HAAGSCHE COURANT
Een speling
het lot
van
LETTERKUNDIG BIJBLAD
Een roman van Noorsch boerenleven
VAN DE
Zaterdag 9 Augustus 1941, No. 17949. b 4 p
DE KRIJGSLIST
HET IDEE....
Letterkundige Kroniek
Gaaf kunstwerk van een
geboren verteller
VADER CATS GAAT
MET DEN TIJD MEE
TOEGEZONDEN BOEKEN
NIEUWE UITGAVEN
Het lot van menschen, die afhanke
lijk zijn van de natuur
aan
het
te
van
een
stuiver
en
nu niet racer noodig. Wij
manier
haar
een
toch
(Houtsnede van Henk Munnik)
(Houtsnede van Jaap Hooft),
een uitvoerige beschouwing aan gewijd
en onze groote waardeering uitgespro
ken voor dit werk, dat onmiskenbaar
de schepping van een kunstenaar was.
Wij hebben den roman, met zijn voor
treffelijke karakterteekening, gerekend
tot de schoonste voortbrengselen van de
hedendaagsche Noorsche romanlitera
tuur; dit tweede deel van de trilogie is
een bevestiging van deze uitspraak.
Men zou zich altijd nog met eenige
verwondering kunnen afvragen hoe het
mogelijk is, dat de verwende roman
lezer geboeid wordt en zelfs in geest
drift kan geraken door een beschrijving
van een eenvoudige boerenbevolking,
die een harden strijd om het bestaan
voert, een strijd, die echter reeds zoo
vaak in boekvorm is uitgebeeld, dat
men zich nauwelijks meer nieuwe kan-
Olav Gullvag.
(matrijs Kruseman)
deel
van
deze
aan-
van
den
zei ik op verwijten-
daar kan niets van
„En het leven gaat verder
door Olav Gullvag, uit het
Noorsche landsmal vertaald
door M. C. Castendijk. Uit
gave J. Philip Kruseman, al
hier.
Het eerste deel van de trilogie, waar
van thans het tweede deel het licht
heeft gezien, verscheen destijds onder
den titel: ,,’t Begon in een midzomer-
nacht”. Wij hebben er op deze plaats
Jacob Cats werd in tiet jaar van den
Slag bij Nieuwpoort (1600!) 23 jaar en
hzd nog geen notie van zijn tijdgenoot
Constantijn Huygens, den lateren dichter
van .Hofwijck” en „Zeestraet" om de
eenvoudige reden, dat Constantijntje toen
pas 4 jaar kwam kijken. De jonge Cats
studeerde met vrucht in de rechtsgeleerd
heid aan de Leidsche Universiteit in de
jaren dat ondernemende kooplieden te
Amsterdam de Vereenigde Oost-Indische
Compagnie stichtten de prilste jaren van
den Gouden Eeuw
Door denzelfden ondernemingsgeest be
zield. reisde de afgestudeerde jongeling
per postkoets over Parijs naar Orleans
aan de Loire en behaalde er den doctors
titel Andere keeren stak hij naar Enge
land over en bezocht de universiteiter.
van Londen, Cambridge en Oxford Zon
der twijfel heeft hij tijdens deze omzwer
vingen veel menschenkennis opgedaan,
die hem later bij het schrijven van zijn
bespiegelende en onderwijzende rijmen te
stade zijn gekomen Mr dr. Jacob Cats
bleek in de Leidsche wetenschapskringen
hoog te zijn aangeschreven. Hem werd
een hoogleeraarschap aangeboden, maar
hij bedankte, en werd benoemd tot pen-
sionnaris van Dordrecht en Middelburg,
in 1636 tot raadspensionnalrs van Holland
en West-Friesland 10 jaar daarna tot
Grootzegelbewaarder der Staten en der
Grafelijkheid van Holland en Register-
meester der Leenen Maar dat alles was
niet de hoofdzaak Als staatsman bleef
Cats middelmatig, als huisvader stierf hij
teruggetrokken op zijn buitengoed .Sorgh-
vliet’’. 83 jaar oud. in breeder lagen be
kend en geliefd dan ooit voor of na hem
één Nederlandsche dichter. Zijn werken
bodem, die hen voedt. Een warme, zui
vere mengchelijkheld doorgloeit ook dit
tweede deel, dat van een hartstochte
lijke liefde voor het aardsche leven ge
tuigt, met zijn verrukkingen en zijn tra
giek, zijn geluk, zijn bitterheid en zijn
vernederingen. En diep in het hart van
deze menschen leeft het vertrouwen in
de Goddelijke leiding. Wanneer voor
Grim allés verloren schijnt, houden zij
vast aan hun overtuiging, dat het on
recht altijd pleegt weer te keeren tot
zijn oorsprong. En: „de Heer is over
ons, al vertoont Hij zich niet al te
vaak!” Hoe prachtig is niet de figuur
van dominee Rieber in dit tweede
deel, die al de zorgen van zijn men
schen in het kerspel meedraagt en die,
omdat zijn geweten het hem gebiedt,
buiten wet en verordening om, True en
Grim kerkelijk in den echt vereenigt.
