zachjes. Het oudje had de niet voor haar bestemde woorden echter opgevangen. „Nee meneer”, zei ze met schitterende oogen, „m’n beste tijd komt nog; straks in den hemel.” Dan is er eeuwigheidsperspectief in het leven. De zekerheid, dat als dit bouwval lige aardsche huis „verbroken” wordt, we een eeuwig gebouw zullen bewonen. Dan beteekent het oud worden niet al leen het lengen van de schaduwen en een sombere zonsondergang, maar de nade ring van een stralenden morgenstond. Hartelijke groeten van uw neef sanne en keek over het diepblauwe 1 naar de schemerige toppen van Savoysche Alpen. Haar man en de jongens waren stapzij had zich een halven dag rust Een ideale nacht om te werken, overpeinsde Dirk van Tol, meer bekend onder den naam „De Vlugge” een titel, dien hij met eer wist te handhaven door steeds weer op onnavolgbare wijze de brandkasten van meer gesitueerde inwo ners van de stad te ledigen. Ook nu was hij betrokken in een voor- deelige „affaire”. Over het algemeen had Dirk een meer actief aandeel in de ope raties, doch ditmaal had hij de functie van uitkijk op zich genomen, terwijl zijn twee compagnons, Johnny en de Schele, het zaakje zouden opknappen. Lui weggezakt achter het stuur van een groote grijze limousine, met zichtbaar genoegen een dikken sigaar verasschend, had hij, tusschen twee verveelde geeuwen in, tegen zichzelf gezegd, dat het een ideale nacht was om te werken. De wagen van het drietal was vlak naast het trottoir geparkeerd, even voor bij het imposante gebouw van de Natio naal Bank, dat, half vervaagd door het grauwe regengordijn, in het nachtelijk donker een dreigende, onverzettelijke ko los van steen geleek. Johnny en de Scheele waren ongeveer een uur geleden het bankgebouw binnenge slipt en hielden zich nu ongetwijfeld on ledig met het openen van de blijkbaar hardnekkig weerstand biedende kluis. Dirk verveelde zich onuitstaanbaar opzijn uitkijkpost, doch in het besef, dat de uit kijk niet gemist kan wofden, trachtte hij zijn ongeduld te bedwingen. Plotseling ving zijn geoefend gehoor het geluid op van langzame, naderbij komen de voetstappen, die hij onmiddellijk her kende als zijnde afkomstig van een poli- tie-agent, die zijn ronde deed. Daar het niet wenschelijk was, dat de agent hem hier zoo rustig op wacht vond staan, overlegde hij snel wat er in dit geval kon worden gedaan. Wegrijden was uitgeslo ten, want elk oogenblik konden de twee confraters in het vak, terugkomen van hun bankwandelingiets anders dus, wacht, daar wist hij al iets. Vlug gleed hij den wagen uit, opende de motorkap en begon daar wat te mor relen aan draden en bouten. Dit was wel de beste oplossing van de moeilijkheid, want wanneer de diender den wagen had zien staan, met een rustig rookenden man achter het stuur, en hij had in dien man misschien den Vlugge herkend, dan had den er wel eens minder prettige vragen kunnen volgen en dat moest in ieder ge val vermeden worden. Dus prutste Dirk druk aan den motor draaide hier en daar wat los en weet vast, rumoerde wat met gereedschap, kortom het geheel wekte den indruk, dat de wagen niet verder wilde, één of ander defect had en dit euvel door den eigenaar opgespoord werd. Met handen op den rug kwam de die- delijk op heeterdaad betrapt waren. Woedend viel hij uit: Hoe heb je dat geweten, Grijpsma, er was toch geen enkele aanleiding, dat jij dit zorgvuldig bedachte plan kon weten. Aanleiding genoeg, hoor, lachte de inspecteur vergenoegd, ik'wist