PLANETARIUM Het Joodsche grondbezit Vrederechters Instelling van V redegerechtshof een en Ilaagsche Courant van Zaterdag 16 Augustus 1941 VIJFDE BLAD, PAGINA 1. BINNENLAND Verplichte aangifte uiterlijk op 15 September 1941 De vrederechters Berechting van Het besluit op de Loonbelasting misdrijven en overtredingen, welke den politieken vrede in gevaar brengen Detailverkoop van groenten ONZE EXTRA OCHTEND- DEMONSTRATIES Samenstelling van het Vrede gerechtshof RECHT VAN OPSTAL, HYPOTHEEK ENZ. OOK IN AANGIFTEPLICHT BEGREPEN De Keulsche Najaars- beurs 1941 verordening is ieder het publiek wordt voor kan verbonden. Afdeeling 5 gescheiden duurzaam Art 15. der lid 1. ENKELVOUDIGE KAMERS INGESTELD BIJ DE ARRONDISSEMENTSRECHT BANKEN O.A. HIER TER STEDE Het Verordeningenblad bevat een besluit van den secretaris-generaal van het de partement van Financiën tot wijziging en aanvulling van het besluit op de loonbe lasting. WIJZIGINGEN EN AANVULLINGEN BIJ VERORDENING GEREGELD lijke maatregelen. Hij kan de hem toe komende bevoegdheden overdragen. (2) De Rijkscommissaris voor het be zette Nederlandsche gebied (commissa- ris-generaal voor Financiën en Econo mische Zaken) kan in twijfelgevallen, welke zich bij de toepassing van de be palingen van deze verordeningen moch ten voordoen, algemeen bindende beslis singen nemen. Art. 21. Deze verordening treedt heden (16 Augustus Redactie) in werking Buitengewone lasten Tenslotte wordt bepaald, dat als buiten gewone lasten mede worden aangemerkt de uitgaven terzake van ziekte, invaliditeit, sterfgeval en andere dergelij'ke uitgaven ten behoeve van de echtgenoote van den werknemer. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 September 1941. Kinderaftrek (6) De werknemer heeft aanspraak op kinderaftrek: a) Voor zijn eigen en aangehuwde kin deren en pleegkinderen, die minderjarig zijn en tot zijn huishouden behooren of met zijn toestemming tijdelijk elders ver blijven voor het verkrijgen van onderwijs of voor opleiding voor een beroep; b) Voor zijn eigen kinderen, die minder jarig zijn, behooren tot het huishouden van zijn gewezen echtgenoot of van den Slotbepalingen Art. 21. Ten aanzien van misdrijven en overtredingen, welke door den Vrederech ter of door het Vredegerechtshof worden behandeld, is de bevoegdheid van iedere andere rechterlijke instantie uitgesloten. Art. 22. Dit besluit treedt heden (16 Aug. Red.) in werking. Vredegerechtshof hier ter stede Art 7. (1) Bij het gerechtshof te 's Gravenhage wordt een met drie leden rechtsprekende bijzondere kamer inge steld,* welke den naam „Vredesgerechts- hof” zal dragen. Wat niet tot loon wordt gerekend In de eerste plaats wordt onder de op somming van hetgeen niet tot het loon wordt gerekend het bepaalde sub e: „De uitkeering in eens, welke ingevolge een in art. 5 derde lid, bedoelde aanspraak wordt genoten” vervangen door: „De uit keering ineens, welke ingevolge een in art. 5 derde lid bedoelde aanspraak op toekom stige of voorwaardelijke uitkeeringen wordt genoten, tenzij de aanspraak op een onder c bedoelde pensioenregeling berust” Verder zullen niet tot het loon worden gerekend belooningen door minderjarigen genoten wegens werkzaamheid in het be drijf of beroep hunner ouders en uitkee ringen ingevolge binnen- of buitenland- sche sociale verzekeringswetten. Voorts wordt art. 8 als volgt gelezen: „(1) Ten behoeve van de toepassing van de belastingtabel worden de werknemers ingedeeld in een van de groepen 1, 2 of 3. (2) Onder groep 3 vallen de werknemers die geen aanspraak op kinderaftrek heb ben (3) Onder groep'1 of 2 vallen de werk nemers, die geen aanspraak op kinderaf trek hebben Daarvan valle onder groep 2: a) de gehuwde werknemers; b) de ongehuwde werknemers, die den leeftijd vgn 65 jaar hebben bereikt; c) de ongehuwde werk nemers, die gehuwd geweest zijn en uit wier huwelijk een kind is geboren. (4) Onder groep 1 vallen de ongehuwde werknemers, die niet onder groep 2 of 3 vallen. (5) Voor de toepassing van dit artikel worden de werknemers, die duurzaam ge scheiden van hun echtgenoot leven, als on gehuwd aangemerkt. de echtgenooten leven”. Beheer Art. 7. (1) De Nederlandsche Admi nistratie van Onroerende Goederen kan het beheer van Joodsch grondbezit over nemen. (2) Het kan andere personen met de daadwerkelijke uitoefening van dat be heer belasten. Art. 8. (1) De Nederlandsche Admi nistratie van Onroerende Goederen is, na overname van het beheer, bevoegd tot het verrichten, zoo in als buiten rechte, van alle rechtshandelingen en anderszins, welke een behoorlijk beheer van het Joodsch