HAAGSCHE COURANT Een speling het lot van LETTERKUNDIG BIJBLAD Een roman van Noorsch boerenleven VAN DE Zaterdag 9 Augustus 1941, No. 17949. b 4 p DE KRIJGSLIST HET IDEE.... Letterkundige Kroniek Gaaf kunstwerk van een geboren verteller VADER CATS GAAT MET DEN TIJD MEE TOEGEZONDEN BOEKEN NIEUWE UITGAVEN Het lot van menschen, die afhanke lijk zijn van de natuur aan het te van een stuiver en nu niet racer noodig. Wij manier haar een toch (Houtsnede van Henk Munnik) (Houtsnede van Jaap Hooft), een uitvoerige beschouwing aan gewijd en onze groote waardeering uitgespro ken voor dit werk, dat onmiskenbaar de schepping van een kunstenaar was. Wij hebben den roman, met zijn voor treffelijke karakterteekening, gerekend tot de schoonste voortbrengselen van de hedendaagsche Noorsche romanlitera tuur; dit tweede deel van de trilogie is een bevestiging van deze uitspraak. Men zou zich altijd nog met eenige verwondering kunnen afvragen hoe het mogelijk is, dat de verwende roman lezer geboeid wordt en zelfs in geest drift kan geraken door een beschrijving van een eenvoudige boerenbevolking, die een harden strijd om het bestaan voert, een strijd, die echter reeds zoo vaak in boekvorm is uitgebeeld, dat men zich nauwelijks meer nieuwe kan- Olav Gullvag. (matrijs Kruseman) deel van deze aan- van den zei ik op verwijten- daar kan niets van „En het leven gaat verder door Olav Gullvag, uit het Noorsche landsmal vertaald door M. C. Castendijk. Uit gave J. Philip Kruseman, al hier. Het eerste deel van de trilogie, waar van thans het tweede deel het licht heeft gezien, verscheen destijds onder den titel: ,,’t Begon in een midzomer- nacht”. Wij hebben er op deze plaats Jacob Cats werd in tiet jaar van den Slag bij Nieuwpoort (1600!) 23 jaar en hzd nog geen notie van zijn tijdgenoot Constantijn Huygens, den lateren dichter van .Hofwijck” en „Zeestraet" om de eenvoudige reden, dat Constantijntje toen pas 4 jaar kwam kijken. De jonge Cats studeerde met vrucht in de rechtsgeleerd heid aan de Leidsche Universiteit in de jaren dat ondernemende kooplieden te Amsterdam de Vereenigde Oost-Indische Compagnie stichtten de prilste jaren van den Gouden Eeuw Door denzelfden ondernemingsgeest be zield. reisde de afgestudeerde jongeling per postkoets over Parijs naar Orleans aan de Loire en behaalde er den doctors titel Andere keeren stak hij naar Enge land over en bezocht de universiteiter. van Londen, Cambridge en Oxford Zon der twijfel heeft hij tijdens deze omzwer vingen veel menschenkennis opgedaan, die hem later bij het schrijven van zijn bespiegelende en onderwijzende rijmen te stade zijn gekomen Mr dr. Jacob Cats bleek in de Leidsche wetenschapskringen hoog te zijn aangeschreven. Hem werd een hoogleeraarschap aangeboden, maar hij bedankte, en werd benoemd tot pen- sionnaris van Dordrecht en Middelburg, in 1636 tot raadspensionnalrs van Holland en West-Friesland 10 jaar daarna tot Grootzegelbewaarder der Staten en der Grafelijkheid van Holland en Register- meester der Leenen Maar dat alles was niet de hoofdzaak Als staatsman bleef Cats middelmatig, als huisvader stierf hij teruggetrokken op zijn buitengoed .Sorgh- vliet’’. 83 jaar oud. in breeder lagen be kend en geliefd dan ooit voor of na hem één Nederlandsche dichter. Zijn werken bodem, die hen voedt. Een warme, zui vere mengchelijkheld doorgloeit ook dit tweede deel, dat van een hartstochte lijke liefde voor het aardsche leven ge tuigt, met zijn verrukkingen en zijn tra giek, zijn geluk, zijn bitterheid en zijn vernederingen. En diep in het hart van deze menschen leeft het vertrouwen in de Goddelijke leiding. Wanneer voor Grim allés verloren schijnt, houden zij vast aan hun overtuiging, dat het on recht altijd pleegt weer te keeren tot zijn oorsprong. En: „de Heer is over ons, al vertoont Hij zich niet al te vaak!” Hoe prachtig is niet de figuur van dominee Rieber in dit