er in derdaad tot voor een uurtje niets van. Maar jij hebt een fout gemaakt, Dirk, Die agent, waarmee je hebt staan praten over dien defecten wagen van jou, herkende je direct, dat was het eerste. Maar toen jij hem 'vertelde, dat je panne had en pas enkele minuten op de bewuste plaats stond, toen wist hij meteen, dat je on waarheden vertelde en dat je reeds meer dan een uur daar gestaan had, want hoe kon anders de straat onder den wagen kurkdroog zijn, terwijl het al ruim een uur aan één stuk door geregend had? Tegen den muur van een hoekhuis van een drukke straat staat een heer. Hij is de wanhoop nabij, naar uit zijn gedragin gen overduidelijk blijkt. Hij slaat zich te gen zijn voorhoofd, houdt zijn tot vusiten gebalde handen voor zijn 'mond en kijkt met vertwijfelden blik naar het blauw van den hemel. Dan begint hij in de straat te ijsbeeren voelt telkens in zijn zakken en keer ze binnenste buiten. Hij mompelt in zichzelf en zucht en jammert hoorbaar: „Och, och! Lieve hemel, wat moet ik beginnen!” Zijn gedrag is zoo opvallend, dat de voorbijgangers blijven staan om hem gade te slaan, en eén dikke vrouw, die op een enormen, trillenden pudding lijkt, houdt angstig een groot pak onder haar arm geklemd en kijkt nieuwsgierig en verbaasd naar dien zonderlingen man. Hij is nog jong en ziet er gezond en verzorgd uit. Plotseling draait de heer zich vlug om en stapt op een dame toe, die hem juist in een boogje wilde passeeren. Neemt u mij niet kwalijk, mevrouw, houdt hij haar staande, wanneer was dat ook weer, de slag bij Waterloo? De dame stuift angstig achteruit, dt omstanders echter schuifelen nieuwsgierig naderbij. Kunt u het zich niet herinneren? ver volgt de wanhopige jongeman en kijkt de dame smeekend aan. Napoleon werd daar toen verslagen, weet u wel? Wanneer was dat toch?! Wanneer?! Vreeselijk! mompelt de pudding ont daan en doet met naar zware lichaan- hartroerende pogingen om weg te hollen De heer omklemt met beide handen zijn slapen en sluit een oogenblik de oogen. Dan valt zijn blik op een bood schappenjongen, die van pure belangstel ling van zijn fiets was gestapt. Het wordt langzaam een volksoploop. Jij moet het toch weten! wendt de heer zich tot den jongen, die met open mond staat te luisteren en te kijken, de slag bij Waterloo, jongeman, wanneer was dat?! Wanneer?! Dat heb jij op school toch vast geleerd! De slungel glimlacht veelbeteekenend en wijst spontaan naar zijn voorhoofd Voor de heer nog iets kan zeggen, heeft deze geste al een frappant effect gesor teerd. Iedereen snapte ineens de situatie Die kerel is van Lotje getikt! klinkt een schelle, verontwaardigde vrouwen stem mag zooiets maar vrij rondloopen? En een ander voegt er aan toe Laat iemand den geneeskundigen dienst waar schuwen! Die man maakt anders nog on gelukken] Wat denkt u wel van mij! windt de wanhopige jongeling zich op ik ben vol komen bij mijn verstand! Of is het soms een teeken van waanzinnigheid, als iemand wil weten wanneer de slag bij Waterloon heeft plaats gevonden?! Mij dunkt dat is zelfs een tamelijk duidelijk teeken, jongeman! repliceert een naar der Hermandad rustig aangewan deld. Bij den wagen gekomen stond hij stil, knipte zijn lantaarn aan en vroeg toen Pech met den wagen, mijnheer Ja, er schijnt iets te haperen, het zit blijkbaar nog al diep, want zoo opper vlakkig gezien is alles in orde. Dat is lastig. Misschien kunt u beter een garage waarschuwen of heeft u dit al