grondbezit met zich brengt. Het kan dit grondbezit ook ge heel of ten deele vervreemden of be zwaren. De Nederlandsche Administra- kan van de geheele of L-'---'-"J--- vooruitbetaling van het recht afhanke- den leeft, en grootendeels op zijn kosten worden onderhouden en opgevoed; c) Voor zijn eigen en aangehuwde kinde ren en pleegkinderen, die meerderjarig, doch nog geen 25 jaar zijn, en grooten deels op zijn kosten worden onderhouden en onderwijs genieten of worden opgeleid voor een beroep. (7) Als pleegkind van den werknemer wordt slechts aangemerkt wie door heiji als een eigen kind wordt onderhouden en opgevoed. (8) In afwijking van .het tweede en der de lid wordt een werknemer, die heeft nagelaten aan de hem in het derde lid van artikel 11 opgelegde verplichting te vol doen, steeds aangemerkt in groep 1 van de belastingtabel te vallen”. Regelmatig terugkeerende belooningen Art. 10,'lid 2, wordt gelezen: „(2) De in het eerste lid bedoelde belooningen van een werknemer, die tevens uit dezelfde dienstbetrekking regelmatig wederkeeren- de belooningen geniet, mogen echter wor den gevoegd bij het loon over het loontijd- vak, waarin zij worden uitbetaald, indien zulks tot gevolg heeft dat een geringer bedrag aan loonbelasting verschuldigd is”. Persoonlijke verplichtingen Art 13, lid 3, wordt gelezen: „(3) Als persoonlijke verplichtingen worden aan gemerkt pensioenen, benevens interesten van schulden, altijddurende renten, lijf renten en andere verschuldigde periodieke uitkeeringen en verstrekkingen, een en an der voor zoover zij niet met een bron van inkomen in verband staan. Tot de persoon lijke verplichtingen behooren niet renten, uitkeeringen en verstrekkingen, welke ver schuldigd zijn aan bloed- en aanverwanten van den werknemer in de rechte linie en in den tweeden graad der zijdlinie, tenzij zij de tegenwaarde vormen van.een door den genieter aan den werknemer gedane prestatie. Tot de persoonlijke verplichtin gen behooren evenmin uitgaven terzake Bijzondere voorschriften voor militaire strafzaken Art. 18. (1) Onder de in art. 9 lid 1, gestelde voorwaarden, is het Vredege rechtshof ook bevoegd om in eerste en hoogste ressort kennis te nemen van mis drijven, welke strafbare feiten van mili tairen aard zijn, als bedoeld in afd. 2 van het besluit no. 56/1941 betreffende de opheffing van de militaire gerechten en de overbrenging van aanhangige straf zaken naar den gewonen strafrechter. (2) In strafgedingen terzake van mis drijven, als in art. 9 lid 1. bedoeld, neemt het Vredegerechtshof kennis van het be roep, ingesteld tegen vonnissen, welke voor de inwerkingtreding van dit besluit door de ingevolge het besluit no. 56/1941 bevoegde gerechten zijn gewezen, indien de procureur-generaal bij het Vredege rechtshof van oordeel is, dat de zaak in hooger beroep bij dit hof aanhangig ge maakt dient te worden. Dit geldt niet voor zoover de behandeling ter terechtzitting door de tot dusver bevoegde beroepsin stantie bij de inwerkingtreding van dit be sluit reeds een aanvang had genomen. (3) Op strafgedingen terzake van mis drijven, als in art. 9 lid 1 bedoeld, vindt art. 17 lid 1 tot en met 3 overeenkom stige toepassing. Art. 19. (1) In de in artikel 18 bedoelde gevallen beslist het Vredegerechtshof met twee raadsheeren en een militair lid, voor zoover mogelijk van hoogeren rang dan de verdachte of van gelijken rang doch van oudere anciënniteit. (2) De secretaris-generaal van het de partement van Justitie benoemt de mili- taireMeden van het Vredegerechtshof ten getale, als door hem bepaald. (3) Art. 6, lid 4 van het besluit no. 56/1941 vindt overeenkomstige toepassing. Art. 20. Voor het overige blijven de be palingen van het besluit no. 56/1941 on verminderd van kracht. Onze extra-ochtenddemonstraties blijken ten volle aan de verwachtingen te vol doen. Daarom zullen wij ook aanstaanden Maandag, Dinsdag en Woensdag, des och tends van 11 tot 12 uur, demonstraties houden. Zij dragen den titel ,,De Dieren riem”. Dat wil zeggen, dat tijdens de ochtend- demonstraties een overzicht gegeven wordt van de bewegingen van de zon, de maan en de planeten. Vooral de gril lige bewegingen, die de planeten in den loop der jaren uitvoeren, vormen een schouwspel, dat telkens opnieuw de aan dacht boeit R. WELKE EXTRA VERGOEDINGEN BEREKEND MOGEN WORDEN De gemachtigde voor de prijzen maakt bekend, dat het met ingang van Woens dag 20 Augustus aan detaillisten is toe gestaan, voor bepaalde bewerkingen van groenten een extra-vergoeding te be rekenen boven den werkelijken ver koopsprijs. Zoo mag voor het