tweede deel, die al de zorgen van zijn men schen in het kerspel meedraagt en die, omdat zijn geweten het hem gebiedt, buiten wet en verordening om, True en Grim kerkelijk in den echt vereenigt. Een predikant, die den geest boven den letter stelt. Onvergetelijk zijn de blad zijden van deze huwelijksinzegening op een donkeren avond in de kleine dorps kerk. Men leest ze met genoegen een tweede maal, het is alleen jammer, dat men dien tweeden keer, wat den lezer de eerste maal zal zijn ontgaan door het meesleepend vermogen van Gullvag’s schrijfkunst! constateeren zal, dat de verteller niet altijd even ge lukkig is geweest in de keuze zijner woorden. Een zin als: „ze tastten zich het kerkhof over” is bepaald leelijk en feitelijk ontoelaatbaar. Als geheel ech ter kan de vertaling als verdienstelijk worden geroemd. Voor de vele moeilijk heden, welke de vertaler overwinnen moest, zijn we zeker niet blind. Hij heeft deze overwonnen met kunde en ook met een zekere mate van flair. Te meer betreuren we daarom ongecorri geerde misgrepen, zooals we er een zoo- even hebben gesignaleerd. Laten we hier tegelijk mogen vaststellen, dat de Op boeiende wijze heeft van Eyssel- I steijn nu een schets geschreven over het tragische leven van Hoffmann, diens werk en wereldbeschouwing. Veel literatuur heeft hij daarvoor geraadpleegd. Wat dit betreft heeft hij het hun, die een nadere kennismaking wenschen, wel zeer ge makkelijk gemaakt. Zij zullen hem er dankbaar voor zijn. P. H. de Wit. „Merijntje in Filmland", A. M. de Jong. A. J. G. Strengholt, Am sterdam. De titel zou doen kunnen gelooven, dat A M. de Jong zijn succesvollen Merijn- tje-cyclus weer met een deel heeft uitge breid. Verre van dat: „Merijntje in film land" is geen roman. Het is een simpel, vaak amusant verhaal, waarin de Jong vertelt hoe hij in contact is gekomen met de filmwereld, hoe de klaploopers op zijn roem als auteur getracht hebben hem te plukken: de een met minder, de ander mét meer succes. Tal van aanbiedingen bleken van speculanten afkomstig te zijn. Tot „de” aanbieding kwam en er werkelijk ge filmd werd. Onderhoudend is zijn gekout over de studio, de opnamen, de filmmen- schen en alles wat daar wel en niet mee te maken heeft De schrijver legt tevens den vinger op de wonde plek van de Nederlandsche film. In alle opzichten is dit boek voor ons belang wekkend Voor den lezer omdat het amu sant is, voor den ingewijde omdat het leer zaam is. P. H. de Wit. In de serie Weten en Kunnen van de NV. Uitgeversmij. „Kosmos” te Amster dam verschenen de navolgende boekjes: „Kaartspelen voor de huiska- m e r" door Dolf van Kollem, „G r o e n- teteelt voor kleine tuinen" door Stienstra-Duursma (6e druk) en „Het aquarium" door J. Godefroy (2e druk) Bij H. D. Tjeenk Willink en Zoon N.V. Haarlem verscheen een brochure van dr. J. W. Berkelbach van der Sprenkel, ge titeld „De Vader des Vader land s”. In korte trekken wordt de geweldige beteekenis geschilderd, welke Willem- Vader heeft gehad .voor de grondvesting van den Nederlandschen Staat als ik meer zou verlangen, dan me toe komt Evert zweeg en keek naar Eerst had ze hem vlak in de Toen ik de huisdeur openduwde, vloog er ineens iets zachts om mijn hals, iets warms. Twee mollige, blanke armen slo ten zich er om heen en een zadite. warme perzikwang drukte zich tegen mijn ge zicht aan, teiwijl een hoog, helder stem metje als fen zwaluw tsjiiptc Dag mannetje Daag Wat ben jij fijn vroeg Luister, Herman, lieveling. Het was mijn vrouwtje, dat mij die ver. rassende, spontane ontvangst had bereid. Maar een dergelijke, stormachtige begrce- ting was mij al vaker te beurt gevallen, ik wist derhalve wat het beteekende Wantrouwend trok ik mijn wenkbrau wen op en 'aste resoluut naar mijn porte feuille Wat heb je nu weer noodig, ver. kwister vroeg ik met een schalks-ver. wijtenden blik, wéér een ander hoedje Of een nieuwe japon