gedaan? Neen, npg niet. Ik sta hier nog maar enkele minuten, maar het lijkt mij toch ook wel het beste om er een monteur bij te halen. De agent liep nog wat om den wagen heen, keek ook eens naar den motor om eindelijk met een groet weer door te wandelen. Enkele tellen later zat Dirk weer ach ter het stuur, voet op het gaspedaal.' ge héél gereed om direct na aankomst' van de compagnons te vertrekken, maar dit tweetal had kennelijk veel moeite met de safe, want nog niets wees er op, dat zij in aantocht waren. Eindelijk, na nog ruim een kwartier gewacht te hebben, kwamen er twee schimmen aangesehoven; Dirk opende het portier, de Scheele en Johnny wipten den wagen in en op hetzelfde oogenblik schoot de auto al vooruit. Bij een eerstvolgende zijstraat echter moest Dirk krachtig remmen voor een plotseling uit het regengordijn opdoemen den tegenligger, welke recht op hun wa gen aanstuurde. Een botsing scheen on vermijdelijk, maar Dirk was een behendig chauffeur en wist den anderen wagen nog juist te ontwijken. Opeens schreeuwde Johnny: Schiet op, Dirk, het is een politie-wagen. Maar het was al te laat. Vier of vijf agenten, met de revolvers in de vuist, sprongen op de treeplanken en dwongen tot stop pen, waaraan Dirk, die wel inzag, dat ontvluchten ónmogelijk was, zuchtend voldeed. Willen de heeren maar uitstappen en mag ik u dan meteen verzoeken de reis in mijn wagen voort te zetten?, klonk een stem achter het drietal. Het was in specteur Grijpsma, die deze vraag op sarcastischen toon aan de heeren stelde. Daar zij wel uit ervaring wisten, dat er met Grijpsma niet te spotten viel, voldeden de heeren” aan dit verzoek en nog geen vijf minuten later reden zij weer, maar nu in den arrestantenwagen en voorzien van de welbekende arm bandjes. Op het bureau gekomen werd het Dirk toch wel al te machtig, dat zij zoo sma- Ige krachtig besluit en ging naar zjjn buurman Willem Durvalles. Als in. specteur van politie zou die wel de vei ligste aanwijzing geven. Durvalles was een groote, sterke, ro- buste kerel, snel van denken en hande len, vlug van begrip, sterk in het door voeren van zijn weloverwogen plannen. „Kijk eens, Filt, zei hij, jij bent niet de eerste, die over zoo'n probleem tobt en jij zult niet de laatste zijn. Zooveel baar geld is niet vertrouwd in een linnenkast of matras.... „Nee, juichte Filt, in zijn nopjes, dat hij de zaak goed bekeken had, dat heb ik al lang gezegd”. De inspecteur keek hem een beetje norsch aan, alsof hij wou zeggen: „Waar, om haal je mij er dan in?", maar ver volgde rustig: „Probeer eens de oudste en vertrouwdste manier: koop een ijzeren geldkisje, stop je contanten daarin en be graaf het achter in je tuin. Jan Filt drukte zijn buurman de hand, dankbaar, tevreden. Hij durfde niet ten tweede male zeggen, dat hij al honderd keer dit plan had gevormd en evenals alle andere plannen weer verworpen had. Hij vroeg alleen: „Zeg, Durvalles, jij hebt ook een aar dig uitzicht op mijn tuin‘t is me een kistje lekkere sigaren waard, als je nu en dan eens mijn bloemetjes bewondert. QT71XTQ A AD CTT? A A T Vooral in de duisternis iDIui i Drï 1 0 1 L LiA/A. 1 Durvalles lachte; ,,’t komt in orde, buurman!’