schrappen van wortelen één cent per k.g. of per bos meer worden gevraagd. De wortelen mogen echter vóór het schrappen wor den gewogen. Voor het snijden van roode kool mag de verkoopsprijs met drie cent per k.g. worden verhoogd. Het wegen moet geschieden na het snijden. Daar de officieele publicatie van den gemachtigde voor de prijzen betreffende groenten- en fruitprijzen eenige onzeker heid heeft doen ontstaan of voor het schrappen en thuisbezorgen van aard appelen nog wel extra vergoedingen toe gelaten waren, deelt de gemachtigde mede, dat dit inderdaad het geval is. Voor het schrappen van aardappelen mag één cent per k.g. extra worden gevraagd. Het wegen dient na het schrappen te geschieden. Bij thuisbezorging mag de prijs met één cent per k.g. worden ver hoogd. Art. 16. (1) Is in een strafzaak, welke ingevolge art. 2, lid 1, tot de kennisne ming van den Vrederechter zou behooren voor de inwerkingtreding van dit besluit vonnis gewezen, door een kantonrechter of zal daarin, op grond van het feit, dat bij de inwerkingtreding van dit besluit de behandeling ter terechtzitting reeds een aanvang genomen had, door een kan tonrechter vonnis gewezen worden, dan beslist over het tegen zoodanig vonnis ingestelde hooger beroep de Vrederech ter, tot wiens rechtsgebied het kanton gerecht, waar de behandeling der zaak in eersten aanleg plaats vond, behoort. (2) Is in een strafzaak, welke inge volge art. 2, lid‘1, tot de kennisneming van den Vrederechter zou behooren, voor de inwerkingtreding van dit besluit von nis gewezen door een arrondissements rechtbank, of zal daarin, op grond van het feit, dat bij de inwerkingtreding van dit besluit de behandeling der terechtzit ting reeds een aanvang had genomen, door een arrondissementsrechtbank von nis worden gewezen, dan beslist het Vre degerechtshof over het tegen zoodanig vonnis ingestelde hooger beroep. (3) De bepalingen der leden 1 en 2 blijven buiten toepassing voor zoover de behandeling der terechtzitting voor de tot dusver bevoegde beroepsinstantie bij de inwerkingtreding van dit besluit reeds een aanvang had genomen. Art. 17. (1) Is een strafzaak, welke inge volge art. 2 lid 1, tot de kennisneming van den Vrederechter zou behooren, voor de in werkingtreding van dit besluit beëindigd, door een uitspraak, in kracht van gewijsde gegaan, dan kan het Vrede-gerechtshof op vordering van den procureur-generaal de zaak opnieuw behandelen (2) Hetzelfde geldt, wanneer iri een strafzaak, als bedoeld in het eerste lid, bij de inwerkingtreding van dit besluit de behandeling der terechtzitting reeds een - .- aanvang had genomen voor het gerecht, van onderhoud van de echtgenoote tenzij dat tot dusverre van het beroep van zoo danige zaken kennis placht te nemen en de uitspraak inmiddels in kracht van ge wijsde is gegaan. (3) De nieuwe behandeling geldt met betrekking tot de uitspraak, in kracht van gewijsde gegaan, als hooger beroep. (4) De bepalingen betreffende hooger beroep in het wetboek van strafvordering en de artikelen 12 tot en met 14 van dit besluit vinden overeenkomstig toepas sing. ge besluit no. 156/1941 naar den gewonen strafrechter zijn overgebracht Tenslotte kan het vredegerechtshof ock strafzaken welke tot de kennisneming maar welke vóór de inwerkingtreding maar welke vóór de inwerklng'reding van het besluit reeds zijn beëindigd door een in kracht van gewijsde gegane uit spraak, op vordering van den procureur- generaal opnieuw behandelen. Het vredegerechtshof beslist steeds in hoogste ressort: tegen zijn beslissingen bestaan geen rechtsmiddelen. Rechten Art. 14. (1) Op de procedure krach tens deze verordening kan een recht worden geheven. (2) De behandeling van een verzoek 1 gedeeltelijke Premiën voor lijfrenten (3) In art. 13 wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende: „(4) Mede worden als persoonlijke ver plichtingen aangemerkt premiën voor lijf renten, voor zoover zij niet vallen onder artikel 6, letter D, en per geheel kalen derjaar ten hoogste bedragen: voor een werknemer, vallende in groep 1 (art. 8, lid 4), 600; voor een werknemer, vallende in groep 2 (art. 8, lid 3) 1200; voor een werknemer, vallende in groep 3 en aanspraak hebbende op aftrek voor niet meer dan drie kinderen (art. 8, lid 6) 1500; voor een werknemer vallende in groep 3 en aanspraak hebbende op aftrek voor meer dan drie kinderen (art. 8, lid 6), 1800. Bij besluit van den secretaris-generaal van het departement van Justitie, is met ingang van 16 Augustus 1941 ingesteld bij het Gerechtshof te ’s-Gravenhage een bij zondere kamer welke den naam