Nee, mannle. geen van beide schud, de mijn vrouw haar mooie kopje met de zware krullenvracht in den nek, ik heb zoo’n leuk bontjasje gezien. Herman- netje Een bóntjas 1 I Vrouwtje, hoe kom je daarbij verbaasde ik mij niet weinig. Het hoeft niet zoo’n dure, lange bontjas te zijn, Herman- Ik bedoel een kort jasje van dat wijde swagger-model I Zóó één heb ik vanmorgen gezien bij „La Het was schattig! E. T. A. Hoffmann, de verteller der romantiek. Ben van Eys- selsteijn. H. P. Leopold’s Uitg. Mij. alhier. Ben van Eysselsteijn is een groot be wonderaar van den schrijver-componlst- schilder Hoffmann en heeft in voordrach ten reeds menigmaal van deze bewonde ring getuigd. In de „Bibliotheek voor weten en den ken" zijn deze voordrachten, thans uit gebreid tot een studie, verschenen. Het is van Eysselsteijn’s bedoeling den Duit- schen schrijver uit den laten bloeitijd der Romantiek „in wiens leven en werk de geheele romantische periode'nog eens schijnt op te leven en saamgevat te wor den” nader tot het Nederlandsche publiek te brengen. Zij, die Hoffmann gelezen hebben, Kater Murr of „Elixtiere der Teufels” kennen hem slechts ten deele. Zij kennen hem als den Gespenster-Hoff- mann, of uit „Les contes d’Hoffmann”, de opera van Offenbach en dan, zoo be toogt de schrijver van deze studie te recht, kennen zij hem heelemaal niet. had den moed ge- longen leeraar met zegt Vader Cats. En als men kribbig dreigt te worden omdat de ziekte te lang duurt: Geluckig is de mensch, Die oock het bitter lijden kan dragen met gedult. En sonder tegen-strijden, Het geluk in een huishouden hangt ten nauwste samen met de vredelievende ver standhouding tusschen man en vrouw, Maar vraagt Vader Cats: Waer isser doeh een buys, Daer mannen ende wijven, Sjjn altijt even soet, En noyt tesamen kijven? en put blijkbaar uit eigen ervaring, wan neer hij zegt: 't Is dienstlgh in het huys, Bijwijlen door gekijf, Een wrock van oude gal, Te jagen uyt het lijf want, gaat hij elders door: Noyt bleef er groote mln, In kleyne twist verloren, De liefde na geschil Wert grooter als tevoren! Kinderen wordt vaak ten onrechte iets verweten, zei Vader Cats (de opvoeding berustte toen kennelijk bij den vader): Indien de Jonckheit niet en deught En geeft de schuit niet aan de jeught. De vader selfs verdient de straf, Die haer geen beter les en gaf Slechte invloeden in de jeugd wreken zich naderhand: Een kint is als een wit papier. Dus let op dit onoosel dier, Want soo daer iemant quaet inprent, Soo is dat edel wit geschent. Tot besluit halen wij een algemeene raadgeving van hem aan: Welaan, dan, wie ge sijt, Gaet, soeekt dan aldermeest: Gesontheyt voor het lijf, Gesontheyt in den geest! en vragen dan den lezer of Vader Cats heeft afgedaan A. 8ERET kerspels aan het verhongeren waren. En evenmin zal men vergeten zijn, wat zich tusschen Grim en True heeft af gespeeld, het verhaal van hun liefde, die zich buiten de wet had gesteld. Dit alles en nog veel meer uit het eerste deel staat onmiddellijk weer frisch in de herinnering, zoodra men met de lec tuur van dit tweede deel, dat literair op even hoog peil staat, is begonnen. En ook de sfeer, waarin het eerste deel ons heeft gebracht, voelt de lezer on middellijk weer aan bij dit tweede deel der trilogie, want ook de sfeer, waarin deze zwoegende en tobbende boeren en boerinnen leven, die zoo volkomen af hankelijk zijn van de grillen der na tuur, weet Olav Gullvag sterk sugges tief uit te beelden. Zij neemt den lezer in zich op en hij voelt zich verplaatst in dit ruige land en temidden van deze stoere mensch wier leven met hon derd vertakkingen wortelt in den Er kwam een lang verhaal van gestot terde versprekingen en tegenstrijdig heden. Nora Burink lachte. Is het zóó moeilijk, jongen, om te zeggen, dat je me af wilt Ik wist toch dat dit —ogenblik komen moest en ik was trr volkomen op voorbereid Je hebt me