* wijs van afsterven waarop geen vernieu wing volgt. Ook gezonden willen niet oud worden of schijnen en voelen zich gevleid als men ze voor jonger houdt dan ze wer kelijk zijn. „Nu, u bent zeker wel zeven tig vroeg ik eens argeloos aan een man, die me sprak over de voorbereid selen tot zijn gouden bruiloft. „Zeven tig Nee hoor, pas negen-en-zestig.” Let op dat: pès. Wat is er dan in ons, dat zich verzet tegen het verloop van dit natuurlijk pro ces Wat beweegt vooral de vrouwen om met alle middelen, welke een „schoon heidssalon” biedt, te werken aan een schijnbare verjonging van haar uiterlijk, een verjonging, welke des te pijnlijker indruk maakt wanneer we de aldus op gekalefaterde dame eens zien vóór haar morgentoilet Wat is het dan Is het de gedachte, op zij te worden geschoven voor een jon gere generatie Al zoo vreeselijk gauw „te oud” te zijn Een Indischman, die me sprak over de afvloeiing van ambte naren en employé’s voegde er spijtig aan toe„Ik ben al vijf-en-veertig, ik ben nu vloeibaar.” Op mijn vragenden blik verklaarde hijik kom nergens meer aan bod. Ik ben te oud. En toch sta ik nog mijn man. ben gezond en sterk, kan meer presteeren dan de meeste jongelui van vijf-en-dertig. Ik word be schouwd als een wagon, welke op dood spoor wordt geschoven. Zoo, blijf daar maar staan om te verroesten. We hebben je niet meer noodig. ging naast in de „Ik zal er eens over antwoordt ze zacht. „We praten er vanavond wel over!” werpt Helmut haar snel over tafel toe, want juist waren de krakende schoenen van den chef weer te hooren. Het was nu al de derde dag dat Helmut Kersten gebogen zat over die afschuwe lijke balans, waarop geen enkele der ge bruikelijke sleutels paste, die ervaren boekhouders plegen aan te wenden. Onoverbrugbaar gaapte het gat voor den boekhouder, die nerveus in de getallen en in zijn haar rondwroette. De jonge man werd bleek en gejaagd en van een onge naakbaarheid, die vooral zijn naaste col lega’s opmerkten. Geen verstandig woord kon men meer met hem praten. Hij ont zegde zich iedere pauze en vergat boven zijn getallen zelfs zijn twaalfuurtje. Toen ook aan het eind van den derden dag het verschil nog niet was overbrugd, zakte de boekhouder wanhopig boven zijn kasboek in elkaar. De gezichten van zijn collega’s leken op monsterlijke getallen. Was er leedvermaak op hun gezichten? Wantrouwig wendde hij zich van hen af. Het is sluitingstijd. Luidruchtig nemen ze afscheid van de boeken en van elkaar. De tafels worden leeg. Blij treden de men schen hun privéleven binnen, ieder gaat daarheen, waar het geluk op hem wacht. Op Kersten wacht niets. Wilt u vandaag weer overwerken, mijnheer Kersten? vraagt een meisjesstem bezorgd over zijn tafel. De boekhouder trekt een onwillig gezicht en kijkt niet op. Ik moet! zegt hij somber. U vindt het vandaag toch niet. U bent veel te moe. Ik zou naar huis gaan en eens goed uitslapen. U werkt zich nog dood! kapittelt het meisje hem. Nu kijkt hij op. Maakt u dan de balans op? zou hij haar naar het'hoofd willen gooien. De verwijtende blik van het meisje brengt hem in verwarring. Schouderophalend kijkt hij een anderen kant op. Wat moet ik dan doen? klaagt hij. Scheidt u er voor vandaag mee uit en ga naar huis! Dan bent u morgen weer heelemaal frisch, raadt ze hem aan, met een zekerheid, waaraan hij volgzaam ge hoor geeft. Hij sluit vermoeid de oogen en strijkt over zijn voorhoofd. Zij heeft ge lijk, denkt hij. Dicht het boek! beslist ze. Helmut hoort een doffe knal het dikke konto- boek is dichtgeslagen. Begraven liggen de getallen. Kersten durft weer op te kijken. Nu is zijn blik vrij voor de andere dingen van het leven. Daar is bijvoorbeeld de kleine collega Ilse Stein, die hem zooeven energiek bevolen heeft