draagt „Vredegerechtshof” voor de berechting van strafbare feiten, als bedoeld in besluit no. 156/1941 en is -het aantal leden van het Vredegerechtshof bepaald op vijf. Voorts zijn benoemd tot raadsheer in het Gerechtshof te ’s-Gravenhage tevens lid van het Vredegerechtshofmr. J. H. Carp, administrateur bij de provinciale griffie van Zuid-Holland, alhier; mr. H. A. Helb sr., oud-Indisch rechterlijk ambte naar, alhier; mr. S. J. M. Wijthoff, rech- ter-plaatsvervanger in de Arrondisse- mentsbank te Amsterdam; mr. H. Sluyter- man, rechter in de Arrondissementsrecht bank te Zutphen en mr. A. Semplonius, advocaat en procureur te Amsterdam. Verder zijn bij de rechtbank te 's-Her- togenbosch, Arnhem, ’s-Gravenhage, Am sterdam en Leeuwarden enkelvoudige ka mers ingesteld voor de berechting van strafbare feiten, als bedoeld in besluit no. 156/1941 en zijn benoemd tot rechter, tevens vrederechter, in de Arrondisse mentsrechtbank te ’s-Hertogenbosch, mr. P. P. M. Loeff, thans substituut-griffier bij de Arrondissementsrechtbank te ’s-Hertogenbosch; tot rechter tevens vrede rechter in de Arrondissementsrechtbank te Arnhem, mr. J. E. W. Duys, oud-lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, te Lochem; tot rechter tevens vrederech ter in de Arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhagemr. G. J. F. Sluyters, al hier en mr. P. v. d. Grijp, te Leiden; tot rechter, tevens vrederechter, in de Arron dissementsrechtbank te Amsterdam: mr. P. H. F. van Vloten, advocaat en procureur te Hilversum, en mr W. L. van der Meu- len, te Someren; tot rechter tevens vrede rechter in de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, mr. W. U. Hazelhoff Roelf- zema, thans substituut-griffier bij de arron dissementsrechtbank te Arnhem. De nieuwe rechterlijke instanties Besluit no. 156/1941 behelst de instel ling van twee nieuwe rechterlijke in stanties: den vrederechter en het vrede gerechtshof. Aan deze nieuwe organen wordt met uitsluiting van iedere andere rechter lijke instantie de berechting opgedragen van alle strafbare feiten, welke den po litieken vrede binnen de volksgemeen schap in gevaar brengen of de hoogste politieke belangen van de volksgemeen schap raken of uit politieke beweegre denen zijn begaan. Vrederechters worden ingesteld bij de vijf arrondissements-rechtbanken te ’s-Hertogenbosch, Arnhem, ’s-Gravenhage Amsterdam en Leeuwarden. Zij spreken recht in eerste instantie. Tegen de vonnissen van den vrederech ter kan de verdachte hooger beroep in stellen in de gevallen, waarin vrijheids straf of geldboete van meer dan 200 is opgelegd, het openbaar ministerie kan hooger beroep instellen in de gevallen, waarin een dezer straffen is gevorderd. Het vredegerechtshof is een bijzondere kamer bij het Gerechtshof te ’s-Graven hage. het spreekt recht met drie leden. De procureur-generaal bij het gerechts hof te ’s-Gravenhage, is tevens procu reur-generaal bij het vredegerechtshof. Het vredegerechtshof neemt in hooger beroep kennis van de zaken, welke in eersten aanleg door den vrederechter zijn berecht. Het kan evenwel ook in eerste instantie kennis nemen van alle tot de bevoegdheid van de vrederechters behoo- rende misdrijven. Ten aanzien waarvan de procureur-generaal bij het vredege rechtshof van oordeel is, dat zij onmid dellijk bij het vredegerechtshof aanhan gig gemaakt dienen te worden. Ook is het vredegerechtshof bevoegd, ten aanzien van misdrijven van politieken aard, welke vroeger behoorden tot de kennisneming van de inmiddels opgehe ven militaire gerechten en welke ingevol- AFDEELING 7 Slotbepalingen Art. 20. (1) De Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied (com- missaris-generaal voor Financiën en Economische Zaken) treft de voor de uitvoering dezer verordening noodzake- tie van Onroerende Goederen kan deze bevoegdheden geheel of ten deele aan andere personen overdragen, voor zoo ver zij deze personen met het daad werkelijke beheer heeft belast. (2) Beschikkingen over Joodsch grondbezit door den gerechtigde zijn nietig, zoolang het onder beheer van dc Nederlandsche Administratie van Onroerende Goederen staat. Gedurende dien tijd werkt geen betaling van een hypothecairen schuldenaar aan den hy pothecairen schuldeischer bevrijdend. Art. 9. (1) De overneming van het be heer door de Nederlandsche Administra tie van Onroerende Goederen wordt kos teloos in de openbare registers aange- teekend. (2) Zij wordt van kracht op het tijd stip, waarop het verzoek om aanteeke- ning den met het bijhouden der re gisters belasten ambtenaar bereikt. AFDEELING 4 