Een predikant, die den geest boven den
letter stelt. Onvergetelijk zijn de blad
zijden van deze huwelijksinzegening op
een donkeren avond in de kleine dorps
kerk. Men leest ze met genoegen een
tweede maal, het is alleen jammer, dat
men dien tweeden keer, wat den
lezer de eerste maal zal zijn ontgaan
door het meesleepend vermogen van
Gullvag’s schrijfkunst! constateeren
zal, dat de verteller niet altijd even ge
lukkig is geweest in de keuze zijner
woorden. Een zin als: „ze tastten zich
het kerkhof over” is bepaald leelijk en
feitelijk ontoelaatbaar. Als geheel ech
ter kan de vertaling als verdienstelijk
worden geroemd. Voor de vele moeilijk
heden, welke de vertaler overwinnen
moest, zijn we zeker niet blind. Hij
heeft deze overwonnen met kunde en
ook met een zekere mate van flair. Te
meer betreuren we daarom ongecorri
geerde misgrepen, zooals we er een zoo-
even hebben gesignaleerd. Laten we
hier tegelijk mogen vaststellen, dat de
Op boeiende wijze heeft van Eyssel- I
steijn nu een schets geschreven over het
tragische leven van Hoffmann, diens werk
en wereldbeschouwing. Veel literatuur
heeft hij daarvoor geraadpleegd. Wat dit
betreft heeft hij het hun, die een nadere
kennismaking wenschen, wel zeer ge
makkelijk gemaakt. Zij zullen hem er
dankbaar voor zijn. P. H. de Wit.
„Merijntje in Filmland", A. M. de
Jong. A. J. G. Strengholt, Am
sterdam.
De titel zou doen kunnen gelooven, dat
A M. de Jong zijn succesvollen Merijn-
tje-cyclus weer met een deel heeft uitge
breid. Verre van dat: „Merijntje in film
land" is geen roman. Het is een simpel,
vaak amusant verhaal, waarin de Jong
vertelt hoe hij in contact is gekomen met
de filmwereld, hoe de klaploopers op zijn
roem als auteur getracht hebben hem te
plukken: de een met minder, de ander mét
meer succes. Tal van aanbiedingen bleken
van speculanten afkomstig te zijn. Tot
„de” aanbieding kwam en er werkelijk ge
filmd werd. Onderhoudend is zijn gekout
over de studio, de opnamen, de filmmen-
schen en alles wat daar wel en niet mee
te maken heeft
De schrijver legt tevens den vinger op de
wonde plek van de Nederlandsche film. In
alle opzichten is dit boek voor ons belang
wekkend Voor den lezer omdat het amu
sant is, voor den ingewijde omdat het leer
zaam is. P. H. de Wit.
In de serie Weten en Kunnen van de
NV. Uitgeversmij. „Kosmos” te Amster
dam verschenen de navolgende boekjes:
„Kaartspelen voor de huiska-
m e r" door Dolf van Kollem, „G r o e n-
teteelt voor kleine tuinen" door
Stienstra-Duursma (6e druk) en „Het
aquarium" door J. Godefroy (2e druk)
Bij H. D. Tjeenk Willink en Zoon N.V.
Haarlem verscheen een brochure van dr.
J. W. Berkelbach van der Sprenkel, ge
titeld „De Vader des Vader
land s”.
In korte trekken wordt de geweldige
beteekenis geschilderd, welke Willem-
Vader heeft gehad .voor de grondvesting
van den Nederlandschen Staat
als ik meer zou verlangen, dan me toe
komt
Evert zweeg en keek naar
Eerst had ze hem vlak in de
Toen ik de huisdeur openduwde, vloog
er ineens iets zachts om mijn hals, iets
warms. Twee mollige, blanke armen slo
ten zich er om heen en een zadite. warme
perzikwang drukte zich tegen mijn ge
zicht aan, teiwijl een hoog, helder stem
metje als fen zwaluw tsjiiptc
Dag mannetje Daag Wat ben jij
fijn vroeg Luister, Herman, lieveling.
Het was mijn vrouwtje, dat mij die ver.
rassende, spontane ontvangst had bereid.