om vrij te nemen. „Juffrouw Stein” noemt hij haar alleen maar. Ze spreken uitsluitend over zake lijke dingen en zeggen „goede morgen” en gaan begrijpend- „goeden avond” tegen elkaar. „Slaapt u maar goed uit! Dat zal u goed doen!” wenscht ze hem toe. En on deugend voegt ze er aan toe: „Misschien vinden de kabouters de fout.” Het doet den boekhouder goed om in haar oogen te kijken. Verheugd reikt hij zijn collega de hand het is de eerste keer. Helmut kan het zichzelf niet ontvein- zijn, oud-worden, waarachter ik angst voelde voor het onafwendbare voor den ouderdom. Nu is*et voor uw neef Intimus, die nog midden in het volle leven staat, en af en toe wat grijze haren ontdekt in zijn weliswaar sterk gedunden haardos, eenigszins moeilijk, over oud-worden te schrijven. Maar toch wilde ik het probeeren. Immers wan neer men een ding waarvoor men vreest, recht in de oogen kijkt heeft het dan reeds niet een groot deel van zijn angst aanjagende kracht verloren Waaróm is het zulk een schrikbeeld? De gedachte aan lichamelijke aftakeling Ongetwijfeld. Maar wordt niet in een oud geschrift ons leven een „gestadige dood" genoemd Dat is een somber woord met donkeren klank. Maar elke haar, welke Uitvalt en niet meer terugkomt elke tand, welke getrokken wordt is een be- meest verbaasd over was. In de tastbare duisternis gaf hij den dief een paar stompen terug, blijkbaar op de juiste plaats en met voldoende kracht. De greep van den dief werd minder vast, een ruk Jan Filt was vrij. Aan’t geld dacht hij op dat oogenblik niet meer, als hij het leven er maar afbracht. Hij wist een lage plek in den haag, bereikte die met een paar vlugge spron gen en verdween in de duisternis. Langs een kleinen omweg kwam hij in zijn wo ning terug. Zijn hoofd bonsde van opwinding, van voldaanheid over zijn energiek optreden en van de harde klappen, die er op neer gebonkt waren. Hij was echter met zich zelf zeer ingenomen, dat hij die opstop pers van den dief behoorlijk terugbetaald had. Een uur later was het kistje met houd weer in de linnenkast verstopt Den volgenden morgen ontmoette zijn buurman. Ik heb het geld toch maar weer gegraven, Durvalles, ik dacht Heel goed gehandeld, Filtje, ik had het je juist willen voorstellen. Je moet weten, dat ik gisteravond een verdacht geluid van voetstappen in je tuin hoor de; ik er voorzichtig op af, en jawel hoor, daar stond me een kerel precies bij de plek waar ’t geld verborgen lag. Ik heb hem een paar opstoppers ver kocht, dat was niet mooi meer. Half be wusteloos heb ik hem over de haag ge smeten, maar de vent is me ontkomen 'tMoet een pootige kerel geweest zijn, want hij gaf me een pomp vlak in de maag Jawel, zei Jan Fit voldaan een lekker sigaartje zal die pijn wel gauw stillen. Probeer deze alvast Onlangs toen ik bij u was, vroeg u tneNu Intimus, hoe vind je je ouden oom Valt hij je nog mee Ja, ik met m’n oude bottenEn eiken keer in het gesprek maakte u een toespeling op oud- rende, forsche heer, die, zijn regenton- achtigen buik voor zich uit schuivend, zich met moeite een weg had gebaand door de menschenmassa. De heer maakt den indruk van een vredig, gemakzuchtig burger; niemand zou een vlugge beweging van hem verwachten, maar de schijn be driegt Met een handigen politiegreep pakt hij den kennelijk waanzinnige en het volgende oogenblik hebben drie, vier an deren ook al de helpende hand uitgesto ken. Een ambulance-autobrult de dikke. De boodschappenjongen springt als een