Goedkeuring Art. 10 (1) Personen, ondernemingen, vereenigingen van personen, instellin gen, stichtingen en andere doelvermo gens, als bedoeld in art. 1, lid 1, kunnen slechts met goedkeuring van den Rijks commissaris voor het bezette Neder landsche gebied (commissaris-generaal vóór Financiën en Economische Zaken) grond of de in art. 1, lid 2, genoemde rechten onder bijzonderen titel verkrij gen. (2) Als wijze van verkrijging onder bijzonderen titel wordt eveneens begre pen de toewijzing bij executie. Art. 11. (1) Joodsch grondbezit slechts met goedkeuring van den Rijks commissaris voor het bezette Neder landsche gebied (commissaris-generaal voor Financiën en Economische Zaken) geheel of ten deele voorwerp eener ver vreemding, bezwaring, verhuur, ver pachting of van een andere verandering in de eigendoms- en bezitsverhoudingen zijn. In het bijzonder kunnen hypotheken slechts na verleende goedkeuring geheel of gedeeltelijk worden afgelost. (2) Het bepaalde in lid 1, geldt even wel niet, voor zoover het grondbezit: 1) onder het beheer van de Neder landsche Administratie van Onroerende Goederen staat; 2) onder het beheer van een ingevol ge de verordening no. 26-’4O aangestel- den beheerder (Verwalter) staat; 3) onder het beheer van een ingevolge de verordening no. 48-’41 (verordening tot verwijdering van Joden uit het be drijfsleven) aangestelden bewindvoerder (Treuhandler) staat; 4) toebehoort aan een ingevolge de verordening no. 145-’4O aangemelde ver- eeniging van personen of stichting. (3) Het óp zich nemen van de ver plichting tot het verrichten van een der in lid 1, eersten zin, aangeduide rechts handelingen is evenzeer aan goedkeu ring onderworpen. Wordt de obligatori- sche handeling goedgekeurd, dan wordt aangenomen, dat deze goedkeuring zich ook tot de handeling tot nakoming dier overeenkomst uitstrekt. Art. 12. De goedkeuring wordt ver zocht door hem, die de aan goedkeuring onderworpen overeenkomst of hande ling te sluiten of te verrichten beoogt. Art. 13. Aan een goedkeuring kunnen voorwaarden en verplichtingen worden In het Verordeningenblad is opgenomen een besluit van den secretaris-generaal van het departement van Justitie- betref fende de instelling van Vrederechters en van een Vredegerechtshof Daarin wordt het volgende bepaald Gewone strafzaken Art. 1. (1) Bij de arrondissementsrecht banken te ’s Hertogenbosch, Arnhem, ’s Gravenhage, Amsterdam en Leeuwar den, worden uit één lid bestaande (enkel voudige) kamers ingesteldde leden de zer kamers dragen den titel „Vrede rechter”. (2) Het rechtsgebied van eiken vrede rechter valt samen met het rechtsgebied van het gerechtshof, waarmede hij den zetel gemeen heeft. (3) De secretaris-generaal van het de partement van Justitie bepaalt het aantal der bij elk van de in lid 1 genoemde rechtbanken aan te stellen vrederechters. Hij benoemt de vrederechters en hun plaatsvervangers. Art. 52 van de wet op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie is hier niet van toepassing. Art. 2. (1) De vrederechters zijn, voor zoover dit besluit niet anders bepaalt, bij uitsluiting bevoegd in eersten aanleg kennis te nemen van alle misdrijven en overtredingen welke den politieken vrede binnen de volksgemeenschap in gevaar brengen of de hoogste politieke belangen van de volksgemeenschap raken of uit politieke beweegredenen zijn begaan en voorts van de strafbare feiten, welke met zoodanige misdrijven of overtredingen door deelneming of samenloop verband houden. (2) De bepalingen der art. 92 en 93 van de wet op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie blijven onver minderd van kracht Art. 3. Op het rechtsgeding voor den vrederechter vinden de bepalingen betref fende het rechtsgeding voor den politie rechter overeenkomstige toepassing, be houdens de navolgende afwijkingen 1) de art. 369, 375, 376 en in geval van een gerechtelijk vooronderzoek, art. 238, leden 2 tot en met 5, van het Wet boek van Strafverordening blijven buiten toepassing 2) noch tegen de kennisgeving van verdere vervolging, noch tegen een dag vaarding, wordt een bezwaarschrift toege laten 3) in geval van berechting van over tredingen vinden de art. 383 tot en met 393 en 398 lid 1, onder 9e tot en met 11e van het Wetboek van Strafverordening overeenkomstige toepassing. Art. 4. Een bevel tot in verzekeringstel- ling is gedurende ten hoogste vier dagen van kracht en kan éénmaal voor ten hoogste een gelijken termijn worden ver lengd. Art. 5. (1) Terzake van de genoemde feiten kan voorloopige hechtenis worden bevolen, indien tegen den verdachte ern stige