Maar een dergelijke, stormachtige begrce-
ting was mij al vaker te beurt gevallen,
ik wist derhalve wat het beteekende
Wantrouwend trok ik mijn wenkbrau
wen op en 'aste resoluut naar mijn porte
feuille
Wat heb je nu weer noodig, ver.
kwister vroeg ik met een schalks-ver.
wijtenden blik, wéér een ander hoedje
Of een nieuwe japon
Nee, mannle. geen van beide schud,
de mijn vrouw haar mooie kopje met de
zware krullenvracht in den nek, ik heb
zoo’n leuk bontjasje gezien. Herman-
netje
Een bóntjas 1 I Vrouwtje, hoe kom
je daarbij verbaasde ik mij niet weinig.
Het hoeft niet zoo’n dure, lange
bontjas te zijn, Herman- Ik bedoel een
kort jasje van dat wijde swagger-model I
Zóó één heb ik vanmorgen gezien bij „La
Het was schattig!
E. T. A. Hoffmann, de verteller
der romantiek. Ben van Eys-
selsteijn. H. P. Leopold’s
Uitg. Mij. alhier.
Ben van Eysselsteijn is een groot be
wonderaar van den schrijver-componlst-
schilder Hoffmann en heeft in voordrach
ten reeds menigmaal van deze bewonde
ring getuigd.
In de „Bibliotheek voor weten en den
ken" zijn deze voordrachten, thans uit
gebreid tot een studie, verschenen. Het
is van Eysselsteijn’s bedoeling den Duit-
schen schrijver uit den laten bloeitijd
der Romantiek „in wiens leven en werk
de geheele romantische periode'nog eens
schijnt op te leven en saamgevat te wor
den” nader tot het Nederlandsche publiek
te brengen. Zij, die Hoffmann gelezen
hebben, Kater Murr of „Elixtiere der
Teufels” kennen hem slechts ten deele.
Zij kennen hem als den Gespenster-Hoff-
mann, of uit „Les contes d’Hoffmann”,
de opera van Offenbach en dan, zoo be
toogt de schrijver van deze studie te
recht, kennen zij hem heelemaal niet.
had den moed ge-
longen leeraar met
zegt Vader Cats. En als men kribbig
dreigt te worden omdat de ziekte te lang
duurt:
Geluckig is de mensch,
Die oock het bitter lijden
kan dragen met gedult.
En sonder tegen-strijden,
Het geluk in een huishouden hangt ten
nauwste samen met de vredelievende ver
standhouding tusschen man en vrouw,
Maar vraagt Vader Cats:
Waer isser doeh een buys,
Daer mannen ende wijven,
Sjjn altijt even soet,
En noyt tesamen kijven?
en put blijkbaar uit eigen ervaring, wan
neer hij zegt:
't Is dienstlgh in het huys,
Bijwijlen door gekijf,
Een wrock van oude gal,
Te jagen uyt het lijf
want, gaat hij elders door:
Noyt bleef er groote mln,
In kleyne twist verloren,
De liefde na geschil
Wert grooter als tevoren!
Kinderen wordt vaak ten onrechte iets
verweten, zei Vader Cats (de opvoeding
berustte toen kennelijk bij den vader):
Indien de Jonckheit niet en deught
En geeft de schuit niet aan de jeught.
De vader selfs verdient de straf,
Die haer geen beter les en gaf
Slechte invloeden in de jeugd wreken
zich naderhand:
Een kint is als een wit papier.
Dus let op dit onoosel dier,
Want soo daer iemant quaet inprent,
Soo is dat edel wit geschent.
Tot besluit halen wij een algemeene
raadgeving van hem aan:
Welaan, dan, wie ge sijt,
Gaet, soeekt dan aldermeest:
Gesontheyt voor het lijf,
Gesontheyt in den geest!
en vragen dan den lezer of Vader Cats
heeft afgedaan A. 8ERET
kerspels aan het verhongeren waren.
En evenmin zal men vergeten zijn, wat
zich tusschen Grim en True heeft af
gespeeld, het verhaal van hun liefde,
die zich buiten de wet had gesteld. Dit
alles en nog veel meer uit het eerste
deel staat onmiddellijk weer frisch in
de herinnering, zoodra men met de lec
tuur van dit tweede deel, dat literair
op even hoog peil staat, is begonnen.
En ook de sfeer, waarin het eerste deel
ons heeft gebracht, voelt de lezer on
middellijk weer aan bij dit tweede deel
der trilogie, want ook de sfeer, waarin
deze zwoegende en tobbende boeren en
boerinnen leven, die zoo volkomen af
hankelijk zijn van de grillen der na
tuur, weet Olav Gullvag sterk sugges
tief uit te beelden. Zij neemt den lezer
in zich op en hij voelt zich verplaatst
in dit ruige land en temidden van deze
stoere mensch wier leven met hon
derd vertakkingen wortelt in den
Er kwam een lang verhaal van gestot
terde versprekingen en tegenstrijdig
heden.