heerlijke dagen bezorgd, méér dan ik verwacht had. méér dan ik had mogen hopen. Ik ben gelukkig geweest en 1 zou zeer onredelijk van me zijn. ten van het geval zou kunnen voorstel len. Toch is dit hier mogelijk gebleken. De bijzondere talenten van Olav Gull vag hebben zeer verrassende dingen voortgebracht; de vertelkunst van dezen stoeren Noor, die met liefde schrijft over de stoere menschen op den Noor- schen bodem, is meermalen kortweg verbluffend. Zonder de voortreffelijke boeren romans in ons land ook maar iets te kort te willen doen, er zijn immers waarachtige meesterwerken onder moet toch worden vastgesteld, dat deze Noorsche trilogie van boerenleven iets bezit, wat de onze niet hebben en dit iets zit vooral in de vertelkunst van den schrijver, die werkelijk buitengewoon is. Hij verstaat het in détails af te da len zonder ook maar een oogenblik ver velend te worden, hij kan zich de weelde veroorloven gevallen, die niets om het lijf hebben, in den breede te behandelen, want hoe hij het ook ver teld en waarover hij vertelt, het is al tijd onderhoudend. Het is méér dan onderhoudend: want Olav Gullvag’s vertelkunst is niet de kunst van „zoo maar vertellen". De karakteruitbeel ding blijft vóór* alles doel bij hem, zij is overheerschend, zij zorgt ervoor, dat zijn menschen ons vertrouwd geraken dat we de vaak duistere drijfveren tot hun doen en laten leeren begrijpen. Het eerste deel van de trilogie, ,,’t Begon in een Midzomernacht” zag maanden geleden het licht en men zal wellicht sedert dien dozijnen andere romans ge lezen hebben, maar True zijn we niet vergeten wen zeker Grim niet, Grim Aslezoon, den grooten heiden van Viun- gen. Tien lange jaren heeft de macht van de Wet hem op de hielen gezeten, omdat hij gesmokkeld had, omdat hij mee had gedaan het land aan eten te helpen toen de menschen er in de loon nog uitbetaald gekregen en kon dus nog twee dagen krap-aan leven! Maar na die twee dagen kwamen er wéér twee en nóg eens twee en dan nog een heeleboel!! Vooral zonder een cent op zak voel je dat zoo erg! Maar de kunstenaar be hoort nu eenmaal tot een ras, dat wel dreigt uit te sterven maar het niet doet! Met bijna legendarische volharding wer pen zij zich weer achter hun ezels, respec tievelijk schrijfmachines, klei muziekpa- pier of voetlicht. Maar bij Karei Lodder hadden deze op- drachtlooze jaren zijn talent verminkt en hem tot een toestand van apathie gebracht. Hij schilderde nog, omdat zijn hand auto matische zwaaibewegingen maakte, maar het „vuur" was eruit en de verf zat erop! Zoo ook vandaagHet klokhuis van den laatsten appel van zijn stjllleven had hij met een mistroostigen zwaai in den hoek van zijn hok gespuwd en wezenloos staarde hij naar den wand, waarop met halfuitgewischte letters de datum van zijn laatste opdracht stond geschreven. Na twee jaar was daaromheen een rouw krans gekomen en zoo vormde dit een sinister aandenken. Op den verjaardag van het groote feit werd de krans wat opge kalefaterd Plotselingmet een bruusk gebaar, smeet Karei palet en kwasten neer en stiet den ezel met een gevoel van walging van zich af. De werkelijkheid die hem een paar uur in vergetelheid ontslipt was, drong zich brutaal aan hem op. Geluiden stormden op hem af, het zon licht scheen feller door de gebarsten, ,be- zoelde ruit. Gejengel van draaimolens, vermengd met knallen van de „kop van jut" deden hem herinneren, dat op de markt de kermis al reeds twee dagen in vollen gang was. Met een resoluut gebaar gooide Lodder het haar uit zijn oogen, stopte demonstra tief zijn handen in de véél te wijde broek en daalde half vallend en struikelend in het donker de smalle wenteltrap af. Buiten gekomen ademde hij diep, liep angstvallig de zonzijde van de straat vol gend, in de richting van het feestgejoel. Weldra bereikte hem de geur van versch gebakken poffertjes en gleed zijn troebele oog over verrukkelijke