bezwaren zijn gerezen. (2) De bevelen tot voorloopige hech tenis worden gegeven door den vrede rechter. Art. 6. (1) De verd kan hooger be roep instellen in de gevallen, waarin vrijheidsstraf of geldboete van meer dan tweehonderd gulden is opgelegd, het Open baar Ministerie kan hooger beroep instel len in de gevallen, waarin een dezer straffen is gevorderd (2) Tegen vonnissen van den vrede rechter bestaan geen andere rechtsmid delen. lijk worden gemaakt. Afdeeling 6 Strafbepalingen Art. 15. (1) Hij, die opzettelijk in strijd met de bepalingen dezer verordening of met een krachtens haar uitgevaardigde bepaling, gestelde voorwaarde of ver plichting handelt, of dezelve ontduikt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren en met geldboete tot een onbeperkt bedrag of met een van deze straffen. (2) Wordt het feit door schuld ge pleegd, dan wordt gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste honderdduizend gulden op gelegd. Art. 16. (1) Naast de straf kan tevens verbeurdverklaring der waarden, op welke het strafbare feit betrekking heeft, worden uitgesproken. (2) Is het niet mogelijk tegen een be paalden persoon een vervolging in te stellen of hem te veroordeelen, dan kan de verbeurdverklaring als opzichzelf staand worden uitgesproken. Art. 17. (1) De strafvervolging vindt niet dan op vordering van den Rijks commissaris voor het bezette Neder landsche gebied (commissaris-generaal voor Financiën en Economische Zaken) plaats. (2) De vordering tot strafvervolging kan, zoolang de uitspraak van het von nis in laatste instantie nog niet heeft plaats gevonden, worden ingetrokken. Art. 18. De in art. 15 strafbaar ge stelde handelingen worden beschouwd als delicten in den zin van par. 2 lid 2, der verordening no. 52-1940 betreffen de de Duitsche rechterlijke macht voor strafzaken, zooals deze verordening laatstelijk is gewijzigd bij de verorde ning no. 123-1941 Art. 19. (1) De waarde©, waarop de in artikel 15 strafbaar gestelde handeling betrekking heeft, kunnen óók bij interne bestuursbeschikking worden verbeurd verklaard. (2) De verbeurdverklaring wordt in een dusdanig geval bevolen bij beschik king van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied (commis saris-generaal voor de Openbare Veilig heid). De verbeurdverklaring wordt van kracht op het tijdstip harer openbare bekendmaking of op het tijdstip, waarop zij aan den ^betrokkene wordt medege deeld. Indien goederen of rechten wor den verbeurdverklaard, te welker aan zien ingevolge eenig wettelijk voor schrift inschrijving in een openbaar re gister is geschied, moet de verbeurdver klaring op vordering van den Rijkscom missaris (commissaris-generaal voor de Openbare Veiligheid) onverwijld en vrij van kosten in dat register worden inge schreven. (3) De Rijkscommissaris voor het be zette Nederlandsche gebied (commissa ris-generaal voor Financiën en Econo mische Zaken) beslist omtrent de be stemming der verbeurdverklaarde waarden. Het Verordeningenblad bevat een ver ordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied be treffende het Joodsche grondbezit. Deze verordening luidt als volgt: AFDEELING 1. Begripsomschrijving Art. 1. (1) „joodsch grondbezit” in den zin dezer verordening is ieder stuk grond, dat geheel of gedeeltelijk toebe hoort aan: 1) een jood in den zin van artikel 4 der verordening no. 189-40 betreffende het aangeven van ondernemingen; 2) een onderneming, welke ingevolge de verordening no. 189-40 aangegeven dient te worden; 3) een privaatrechtelijk rechtspersoon, een vereeniging van personen, een in stelling, een stichting of eenig ander doelvermogen, voor zoover deze, of schoon niet een onderneming in den zin der verordening no. 189-1940 zijnde, niet temin aan een der in artikel 2 dier ver ordening gegeven omschrijving beant woordt; (2) als „joodsch grondbezit” in den zin dezer verordening worden verder aangemerkt elk recht van opstal, van erfpacht, van beklemming of van vaste huur, alsmede hypotheken, waarop een persoon, een onderneming, een vereeni ging van personen, een instelling, een stichting of eenig ander doelvermogen, zooals in het vorig lid zijn bedoeld, voor het geheel of voor een gedeelte gerech tigd is (3) „gerechtigde” in den zin dezer verordening is de eigenaar van den grond, van het recht van opstal, van erfpacht, van beklemming van vaste huur, dan wel de hypothécaire schuld eischer. Art. 2. De bepalingen dezer verorde ning zijn niet toepasselijk op stukken grond, welke vallen onder de bepalingen van de verordening no. 102-1941 betref fende de aangifte en de