Nora Burink lachte.
Is het zóó moeilijk, jongen, om te
zeggen, dat je me af wilt Ik wist
toch dat dit —ogenblik komen moest en
ik was trr volkomen op voorbereid Je
hebt me heerlijke dagen bezorgd, méér
dan ik verwacht had. méér dan ik had
mogen hopen. Ik ben gelukkig geweest
en 1 zou zeer onredelijk van me zijn.
ten van het geval zou kunnen voorstel
len. Toch is dit hier mogelijk gebleken.
De bijzondere talenten van Olav Gull
vag hebben zeer verrassende dingen
voortgebracht; de vertelkunst van dezen
stoeren Noor, die met liefde schrijft
over de stoere menschen op den Noor-
schen bodem, is meermalen kortweg
verbluffend.
Zonder de voortreffelijke boeren
romans in ons land ook maar iets te
kort te willen doen, er zijn immers
waarachtige meesterwerken onder
moet toch worden vastgesteld, dat deze
Noorsche trilogie van boerenleven iets
bezit, wat de onze niet hebben en dit
iets zit vooral in de vertelkunst van den
schrijver, die werkelijk buitengewoon
is. Hij verstaat het in détails af te da
len zonder ook maar een oogenblik ver
velend te worden, hij kan zich de
weelde veroorloven gevallen, die niets
om het lijf hebben, in den breede te
behandelen, want hoe hij het ook ver
teld en waarover hij vertelt, het is al
tijd onderhoudend. Het is méér dan
onderhoudend: want Olav Gullvag’s
vertelkunst is niet de kunst van „zoo
maar vertellen". De karakteruitbeel
ding blijft vóór* alles doel bij hem, zij
is overheerschend, zij zorgt ervoor, dat
zijn menschen ons vertrouwd geraken
dat we de vaak duistere drijfveren tot
hun doen en laten leeren begrijpen. Het
eerste deel van de trilogie, ,,’t Begon
in een Midzomernacht” zag maanden
geleden het licht en men zal wellicht
sedert dien dozijnen andere romans ge
lezen hebben, maar True zijn we niet
vergeten wen zeker Grim niet, Grim
Aslezoon, den grooten heiden van Viun-
gen. Tien lange jaren heeft de macht
van de Wet hem op de hielen gezeten,
omdat hij gesmokkeld had, omdat hij
mee had gedaan het land aan eten te
helpen toen de menschen er in de
loon nog uitbetaald gekregen en kon dus
nog twee dagen krap-aan leven!
Maar na die twee dagen kwamen er
wéér twee en nóg eens twee en dan nog
een heeleboel!!
Vooral zonder een cent op zak voel je
dat zoo erg! Maar de kunstenaar be
hoort nu eenmaal tot een ras, dat wel
dreigt uit te sterven maar het niet doet!
Met bijna legendarische volharding wer
pen zij zich weer achter hun ezels, respec
tievelijk schrijfmachines, klei muziekpa-
pier of voetlicht.
Maar bij Karei Lodder hadden deze op-
drachtlooze jaren zijn talent verminkt en
hem tot een toestand van apathie gebracht.
Hij schilderde nog, omdat zijn hand auto
matische zwaaibewegingen maakte, maar
het „vuur" was eruit en de verf zat erop!
Zoo ook vandaagHet klokhuis van
den laatsten appel van zijn stjllleven had
hij met een mistroostigen zwaai in den
hoek van zijn hok gespuwd en wezenloos
staarde hij naar den wand, waarop met
halfuitgewischte letters de datum van zijn
laatste opdracht stond geschreven.
Na twee jaar was daaromheen een rouw
krans gekomen en zoo vormde dit een
sinister aandenken. Op den verjaardag van
het groote feit werd de krans wat opge
kalefaterd
Plotselingmet een bruusk gebaar,
smeet Karei palet en kwasten neer en
stiet den ezel met een gevoel van walging
van zich af. De werkelijkheid die hem een
paar uur in vergetelheid ontslipt was,
drong zich brutaal aan hem op.
Geluiden stormden op hem af, het zon
licht scheen feller door de gebarsten, ,be-
zoelde ruit.
Gejengel van draaimolens, vermengd met
knallen van de „kop van jut" deden hem
herinneren, dat op de markt de kermis al
reeds twee dagen in vollen gang was.
Met een resoluut gebaar gooide Lodder
het haar uit zijn oogen, stopte demonstra
tief zijn handen in de véél te wijde broek
en daalde half vallend en struikelend in
het donker de smalle wenteltrap af.
Buiten gekomen ademde hij diep, liep
angstvallig de zonzijde van de straat vol
gend, in de richting van het feestgejoel.
Weldra bereikte hem de geur van versch
gebakken poffertjes en gleed zijn troebele
oog over verrukkelijke zuurstokken en ge
kleurde balletjes.