haas op zijn fiets en trapt zooals hij nog nooit heeft gedaanAlle protesten van den overrompelde helpen niet. De man nen, die hem vasthouden, zijn vastbesloten een goed werk te verrichten. De volksop loop groeit, groeit. Men hoort het drin gende geroep om een politie-agent. Dan loeit de sirene van den reddings- wagen, de remmen knarsen en de onge lukkige jongeling wordt zich plotseling bewust van het hopelooze van zijn situatie. Mijn hemel, schreeuwt hij, ik wil toch alleen maar weten, wanneer de slag bij Waterloo is geweest Dat was op 27 Juni 1815, roept een scholiertje van tien trotsch. JuistJuist, jajuicht de heer nu zichtbaar verlicht, 271815 Gelukkig Laat u het mij even opschrijven, heeren. Ik kan namelijk heelemaal geen getallen onthoudenHet was toch al zoo’n toer voor me om er achter te komen, wanneer die slag bij WaterlooLaat toch in ’s hemelsnaam mijn arm los, man 1 27 1815 Laat mijn arm toch los, mensch Vóór ik het vergeet, het jaartalWant dan bega ik een ongeluk Iedereen is sprakeloos van .verbazing en krijgt een koude rilling. De geuniformde mannen van de reddingsbrigade slepen den wanhopig tegenspartelenden ramp zalige naar de ambulance-auto, maar nog voor zij bij den wagen zijn, slaagt de on gelukkige er in, zijn rechterarm vrij te krijgen en begifct haastig de data van den slag bij Waterloo te noteeren. 271815 Dan slaakt hij een diepen zucht van ver lichting. Ziet u, licht de nu plotseling zeer ge lukkig uitziende jongeman de in een cir kel om hem heen staande mannen toe, 271815, dat is namelijk haar telefoon nummer Ik ken haar pas en van pure verliefdheid heb ik er nog niet aan ge dacht haar naar haar achternaam te vra gen, zoodat ik haar nummer ook niet in het telefoonboek kon zoeken Zij heeft mij alleen haar voornaam gezegd en haar telefoonnummer en zij voegde er aan toe als je het niet kan onthouden, jij ezels- kopje, mijn nummer is het zelfde als de datum van den slag bij WaterlooIk moet haar dadelijk opbellen, ik ben al een kwartier te laat De brigade-mannen l glimlachend op zij, de jongeling baant zich een weg door de menigte en holt naar de telefooncel, nagestaard door de giebelende massa nieuwsgierigen. zen: een aangename rust en stille blij heid begeleiden hem den geheelen avond. Zelfs naar de radiomuziek van de buren kan hij aandachtig luisteren. Prettig is dat allemaaloverlegt Helmut en denkt daarbij aan Ilse Stein. En hij ver wondert zich over zijn merkwaardige verandering. Pas ’s morgens is het drukkende ge voel er weer, als zijn blik over de cij- ferkolommen glijdtHulpzoekend springen zijn oogen naar den overkant, naar Use’s plaats, maar ze is er nog niet. Mismoedig grijpt hij papier en pot lood en buigt zich over de getallen. Even bekijkt hij ze met een eigenaardige starheid in zijn blik. Dan wendt hij plot seling het hoofd om. Zijn blikken sprin gen over boeken en getallen, planken, gezichten van collega’s. Snel richten ze zich op de deur, waardoor juist Ilse rus tig en eenvoudig binnenkomt. Helmut springt op. De stoel wankelt, valt om Daar staat de boekhouder al bij het meisje en stoot een vreugdekreet uit. Eenvoudig staat ze voor hem, eenvoudig en kameraadschappelijk. In wilde haast grijpt hij haar handen en drukt ze, zon der te merken dat hij haar pijn doet. Maar dat voelt vandaag zelfs het meisje niet De overmaat van vreugde, die de heele omgeving als een vonk doet ont branden, slaat op haar over. Zijn handen pakken Use’s gezicht beet. Ze