behandeling van landbouwgronden in joodsche handen (Verordening tot verwijdering van joden uit het agrarische bedrijfsleven). AFDEELING 2. Verplichting tot aangifte Art. 3. (1) Joodsch grondbezit moet, met gebruikmaking van een formulier, hetwelk bij de Kamers van Koophandel en Fabrieken is te verkrijgen, schrifte lijk worden aangegeven bij de Neder landsche Administratie van Onroerende Goederen (Niederlandische Grund- stücksverwaltung), gevestigd te ’s-Gra venhage, Juliana van Stolberglaan 45. (2) De aangifte moet uiterlijk op 15 September 1941 geschieden. Wordt het grondbezit na de inwerkingtreding van deze verordening verkregen, dan moet het binnen verloop van een maand na den datum van verkrijging worden aan gegeven. (3) De gerechtigde is tot het doen der aangifte gehouden. Bovendien is daar toe gehouden een ieder, die tot vertegen woordiging van den gerechtigde of tot beheer van het joodsch grondbezit be voegd is. Art. 4. (1) Degeen, die tot de aan gifte is gehouden, moet het aangiftefor mulier volledig en naar waarheid in vullen. (2) Bij de aangifte moeten afschriften van de volgende akten worden overge legd, voor zoover de aangever dezulke onder zich heeft: 1) een extract uit de kadastrale leg gers en een getuigschrift van den be waarder der hypotheken; 2) koopakten of andere akten, welke betrekking hebben op de verkrijging van het grondbezit; 3) huur- of pachtovereenkomsten of andere stukken, waaruit blijkt van een bestaande rechtsverhouding, welke aan spraak op gebruik of genot verschaft. (3) De Nederlandsche Administratie van Onroerende Goederen kan verdere inlichtingen, alsmede het overleggen van boeken, bewijsakten en andere stukken vorderen. Art. 5. (1) Voorts dient te worden aan gegeven elk stuk grond, elk recht van opstal, van erfpacht, van beklemming of van vaste huur, alsmede elk recht van hypotheek, hetwelk op of na 9 Mei 1940 aan een persoon, een onderneming, een vereeniging van personen, een instelling, een stichting of eenig ander doelvermo gen, als bedoeld in art. 1, lid 1, heeft toebehoord en vóór de inwerkingtreding dezer verordening aan een ander is overgegaan. (2) Tot de aangifte is gehouden de in het vorig lid bedoelde gerechtigde en de tot zijn vertegenwoordiging bevoegde personen, alsmede zijn onmiddellijke rechtsopvolger of rechtsverkrijger en de tot diens vertegenwoordiging bevoegde personen. (3) De aangifte dient vóór 15 Septem ber 1941 schriftelijk te geschieden bij de Nederlandsche Administratie van On roerende Goederen. Bij de aangifte moet een afschrift van de in aanmerking ko mende extracten uit de kadastrale leg gers en getuigschriften van den bewaar der der hypotheken, alsmede van de koopakten of andere akten, welke be trekking hebben op den in lid 1 bedoel den rechtsovergang, worden overgelegd. Het derde lid van art. 4 is van toe passing. Art. 6. De verplichting tot aangifte geldt niet ten aanzien van Joodsch grondbezit: 1) hetwelk ingevolge de verordening no. 26-1940 betreffende de behandeling van vijandelijk vermogen is aangege ven; 2) hetwelk aan een vereeniging van personen of een stichting toebehoort of heeft toebehoord, welke ingevolge de verordening no. 145-1940, houdende be palingen ter verkrijging van een over zicht (Erfassung) van vereenigingen van personen en stichtingen zonder eco nomisch doel, is opgegeven: 3) hetwelk bij de aangifte van eerv.on- derneming overeenkomstig art. 6 van de verordening no. 189-1940 is aangegeven. AFDEELING 3 De bekende Jaarbeurs te Keulen zal wederom plaats vinden van 14 tot 16 September. Deze geeft aan de Neder landsche zakenwereld de gelegenheid, met Duitsche fabrikanten rechtstreeks in verbinding te treden, teneinde relaties te maken of oude betrekkingen wederom te vernieuwen. Zooals bekend, is de Keulsche jaarbeurs van belang voor het geheele Westduitsche gebied, Nederland en België, zoodat vele bezoekers uit ons land worden verwacht. Bij tijdige reserveering zijn nog ka mers ter beschikking in de vele hotels, welke zich in de nabijheid van het sta tion bevinden, terwijl men tevens nog na aankomst in Keulen logies kan bekomen door bemiddeling van het verkeers bureau, dat gevestigd is tegenover den uitgang van het station. Hier worden den aangekomen reizigers levensmiddelen bonnen voor den duur van hun verblijf op vertoon van paspoort overhandigd. De beurs opengesteld op Zondag 14 September, ’s morgens om 9 uur. Tijdens de jaarbeurs zullen ’s avonds eenige bekende opera’s worden uitge voerd. Aan de bezoekers van de najaars- beurs wordt een gratis visum verstrekt. Alle aanvragen hiervoor