Zijn maag gaf hem een venijnigen kneep
en met ongekende snelheid verwijderde
hij zich van dit lustoord.
Plots echter hoe het kwam is nóg
een raadsel, bevond Karei zich temid
den van een groep jongelui, die luid
lachend en wild zwaaiend ringen om al
lerlei heerlijkheden trachtten te werpen
flesschen wijn, odeur, bonbons en wat dies
meer zij,
Eén stuiver maar, één stuiver de
worp!! klonk het in zijn oor, en toen
als een bliksemschicht schoot er een idee
door zijn hoofd, een verlossend, geniaal
idee.
In koortsachtige haast werkte Lodder
zich los uit de menschenmassa en rende
naar huis, niet den zonnigsten, maar den
vlugsten weg kiezend.
Hij wentelde zich kieperend en ratelend
omhoog, stortte zijn hok binnen en begon
als een razende alle losse lijsten en doe-
staan nu gelijk en ‘t is nu niet meer erg,
als de explosie komt.
Explosie Wat bedoel je
Dat je me in je sterke armen zult
kraken en zeggen, hoe verschrikkelijk
veel je van me houdtbijna zooveel
als ik van jou.
Geschrokken keek Dijkman op.
Kind, ik ben over de veertig en jij...
Onzin, Evert, wij hebben evenveel
behoefte aan liefde en teederheid, dat
telt alleen. Jij bent uitgehongerd Een
vrouw is daaraan natuurlijk de schuld
Ja
Dan moet een andere vrouw
weer goedmaken. Dat is alles.
Noortje, jij hebt een moed om
leven, waar ik van duizel
Even werd ze stil en ernstig. Toen
zei ze
Mijn moeder is te gronde gegaan,
omdat ze niet den moed had om te leven.
En ik zal niet in haar fout vervallen. Ze
heeft meteen het leven van een jongen
man verwoest, vertelde ze me, en van
een tweede bijna. Ze is gestorven voor
hij de ruïne voelde En nu meen ik.
dat ik iets goed te maken heb van wat
zij heeft bedorven. Vind je ’t niet een
beetje erg gek
Evert legde een arm om haar schouders.
Hoe heette je moeder
Elly van Burgen
haar op
- --oogen ge
keken, nu tuurde ze over zijn schouder
in de verte. Voor ’t eerst bemerkte hij
zooiets van een pijnlijken trek op haar
gezicht
Laten we er geen drama van ma
ken. Evert, en als goede vrienden uit el
kaar gaan Er is voor jou nog zooveel
Evert stoof op
Heb ik gezegd, dat ik van je afwil
Niet met woorden. Maar je heele
houding is duidelijk genoeg Je hebt me
gezegd. weet je nog, den eersten keer,
toen ik een autotochtje met je maakte
we komen als goeie vrienden bij el
kaar en gaan als goeie vrienden uiteen.
W» hebben er beiden voor gezorgd, dat
de vriendschap goed bleef en nu behoef
je niet te tobben, nu 't oogenblik van
afscheid gekomen is.
Daar tob ik niet over. Maar, ik heb
je wat wijs gemaakt en daarvoor vraag
ik excuus Ik heb hier geleefd als een
millionnair en in werkelijkheid ben ik
maar een klein ambtenaartje met heel
bescheiden Inkomen Twintig jaar heb
ik gespaard om één jaar als koning te
kunnen leven. Nu zijn mijn spaarduiten
op maar mijn vacantie
Noortje sprong op. klapte in de han
den van opgewonden vreugde
Prachtig riep ze schaterend, dat is
heerlijk In plaats van „Indes” neem je
een goedkoop pension bij een heel léé-
lijke oude weduwe, ik ben specialist in
't zoeken van goedkoope pensions. Weg
met je auto en jachtWe nemen
onze fietsen of huren een roeiboot op de
Kagerplassen en we nemén een pic-nic
mee Heerlijk. Ik heb nog wat spaar
duitjes en nu is 't mijn beurt om voor
jou te zorgen
Evert schaterde. Dat kind had geen
ouderwetsche pl^meau noodig, om allen
stofrommel weg te vegen. Ondertusschen
werd het niet gemakkelijker voor hem,
om te zeggen, wat hij had willen uitleg
gen Zijn gezicht betrok weer.
Maar, hield hij koppig vol,' onze
voorwaarde blijftalleen als trouwe
vrienden
Dat is
bleven voortleven onder de geheele be
volking. Zijn beleerende verzen hebben in
leeren bandjes ruim twee eeuwen in tal
rijke Hollandsche gezinnen trouw naast
den bijbel gelegen. Dat wil wat zeggen!