zuurstokken en ge kleurde balletjes. Zijn maag gaf hem een venijnigen kneep en met ongekende snelheid verwijderde hij zich van dit lustoord. Plots echter hoe het kwam is nóg een raadsel, bevond Karei zich temid den van een groep jongelui, die luid lachend en wild zwaaiend ringen om al lerlei heerlijkheden trachtten te werpen flesschen wijn, odeur, bonbons en wat dies meer zij, Eén stuiver maar, één stuiver de worp!! klonk het in zijn oor, en toen als een bliksemschicht schoot er een idee door zijn hoofd, een verlossend, geniaal idee. In koortsachtige haast werkte Lodder zich los uit de menschenmassa en rende naar huis, niet den zonnigsten, maar den vlugsten weg kiezend. Hij wentelde zich kieperend en ratelend omhoog, stortte zijn hok binnen en begon als een razende alle losse lijsten en doe- staan nu gelijk en ‘t is nu niet meer erg, als de explosie komt. Explosie Wat bedoel je Dat je me in je sterke armen zult kraken en zeggen, hoe verschrikkelijk veel je van me houdtbijna zooveel als ik van jou. Geschrokken keek Dijkman op. Kind, ik ben over de veertig en jij... Onzin, Evert, wij hebben evenveel behoefte aan liefde en teederheid, dat telt alleen. Jij bent uitgehongerd Een vrouw is daaraan natuurlijk de schuld Ja Dan moet een andere vrouw weer goedmaken. Dat is alles. Noortje, jij hebt een moed om leven, waar ik van duizel Even werd ze stil en ernstig. Toen zei ze Mijn moeder is te gronde gegaan, omdat ze niet den moed had om te leven. En ik zal niet in haar fout vervallen. Ze heeft meteen het leven van een jongen man verwoest, vertelde ze me, en van een tweede bijna. Ze is gestorven voor hij de ruïne voelde En nu meen ik. dat ik iets goed te maken heb van wat zij heeft bedorven. Vind je ’t niet een beetje erg gek Evert legde een arm om haar schouders. Hoe heette je moeder Elly van Burgen haar op - --oogen ge keken, nu tuurde ze over zijn schouder in de verte. Voor ’t eerst bemerkte hij zooiets van een pijnlijken trek op haar gezicht Laten we er geen drama van ma ken. Evert, en als goede vrienden uit el kaar gaan Er is voor jou nog zooveel Evert stoof op Heb ik gezegd, dat ik van je afwil Niet met woorden. Maar je heele houding is duidelijk genoeg Je hebt me gezegd. weet je nog, den eersten keer, toen ik een autotochtje met je maakte we komen als goeie vrienden bij el kaar en gaan als goeie vrienden uiteen. W» hebben er beiden voor gezorgd, dat de vriendschap goed bleef en nu behoef je niet te tobben, nu 't oogenblik van afscheid gekomen is. Daar tob ik niet over. Maar, ik heb je wat wijs gemaakt en daarvoor vraag ik excuus Ik heb hier geleefd als een millionnair en in werkelijkheid ben ik maar een klein ambtenaartje met heel bescheiden Inkomen Twintig jaar heb ik gespaard om één jaar als koning te kunnen leven. Nu zijn mijn spaarduiten op maar mijn vacantie Noortje sprong op. klapte in de han den van opgewonden vreugde Prachtig riep ze schaterend, dat is heerlijk In plaats van „Indes” neem je een goedkoop pension bij een heel léé- lijke oude weduwe, ik ben specialist in 't zoeken van goedkoope pensions. Weg met je auto en jachtWe nemen onze fietsen of huren een roeiboot op de Kagerplassen en we nemén een pic-nic mee Heerlijk. Ik heb nog wat spaar duitjes en nu is 't mijn beurt om voor jou te zorgen Evert schaterde. Dat kind had geen ouderwetsche pl^meau noodig, om allen stofrommel weg te vegen. Ondertusschen werd het niet gemakkelijker voor hem, om te zeggen, wat hij had willen uitleg gen Zijn gezicht betrok weer. Maar, hield hij koppig vol,' onze voorwaarde blijftalleen als trouwe vrienden Dat is bleven voortleven onder de geheele be volking. Zijn beleerende verzen hebben in leeren bandjes ruim twee eeuwen in tal rijke Hollandsche gezinnen trouw naast den bijbel gelegen. Dat wil wat zeggen! Huisvaderlijk en gemoedelijk behan delde hij de dagelijksche vraagstukken van het leven met een