omvatten het dol van vreugde. Plotseling kust Helmut zijn collega heftig op het voor hoofd. Bijna was hij nog met haar door het kantoorvertrek gewalsd, wanneer niet op hetzelfde oogenblik de chef bin nengekomen was. „Wat is er hier vraagt hij. „De balans klopt!” klinkt het met on gewone geluidssterkte van de lippen van den jongen man. En hij straalt er bij als een pas ontstoken lampion. Dit werkt nu ook op het gevoel voor humor van den chef en alle collega’s barsten in lachen uit, waardoor de sombere inventarisatie- stemming wordt verdreven. Dit brengt den zegevierenden boekhouder in een plotselinge verlegenheid. Hij komt schaamtevol tot bezinning en maakt een verontschuldigde buiging voor juffrouw Stein: „Daar heb ik u in mijn vreugde wat moois geleverd!” Ilse Stein lacht hartelijk. „Ik ben niet boos op u. Het was toch in zekeren zin een kameraadschappelijke kus,” lacht ze vergenoegd. Helmut buigt zich een beet je naar juffrouw Stein over en fluistert: „Nu spijt het mij bijna, dat het niet uw mond geweest is, juffrouw Stein Dreigend steekt Ilse haar vinger tegen hem op: „Foei!” Heel voorzichtig fluistert hij haar over de tafel toe: „Juffrouw Ilse, ik heb nog een balans, die ik alleen niet uit kan krijgen. Wilt u mij helpen, juffrouw Ilse?” Ze glimlacht, denken, maar... De heer van Voorthoven vond het plakboek van zijn vrouw en begreep. Om haar werk te beëindigen knipte hij een foto van het ongeluk, dat haar het leven had gekost, uit een geïllustreerd tijd schrift en plakte het op de laatste halve bladzijde. Jaren later, toen de jongens hun plan nen om vliegenier te worden, al lang ver geten waren, gaf de vader hun het plak boek in de handen met de verklaring. Ze begrepen. Het plakboek werd een heiligdom voor de drie mannen. Dèt is misschien het pijnlijksteHet op zij geschoven worden. Nu is dit in onze Hollandsche maatschappij meestal niet met 45-jarigen het geval. Maar als we 65 zijn Ja, zei me eens een ambtenaar, die enorm hard had gewerkt, gisteren kwam ieder nog bij me met alle moeilijkheden, en stónd ik geheel voor mijn taak, ’s middags was het officieele afscheid en nu nu heb ik niets. M’n heele leven gesjouwd en wat nu verder Kippen voeren Mijn krantje lezen Bood schappen voor mijn vrouw doen De leegte gaapt me tegen. Maar, vroeg ik hem. hebt u dan geen dingen waarin u belangstelt; U hebt vroeger zoo dikwijls gezegd: Als ik ge- pensionneerd ben, ga ik dit en dat doen. Ja, was het antwoord, zoo dacht ik twin tig jaar geleden. Maar ik heb nooit tijd voor iets gehad.. Nu is mijn belangstel ling er voor verschrompeld. Vroeger kón ik het niet, nu kom ik er niet meer toe. Zulke mannen gaan dan uit gebrek aan andere interesse’s zich bemoeien met het huishouden, worden keukenpieten of smul papen, genieten van allerlei schandaalver- haaltjes of worden in ’t beste geval ver woede bridgers. „Vader is net een oud wijf geworden”, zegt de opgroeiende zoon, wiens kritiek zich niet bepaald door pië teit en wijze bezonkenheid onderscheidt Er ontstaat een honger om iets te bele ven. Uit gebrek aan contact met de bui tenwereld. aan gewichtige dingen, richt de belangstelling zich dan op allerlei piete peuterigheden. Over kleine teleurstellingen, waarover een normaal werkend mensch in enkele minuten heen is (b.v. een afgezegd bridge- avondje) wordt uren gepraat, dagen ge zeurd. gegund en lag te genieten. Opeens schrok ze uit haar mijmering op. Daar waren haar man en de jongens. Uit de