Huisvaderlijk en gemoedelijk behan
delde hij de dagelijksche vraagstukken
van het leven met een openhartigheid,
die meestal treft, maar soms voor het
gevoel van dezen tijd te ver gaat. Zijn
levenswijze opvattingen en daaraan ver
bonden raadgevingen, wist hij te gieten
in eenvoudig verstaanbare taal. Vaak sta
pelde hij over hetzelfde onderwerp een
berg verschillende vergelijkingen op. Ve
len verwijten hem daarom langdradig
heid Lang niet onmogelijk is echter
hoe tegenstrijdig dit ook klinke dat
in deze langdradigheid juist het geheim
van zijn populariteit schuilde Men las
de bladzijden door, totdat men het beeld
gevonden had, dat het meest op de ge
geven omstandigheden paste en hield
dat vast! Hij zette de menschen in pun
tige regels grondwaarheden voor die
zich makkelijk lieten onthouden en
een voornaam punt bij de opvoeding
makkelijk lieten gebruiken In dit opzicht
heeft hij daarom veel bijgedragen tot de
z.g lichamelijke en geestelijke gezond
heid en zijn versjes zijn nog volkomen
een dagelijksche overdenking waard!
Over het nut van goed kauwen ter wille
van de spijsvertering schreef hij bijvoor
beeld:
Spijs wel geknout, Is haest verdoutl
en gaf al de practische raad.
Hebt ghy geen wilbraet of capoen,
Soo eet dan moes of ander groen
Dat kan oock de leêge magen voèn!
Wordt men ondanks de goede zorgen
en inachtneming van goeden raad
ziek:
Door vasten, stil te zijn,
.En door gerust te leven.
Wordt dickmael sonder meer
Een koortse wech gedreven.
Droevig zat Karei Lodder naar zijn pas
volgesmeurde doek te kijken. Zijn oog
dwaalde van den wankelen ezel naar de
schimmelinge wanden waartegen einde-
looze rijen krachtelooze uitingen van zijn
schilderstalent stonden.
Zij waren als vele aanklachten, tien
rijen dik soms, aanklachten en nóg eens
aanklachten; aanklachten tegen het wan
begrip en de smakeloosheid van dezen
tijd.
Aanklachten mét en zonder lijst. Droe
vige vertegenwoordigers van een gilde,
dat dreigde uit te sterven.
Vroeger had Karei met vuur geschil
derd nu deed hij het slechts nog met verf.
Zijn laatste schilderij had hij ongeveer
vijf jaar geleden verkocht en hij vierde
dit feit telkenjare door in weemoedig ge
peins verzonken achter zijn ezel een harts,
versterking uit een gebarsten jenever-
glaasje te nemen Met de jaren groeiden
de zorgen èn de haren
Eenmaal nog in dien tijd was er een dik
man gekomen, die, na met een hautainen,
critischen blik zijn arbeid van jaren zwoe
gen op den kop te hebben bekeken, hem
het aanbod deed op zijn fabriek te komen
werken.
Karei dacht al aan bankwerken, maar
het bleek boompjes schilderen te zijn.
Eindeloos boompjes schilderen op nóg ein-
deloozer doeken. De man naast hem schil
derde het molentje erbij en zoo ontstond
het „met olieverf” geschilderde schilderij.
Maar Karei was nog téveel artiest
hij schilderde nog met téveel hart en
smaak en werd dan ook nog een week als
onbruikbare machine prompt op de keien
afgeleverd.
Gelukkig had hij zijn vorstelijk week-
ken, die hij in de gauwigheid maar kon
vinden te verzamelen.
Het volgend oogenblik had de ringen,
man een geduchte concurrent gekregen!
Rijen dik verdrong men zich om den
zonderling waar je voor een dubbeltje een
lijst om een schilderij mocht gooien.
Dat was nog ééns goedkooper dan in een
kunstzaak!!
Paste de lijst dan was het geheel je
eigendom!
Lodder’s rijke tijd brak
Evert Dijkman zat op het terras van
een groot hotel in Scheveningen en keek
rond Achter hem een wriemelende
massa jong volk, vlinderachtig dwarre
lend in de danszaal, vóór hem de zacht
deinende zee, waarboven een blauwe,
rossig doorgloeide hemel zich koepelde
En overal vreugde, bont leven, gelach,
gejuich
Ja, dit was wat Dijkman zich altijd
had gedroomd, daarginds in de rim
boe van Indië Dat had hem kracht ge
geven om door te werken, vol te houden
Hij had doorgewerkt, vcigehuuden en
het geluk had hem geen oogenblik ver
laten, tot hij nu met een groot vermogen
in Holland terugkwam, om van zijn geld
te genieten.