moeten worden ingediend vóór 29 Augustus 1941 bij de vertegenwoordigers der Keulsche jaar beurs Reisbureaux Lissone-Lindeman. hoofdkantoor Groenmarkt 22. Den Haag. UITGESLOTEN SLAGERS Het Rijksbureau voor de Voedselvoor ziening in Oorlogstijd maakt bekend, dat wederom 14 slagers wegens frauduleuze slachtingen of het voorhanden hebben van vleesch, afkomstig van frauduleuze slachtingen, voor geruimen tijd van het verkrijgen van een toewijzing van vee en vleesch door de Nederlandsche Veehou derij-Centrale zijn uitgesloten. Tegen deze slagers is proces-verbaal opgemaakt. Bij beschikking van den secretaris generaal van het departement van Kolo niën is aan den hoofdcommies bij dit de partement J. N. Rimmelzwaan, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend uit zijn betrekking met ingang van 1 September 1941, onder gelijktijdige verleening van den titulairen rang van referendaris. echtgenoot, van wien zij duurzaam geschei- (2) De secretaris-generaal van het de partement van Justitie benoemt de leden van het vredegerechtshof ten getale, als door hem bepaald en hun plaatsvervan gers, art. 63 van de wet op de rechter lijke organisatie en het beleid der justitie is hier niet van toepassing. (3) De procureur-generaal bij het ge rechtshof te 's Gravenhage is tevens pro cureur-generaal bij het vredegerechtshof. Art. 8 Het Vredegerechtshof is bij uit sluiting bevoegd in hooger beroep kennis te nemen van de zaken, welke in eersten aanleg door den vrederechter zijn berecht. Art. 9. (1) Het Vredegerechtshof is in eerste en in hoogste ressort bij uitsluiting bevoegd kennis te nemen van alle tot de bevoegdheid van de vrederechters be- hoorende misdrijven ten aanzien waarvan de procureur-generaal bij het vredege rechtshof van oordeel is, dat zij onmid dellijk bij het vredegerechtshof aanhangig gemaakt dienen te worden. (2) De procureurs-generaal bij de ge rechtshoven en de officieren van justitie zijn verplicht den procureur-generaal bij het Vredegerechtshof in alle strafgedin gen ter zake van misdrijven," als in lid 1 bedoeld, op diens verzoek het dossier toe te zenden, opdat deze de vervolging op zich neme, dan wel beslisse, of hij de ver volging op zich wil nemen. Art. 10. In de gevallen, in art. 9, lid 1, bedoeld, vinden bij het rechtsgeding voor het Vredegerechtshof de voorschriften van het Wetboek van Strafvordering over het rechtsgeding in eersten aanleg voor de rechtbank overeenkomstige toepassing, voor zoover hieronder niet anders is be paald Art 11. De bepalingen der artikelen 4 en 5 vinden bij het rechtsgeding in eer sten aanleg voor het Vredegerechtshof overeenkomstige toepasing. met dien ver stande, dat de bevelen tot voorloopige hechtenis, bedoeld in art 5, lid 1, door het Vredegerechtshof gegeven worden. Voor zoover er overeenkomstig art. 13 een raadsheercommissaris benoemd is, worden door dezen de bevelen tot bewaring gege ven en de beslissingen over de verlenging van deze bevelen genomen. Art. 12. Het Vredegerechtshof kan zit ting houden op elke plaats binnen het be zatte Nederlandsche gebied. De beslis sing, of het buiten de plaats, waar zijn zetel is gevestigd, zitting zal houden, ligt bij dit hof zelf. Art. 13. (1) Op vordering van den procu reur-generaal bij het Vredegerechtshof benoemt dit hof uit zijn midden een raadsheer-commissaris voor het leiden van het gerechtelijk vooronderzoek. (2) De in lid 1 bedoelde raadsheer commissaris is binnen het geheele bezette Nederlandsche gebied tot ambtsverrich tingen bevoegd (3) De raadsheer-commissaris en de procureur-generaal bij het Vredegerechts hof kunnen zich bij huiszoeking en schouw doen vervangen door den rechter commissaris, onderscheidenlijk den offi cier van justitie bij de arrondissements rechtbank, binnen welker rechtsgebied bedoelde ambtsverrichtingen moeten plaats hebben. Art. 14. Het Vredegerechtshof beslist steeds in hoogste ressort, tegen zijn be slissingen bestaan geen rechtsmiddelen. O vergangsbepal i ngen De op het tijdstip van inwer kingtreding van dit besluit bij eenig ge recht aanhangige strafzaken, welke voor taan tot de kennisneming van den Vrede rechter behooren, gaan in den stand, waarin zij zich op dat tijdstip bevinden, op den Vrederechter over, voor zoover niet overeenkomstig art. 9, lid 1. het Vredegerechtshof bevoegd is. Het voor gaande geldt niet, wanneer in zulk een strafzaak bij de inwerkingtreding van dit besluit de behandeling ter terechtzitting voor het tot dusver bevoegde gerecht reeds een aanvang had genomen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1941 | | pagina 17