verte hoorde ze reeds de opge wonden stemmen. Verheugde stemmen. Langzaam kon ze wat onderscheiden van Mams, hoor eensHeerlijkFijn Prachtig Vader heeft beloofd Wat heeft vader beloofd We gaan vliegen morgen. Mevrouw van Voorthoven schrok. Ont zet keek ze van haar man naar de jon gens en van de jongens naar haar man. Angst en verdriet klonken in haar stem, toen ze vroeg Ga je vliegen met de kinderen Ja, in een ondoordacht oogenblik heb ik het hun beloofd. Met ons drieën Jullie drieën En ik dan Jij Ja, natuurlijk. Mag ik zoo’n heerlijk tochtje niet meemaken Spontaan omhelsden de jongens en wervelden weer weg. De heer van Voorthoven haar zitten, keek haar lachend oogen en zei Ik vind het flink van je, dat je je over je angst heenzet en meegaat. Dacht je dan, Albert, dat ik alleen zou willen achterblijven, als er iets gebeurt? Den volgenden middag zweefde een prachtig passagiersvliegtuig boven het meer van Genève. De inzittenden hadden een sprookjesachtig schouwspel over het schoone landschaphet blauwe, vlakke meer, waarin zich de beboschte en be bouwde oevers weerspiegelden, de bergen met bosch en wei en daartusschen als zil veren linten de snelle, blanke bergbeekjes. Ze zagen de Rhone zich uitstorten in het meer, om bij Genève den weg naar Frankrijk te banen. In het Nobrden de be kende toppen van het Berner Oberland en in het Zuiden de besneeuwde toppen van de Savoysche Alpen. Rustig drijvend op haar breede vleu gels gleed de sierlijke vogel door het luchtruim, nagestaard door velen aan de oevers. Mevrouw van Voorthoven drukte haar man de hand en keek vol liefde ook naar haar jongens. Ze voelde de heerlijkheid van het vliegen, ze genoot, zooals ze nog nooit van sport genoten had. Het was de grootste sensatie van haar leven. Ze be greep, wat het voor jongens moest be- teekenen, zelf zoo’n vliegtuig te besturen. Nu had ze geleerd, haar jongens niet meer te moeten tegenwerken. Vanuit de betrekkelijk geringe hoogte keken ze naar het schitterend panorama, dat zich voor hun verbijsterende oogen ontroldeze wezen elkaar de bekende plekjes. Ook aan de oevers van het meer ston den menschen, die maar niet genoeg kon den krijgen van het staren naar den rustig voortzwevenden vogel en ieder voelde den lust in zich opkomen, om ook eens zoo’n tocht te maken. Maar, opeens voer een schok van schrik en angs door de toeschouwers op wandel wegen en hotelterrassen. Ze wezen elkaar vol ontzetting het toestel, zulke onzekere bewegingen maakte, had de bestuurder het niet meer in zijn macht. Het wendde zich vlug naar het vliegveld, vanwaar het was opgestegen. Te laat. Het geronk van den motor verstomde. Het werd angstig stil in de lucht en op de oevers. Onverwacht zagen ze de ramp een vleugel liet los, viel pijlsnel neer in het water, het vliegtuig schommelde Verstomd van schrik zagen de toe schouwers elkaar aan. Men wist het: het vliegtuig met toeristen. Motorbooten spoedden zich opeens van alle kanten naar de plek van het onheil. Het toestel was in het water gestort, op de gelukkigse plaats: niet diep genoeg, om geheel te verzinken, net diep genoeg, om de kracht van den val te breken. Aan de koelbloedigheid, bekwaamheid en vastberadenheid van den piloot was het te danken, dat alle passagiers er het leven afbrachten. Alleen één dame was van den schrik dood gebleven, op weg naar haar hotelhet was een sche damemevrouw van Voorthoven.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1941 | | pagina 14