Ja. toch een keer had het geluk hem
den rug toegekeerd, toen hij in ‘t eerste
jaar van zijn verblijf in Indië een brief
van Elly van Burgen ontving waarin ze
de verloving met hem verbrak Zij miste
den moed om te leven, zooals ze dat
samen hadden uitgestippeld Evert naar
Indië werken, werken, werken, zonder
de moeilijkheden te tellen zij in Hol
land wachten tot hij haar kon laten
overkomen
EHy van Burgen
mist, trouwde een
vaste positie vast salaris, zeker pensioen
Na de geboorte van haar eerste en eenige
kind was ze langzaam weggekwijnd
Evert Dijkman had den moed gevonden
om verder te leven en te werken.
Maar zonder hoop op geluk Hij was
flink en knap gebouwd, charmant in den
omgang met vrouwen en meisjes, pret
tige, kernachtige kameraad voor man
nen
Wanneer er om hem. vrouwenharten
gebroken werden of meisjesdroomen
wreed verstoord, dan lag het zeker niet
aan Dijkman.
Bij zijn innemende manieren, galante
complimentjes, aardige attenties, liet hij
op één punt nooit ruimte tot onzeker
heid Hij kwam er steeds rond voor uit,
dat hij nooit trouwen zou, een afgrijse-
lilke hekel had aan amourettes in welken
vorm ook en alleen als kameraad
wenschte om te gaan met vrouwen
meisjes.
Dat had Elly van Burgen bewerkt
Evert zat op het terras van 't groote
Strandhote) en piekerde. Hij kon alles
hebben, wat hij zich gedroomd had en
genoot niet
De muziek verveelde hem, dat wrie
melend dansen irriteerde hem, hij haatte
dat lachen en schertsen, dat bonte ge
wemeld van luchtige zomerpakjes, de zee,
de hitte daarvoor had hij niet naar
Holland behoeven te komen.
Maar, ’t meest van alles hinderde hem
dat mormel tegenover hem, dat aan een
glas sorbet njpte en hem scheen uit te
lachten, te bespotten met haar heldere,
mooie oogen.
Dat mormel had mooie, klare oogen.
diep en peilloos als de blauwe zee daar
voor hem.
Als we weer uitgaan. Daddy, neem
ik een ouderwetsche plumeau mee
Waarvoor vroeg Evert verbaasd.
Om die peins-rlmpels en sjachrijn-
plooien uit Je gezicht te vegen, lachte
ze klaterend. Is dat nu een manier
Hier te zitten en te piekeren.
Dat had hij zichzelf al duizend keer
gezegd.
Maar niemand had ooit de dingen zoo
kort en scherp gezegd als dit meisje
Nora Burink
't Was heel gewoon begonnen, banaal
eigenlijk In een modezaak stonden zij
plotseling tegenover elkaar en hadden el
kaar aangekeken, een praatje gemaakt
en toen hij naar zijn hotel tufte, wist
hij alleen nog. dat hij haar voor
autotochtje had uitgenoodigd
En nu vóór alles, Daddy, zeg me,
waar ie over piekert.
illustratieve verzorging van het boek
niets te wenschen laat, De houtsneden
van Henk Munnik en Jaap Hooft zijn
knap en zinvol en vervullen op uit
nemende wijze ,haar functie
illustratieve accentueering van
tekst.
Ook dit tweede deel van
Noorsche trilogie is van een
grijpende menschelijkheid, die overal
lichtend tot uiting komt ook daar waar
de schrijver eenvoudigweg vertelt van
de simpele daagsche dingen in het
boerenbestaan. Er is heel wat toe noo
dig vóór een gekweld en weerbarstig
hart tot deze eenvoudige wijsheid
komt: Geloof in het goede, dan gaat het
goed. Eerst moet je kiezen. En dan
gelooven, wat 39 kunt Met deze
woorden eindigt dit tweede deel. Zij
drukken reeds bij voorbaat het goud-
merk op den geestelijken inhoud van
het derde, waarvan de verschijning
met ongewone belangstelling zal wor
den tegemoet gezien door hen, voor wie
deze beide eerste deelen van Olov Gull
vag’s meesterwerk een openbaring zijn
geweest van de mogelijkheden van den
roman als literaire schepping, die voor
geest en hart van den lezer een functie
vervult, waarvan ook de groote inner
lijke waarde niet mag worden onder
schat. JOHAN KONING.
Femme Moderne”.
Snoeperig gewoon
Nee. vrouwtje!
den, beslisten toon,
komenDat kan bruintje niet trekken
Wij kunnen toch niet onzen laatsten cent
uitgeven voor een overbodig artikel
Zoo’n leuk, kort bontjasje zal je
heusch niet ruïneeren, Herman. Dat is im
mers lang niet zoo duur als een gewone,
lange bontjas, hield mijn vrouw vol en
trachtte mij te verwurmen. door, in de
woonkamer gekomen, vlijerig op mijn
knieën te wippen en plagerig aan mijn
snor, mijn eenige bekoorlijkheid, waar ik
zoo trotsch op ben. te trekken.