openhartigheid, die meestal treft, maar soms voor het gevoel van dezen tijd te ver gaat. Zijn levenswijze opvattingen en daaraan ver bonden raadgevingen, wist hij te gieten in eenvoudig verstaanbare taal. Vaak sta pelde hij over hetzelfde onderwerp een berg verschillende vergelijkingen op. Ve len verwijten hem daarom langdradig heid Lang niet onmogelijk is echter hoe tegenstrijdig dit ook klinke dat in deze langdradigheid juist het geheim van zijn populariteit schuilde Men las de bladzijden door, totdat men het beeld gevonden had, dat het meest op de ge geven omstandigheden paste en hield dat vast! Hij zette de menschen in pun tige regels grondwaarheden voor die zich makkelijk lieten onthouden en een voornaam punt bij de opvoeding makkelijk lieten gebruiken In dit opzicht heeft hij daarom veel bijgedragen tot de z.g lichamelijke en geestelijke gezond heid en zijn versjes zijn nog volkomen een dagelijksche overdenking waard! Over het nut van goed kauwen ter wille van de spijsvertering schreef hij bijvoor beeld: Spijs wel geknout, Is haest verdoutl en gaf al de practische raad. Hebt ghy geen wilbraet of capoen, Soo eet dan moes of ander groen Dat kan oock de leêge magen voèn! Wordt men ondanks de goede zorgen en inachtneming van goeden raad ziek: Door vasten, stil te zijn, .En door gerust te leven. Wordt dickmael sonder meer Een koortse wech gedreven. Droevig zat Karei Lodder naar zijn pas volgesmeurde doek te kijken. Zijn oog dwaalde van den wankelen ezel naar de schimmelinge wanden waartegen einde- looze rijen krachtelooze uitingen van zijn schilderstalent stonden. Zij waren als vele aanklachten, tien rijen dik soms, aanklachten en nóg eens aanklachten; aanklachten tegen het wan begrip en de smakeloosheid van dezen tijd. Aanklachten mét en zonder lijst. Droe vige vertegenwoordigers van een gilde, dat dreigde uit te sterven. Vroeger had Karei met vuur geschil derd nu deed hij het slechts nog met verf. Zijn laatste schilderij had hij ongeveer vijf jaar geleden verkocht en hij vierde dit feit telkenjare door in weemoedig ge peins verzonken achter zijn ezel een harts, versterking uit een gebarsten jenever- glaasje te nemen Met de jaren groeiden de zorgen èn de haren Eenmaal nog in dien tijd was er een dik man gekomen, die, na met een hautainen, critischen blik zijn arbeid van jaren zwoe gen op den kop te hebben bekeken, hem het aanbod deed op zijn fabriek te komen werken. Karei dacht al aan bankwerken, maar het bleek boompjes schilderen te zijn. Eindeloos boompjes schilderen op nóg ein- deloozer doeken. De man naast hem schil derde het molentje erbij en zoo ontstond het „met olieverf” geschilderde schilderij. Maar Karei was nog téveel artiest hij schilderde nog met téveel hart en smaak en werd dan ook nog een week als onbruikbare machine prompt op de keien afgeleverd. Gelukkig had hij zijn vorstelijk week- ken, die hij in de gauwigheid maar kon vinden te verzamelen. Het volgend oogenblik had de ringen, man een geduchte concurrent gekregen! Rijen dik verdrong men zich om den zonderling waar je voor een dubbeltje een lijst om een schilderij mocht gooien. Dat was nog ééns goedkooper dan in een kunstzaak!! Paste de lijst dan was het geheel je eigendom! Lodder’s rijke tijd brak Evert Dijkman zat op het terras van een groot hotel in Scheveningen en keek rond Achter hem een wriemelende massa jong volk, vlinderachtig dwarre lend in de danszaal, vóór hem de zacht deinende zee, waarboven een blauwe, rossig doorgloeide hemel zich koepelde En overal vreugde, bont leven, gelach, gejuich Ja, dit was wat Dijkman zich altijd had gedroomd, daarginds in de rim boe van Indië Dat had hem kracht ge geven om door te werken, vol te houden Hij had doorgewerkt, vcigehuuden en het geluk had hem geen oogenblik ver laten, tot hij nu met een groot vermogen in Holland terugkwam, om van zijn geld te genieten. Ja. toch een keer had het geluk hem den rug toegekeerd, toen hij in ‘t eerste jaar van zijn verblijf in Indië een brief van Elly van Burgen ontving waarin ze de verloving met hem verbrak Zij miste den moed om te leven, zooals ze dat samen hadden uitgestippeld Evert naar Indië werken, werken, werken, zonder de moeilijkheden te tellen zij in Hol land wachten tot hij haar kon laten overkomen EHy van Burgen mist, trouwde een vaste positie vast salaris, zeker pensioen Na de geboorte van haar eerste en eenige kind was ze langzaam weggekwijnd Evert Dijkman had den moed gevonden om verder te leven en te werken. Maar zonder hoop op geluk Hij was flink en knap gebouwd, charmant in den omgang met vrouwen en meisjes, pret tige, kernachtige kameraad voor man nen Wanneer er om hem. vrouwenharten gebroken werden of meisjesdroomen wreed verstoord, dan lag het zeker niet aan Dijkman. Bij zijn innemende manieren, galante complimentjes, aardige attenties, liet hij op één punt nooit ruimte tot onzeker heid Hij kwam er steeds rond voor uit, dat hij nooit trouwen zou, een afgrijse- lilke hekel had aan amourettes in welken vorm ook en alleen als kameraad wenschte om te gaan met vrouwen meisjes. Dat had Elly van Burgen bewerkt Evert zat op het terras van 't groote Strandhote) en piekerde. Hij kon alles hebben, wat hij zich gedroomd had en genoot niet De muziek verveelde hem, dat wrie melend dansen irriteerde hem, hij haatte dat lachen en schertsen, dat bonte ge wemeld van luchtige zomerpakjes, de zee, de hitte daarvoor had hij niet naar Holland behoeven te komen. Maar, ’t meest van alles hinderde hem dat mormel tegenover hem, dat aan een glas sorbet njpte en hem scheen uit te lachten, te bespotten met haar heldere, mooie oogen. Dat mormel had mooie, klare oogen. diep en peilloos als de blauwe zee daar voor hem. Als we weer uitgaan. Daddy, neem ik een ouderwetsche plumeau mee Waarvoor vroeg Evert verbaasd. Om die peins-rlmpels en sjachrijn- plooien uit Je gezicht te vegen, lachte ze klaterend. Is dat nu een manier Hier te zitten en te piekeren. Dat had hij zichzelf al duizend keer gezegd. Maar niemand had ooit de dingen zoo kort en scherp gezegd als dit meisje Nora Burink 't Was heel gewoon begonnen, banaal eigenlijk In een modezaak stonden zij plotseling tegenover elkaar en hadden el kaar aangekeken, een praatje gemaakt en toen hij naar zijn hotel tufte, wist hij alleen nog. dat hij haar voor autotochtje had uitgenoodigd En nu vóór alles, Daddy, zeg me, waar ie over piekert. illustratieve verzorging van het boek niets te wenschen laat, De houtsneden van Henk Munnik en Jaap Hooft zijn knap en zinvol en vervullen op uit nemende wijze ,haar functie illustratieve accentueering van tekst. Ook dit tweede deel van Noorsche trilogie is van een grijpende menschelijkheid, die overal lichtend tot uiting komt ook daar waar de schrijver eenvoudigweg vertelt van de simpele daagsche dingen in het boerenbestaan. Er is heel wat toe noo dig vóór een gekweld en weerbarstig hart tot deze eenvoudige wijsheid komt: Geloof in het goede, dan gaat het goed. Eerst moet je kiezen. En dan gelooven, wat 39 kunt Met deze woorden eindigt dit tweede deel. Zij drukken reeds bij voorbaat het goud- merk op den geestelijken inhoud van het derde, waarvan de verschijning met ongewone belangstelling zal wor den tegemoet gezien door hen, voor wie deze beide eerste deelen van Olov Gull vag’s meesterwerk een openbaring zijn geweest van de mogelijkheden van den roman als literaire schepping, die voor geest en hart van den lezer een functie vervult, waarvan ook de groote inner lijke waarde niet mag worden onder schat. JOHAN KONING. Femme Moderne”. Snoeperig gewoon Nee. vrouwtje! den, beslisten toon, komenDat kan bruintje niet trekken Wij kunnen toch niet onzen laatsten cent uitgeven voor een overbodig artikel Zoo’n leuk, kort bontjasje zal je heusch niet ruïneeren, Herman. Dat