Nee, Loesje, zei ik op beslisten, za-
kelijken toon, je kunt je de moeite van
dat lief-zijn en van dat vermoeiende kuil-
tjes-in-de-wangen-tooveren wel besparen!
Er kan geen sprake zijn van -het koopen
van een bontjas Al bedoel je dan maar
een korte, snoeperige
Dan koop ik haar zelfverklaarde
mijn vrouw met belistheid, gleed van mijn
knieën en begon zwijgend de soep op le
scheppen.
Ik stond perplex.
-T Dat durf je niet, beweerde ik boos.
Reken maar van wel Mijn vrouw
glimlachte en keek mij uitdagend aan.
Ik schaterlachte
Je maakt .en grapje, Loes Die cou
rage heb je niet
Wedden, dat je straks, als je terug
komt van het werk, dat nieuwe, korte
bontjasje zult bewonderen En dat je er
zelfs verrukt over zult zijn Het is een
snoezig, kort jasje, mannie, snoeperig ge
woon Ik weet zeker, dat je niet boos
kunt zijn, als je het eenmaal gezien hebt
Zoon’ leuk, grappig ding is dat!
WaarachtigIk wil met je wedden
dat je het niet durft, Loes wond ik mij
op en begon mijn soep te lepelen, hoewel
door die bontjas-scène mijn eetlust al was
verdwenen.
Goed. Herman Voor honderd pop
Nou, dat is een flink bedragMaar
ik vind het best! Ik ben er wel zeker
van. dat jij de weddenschap verliest.
Loes, en dan koop ik voor dat geld dat
mooie schilderij, je weet wel, dat in den
Muizensteeg is tentoongesteld. Dan kan
je meteen zien, dat ook ik verkwistend
kan fijn
Gretig stak Loes mij haar hand toe en
ik voelde een krachtig drukje.
Dus gewedzei ze. Maar ik wil
nog wel een tweede weddenschap met je
aangaan. Herman
Wat dan
Dat je niet eens boos zult zijn en het
mij niet zult verwijtenDat je dat jasje
zelfs schattig zult vinden
Ik barstte in lachen uit en stak
mijn hand toe
Uitstekend
Dus nogmaals voor honderd gulden!
Zij schudde mij de hand. Als je van
kantoor komt, Herman, zal je
Zal je dadelijk met de tweehonderd
gulden voor den dag moeten komen, Loes!
onderbrak ik haar plagend.
Als je daarop rekent, Herman, dan
zal je een bittere teleurstelling beleven
Als jij thuiskomt, vlieg ik jou met dat
snoeperige, korte bontjasje om den hals
Mijn vrouw lachte hartelijk. Ik ook. Want
ik was er voor negen en negentig pro
cent zeker van, dat zij het niet zou dur
ven. En moeht het toch nog gebeuren
dan was ik vastbesloten, haar zeven we
ken lang niet aan te kijken
Toen ik ’s avonds de huisdeur opende,
vloog mij inderdaad iets harigs om mijn
hals. Ik was ontsteldMaar Loes wreef
mij het nieuwe bontjasje tegen het ge
zicht, terwijl in haar oogen twee blijde
vonkjes dansten
Laat zien kreet ik verslagen.
Mijn vrouwtje, stralend van overmoe
dige blijdschap, ging een pas achteruit en
toonde mij een kort, wit bontjasje, dat
op een hanger hing.
O, vrouwtjejuichte ik ontroerd,
het is inderdaad schattig, dat jasje
Snoezig Snoeperig gewoon
Nu, Herman, heb ik de eerste wed
denschap gewonnen Heb ik het gedurfd
of niet
Ik knikte slechts, nog heelemaal ont
roerd over dat schattige jasje.
En ben je nu heusch boos?
Ik zou het werkelijk niet kunnen..-
boos zijn om dat dottige, witte jasje.
Maar ik dacht natuurlijk, dat je een bont-
jasje
Paulientjeriep toen mijn vrouw
ons driejarige dochtertje en deed haar
het nieuwe, witte bontjasje aan, en ik
tilde ons oogappeltje op en kuste het. Het
was een dotje
Kom nu op met die twee briefjes
van honderd, Herman herinnerde mijn
vrouw mij aan mijn verloren wedden
schappen.
O ja, natuurlijk, vrouwtjezei ik en
stak haar het geld toe. Wat ga je er
nu mee doen
Voor dat geld koop ik morgen die
mooie bruine bontjas, die ik al zoo lang
wilde hebben, mannie, en die jij te duur
vond