is im mers lang niet zoo duur als een gewone, lange bontjas, hield mijn vrouw vol en trachtte mij te verwurmen. door, in de woonkamer gekomen, vlijerig op mijn knieën te wippen en plagerig aan mijn snor, mijn eenige bekoorlijkheid, waar ik zoo trotsch op ben. te trekken. Nee, Loesje, zei ik op beslisten, za- kelijken toon, je kunt je de moeite van dat lief-zijn en van dat vermoeiende kuil- tjes-in-de-wangen-tooveren wel besparen! Er kan geen sprake zijn van -het koopen van een bontjas Al bedoel je dan maar een korte, snoeperige Dan koop ik haar zelfverklaarde mijn vrouw met belistheid, gleed van mijn knieën en begon zwijgend de soep op le scheppen. Ik stond perplex. -T Dat durf je niet, beweerde ik boos. Reken maar van wel Mijn vrouw glimlachte en keek mij uitdagend aan. Ik schaterlachte Je maakt .en grapje, Loes Die cou rage heb je niet Wedden, dat je straks, als je terug komt van het werk, dat nieuwe, korte bontjasje zult bewonderen En dat je er zelfs verrukt over zult zijn Het is een snoezig, kort jasje, mannie, snoeperig ge woon Ik weet zeker, dat je niet boos kunt zijn, als je het eenmaal gezien hebt Zoon’ leuk, grappig ding is dat! WaarachtigIk wil met je wedden dat je het niet durft, Loes wond ik mij op en begon mijn soep te lepelen, hoewel door die bontjas-scène mijn eetlust al was verdwenen. Goed. Herman Voor honderd pop Nou, dat is een flink bedragMaar ik vind het best! Ik ben er wel zeker van. dat jij de weddenschap verliest. Loes, en dan koop ik voor dat geld dat mooie schilderij, je weet wel, dat in den Muizensteeg is tentoongesteld. Dan kan je meteen zien, dat ook ik verkwistend kan fijn Gretig stak Loes mij haar hand toe en ik voelde een krachtig drukje. Dus gewedzei ze. Maar ik wil nog wel een tweede weddenschap met je aangaan. Herman Wat dan Dat je niet eens boos zult zijn en het mij niet zult verwijtenDat je dat jasje zelfs schattig zult vinden Ik barstte in lachen uit en stak mijn hand toe Uitstekend Dus nogmaals voor honderd gulden! Zij schudde mij de hand. Als je van kantoor komt, Herman, zal je Zal je dadelijk met de tweehonderd gulden voor den dag moeten komen, Loes! onderbrak ik haar plagend. Als je daarop rekent, Herman, dan zal je een bittere teleurstelling beleven Als jij thuiskomt, vlieg ik jou met dat snoeperige, korte bontjasje om den hals Mijn vrouw lachte hartelijk. Ik ook. Want ik was er voor negen en negentig pro cent zeker van, dat zij het niet zou dur ven. En moeht het toch nog gebeuren dan was ik vastbesloten, haar zeven we ken lang niet aan te kijken Toen ik ’s avonds de huisdeur opende, vloog mij inderdaad iets harigs om mijn hals. Ik was ontsteldMaar Loes wreef mij het nieuwe bontjasje tegen het ge zicht, terwijl in haar oogen twee blijde vonkjes dansten Laat zien kreet ik verslagen. Mijn vrouwtje, stralend van overmoe dige blijdschap, ging een pas achteruit en toonde mij een kort, wit bontjasje, dat op een hanger hing. O, vrouwtjejuichte ik ontroerd, het is inderdaad schattig, dat jasje Snoezig Snoeperig gewoon Nu, Herman, heb ik de eerste wed denschap gewonnen Heb ik het gedurfd of niet Ik knikte slechts, nog heelemaal ont roerd over dat schattige jasje. En ben je nu heusch boos? Ik zou het werkelijk niet kunnen..- boos zijn om dat dottige, witte jasje. Maar ik dacht natuurlijk, dat je een bont- jasje Paulientjeriep toen mijn vrouw ons driejarige dochtertje en deed haar het nieuwe, witte bontjasje aan, en ik tilde ons oogappeltje op en kuste het. Het was een dotje Kom nu op met die twee briefjes van honderd, Herman herinnerde mijn vrouw mij aan mijn verloren wedden schappen. O ja, natuurlijk, vrouwtjezei ik en stak haar het geld toe. Wat ga je er nu mee doen Voor dat geld koop ik morgen die mooie bruine bontjas, die ik al zoo lang wilde hebben, mannie, en die jij te duur vond

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1941 | | pagina 14