PLANETARIUM
Het Joodsche grondbezit
Vrederechters
Instelling
van
V redegerechtshof
een
en
Ilaagsche Courant van Zaterdag 16 Augustus 1941
VIJFDE BLAD, PAGINA 1.
BINNENLAND
Verplichte aangifte uiterlijk op 15 September 1941
De vrederechters
Berechting
van
Het besluit op de
Loonbelasting
misdrijven en overtredingen,
welke den politieken vrede in gevaar brengen
Detailverkoop van groenten
ONZE EXTRA OCHTEND-
DEMONSTRATIES
Samenstelling van het Vrede
gerechtshof
RECHT VAN OPSTAL,
HYPOTHEEK ENZ. OOK IN
AANGIFTEPLICHT BEGREPEN
De Keulsche Najaars-
beurs 1941
verordening is ieder
het publiek
wordt
voor
kan
verbonden.
Afdeeling 5
gescheiden
duurzaam
Art 15.
der
lid 1.
ENKELVOUDIGE KAMERS INGESTELD
BIJ DE ARRONDISSEMENTSRECHT
BANKEN O.A. HIER TER STEDE
Het Verordeningenblad bevat een besluit
van den secretaris-generaal van het de
partement van Financiën tot wijziging en
aanvulling van het besluit op de loonbe
lasting.
WIJZIGINGEN EN AANVULLINGEN BIJ
VERORDENING GEREGELD
lijke maatregelen. Hij kan de hem toe
komende bevoegdheden overdragen.
(2) De Rijkscommissaris voor het be
zette Nederlandsche gebied (commissa-
ris-generaal voor Financiën en Econo
mische Zaken) kan in twijfelgevallen,
welke zich bij de toepassing van de be
palingen van deze verordeningen moch
ten voordoen, algemeen bindende beslis
singen nemen.
Art. 21. Deze verordening treedt heden
(16 Augustus Redactie) in werking
Buitengewone lasten
Tenslotte wordt bepaald, dat als buiten
gewone lasten mede worden aangemerkt
de uitgaven terzake van ziekte, invaliditeit,
sterfgeval en andere dergelij'ke uitgaven
ten behoeve van de echtgenoote van den
werknemer. Dit besluit treedt in werking
met ingang van 1 September 1941.
Kinderaftrek
(6) De werknemer heeft aanspraak op
kinderaftrek:
a) Voor zijn eigen en aangehuwde kin
deren en pleegkinderen, die minderjarig
zijn en tot zijn huishouden behooren of
met zijn toestemming tijdelijk elders ver
blijven voor het verkrijgen van onderwijs
of voor opleiding voor een beroep;
b) Voor zijn eigen kinderen, die minder
jarig zijn, behooren tot het huishouden
van zijn gewezen echtgenoot of van den
Slotbepalingen
Art. 21. Ten aanzien van misdrijven en
overtredingen, welke door den Vrederech
ter of door het Vredegerechtshof worden
behandeld, is de bevoegdheid van iedere
andere rechterlijke instantie uitgesloten.
Art. 22. Dit besluit treedt heden (16
Aug. Red.) in werking.
Vredegerechtshof hier ter stede
Art 7. (1) Bij het gerechtshof te
's Gravenhage wordt een met drie leden
rechtsprekende bijzondere kamer inge
steld,* welke den naam „Vredesgerechts-
hof” zal dragen.
Wat niet tot loon wordt
gerekend
In de eerste plaats wordt onder de op
somming van hetgeen niet tot het loon
wordt gerekend het bepaalde sub e: „De
uitkeering in eens, welke ingevolge een
in art. 5 derde lid, bedoelde aanspraak
wordt genoten” vervangen door: „De uit
keering ineens, welke ingevolge een in art.
5 derde lid bedoelde aanspraak op toekom
stige of voorwaardelijke uitkeeringen
wordt genoten, tenzij de aanspraak op een
onder c bedoelde pensioenregeling berust”
Verder zullen niet tot het loon worden
gerekend belooningen door minderjarigen
genoten wegens werkzaamheid in het be
drijf of beroep hunner ouders en uitkee
ringen ingevolge binnen- of buitenland-
sche sociale verzekeringswetten.
Voorts wordt art. 8 als volgt gelezen:
„(1) Ten behoeve van de toepassing van
de belastingtabel worden de werknemers
ingedeeld in een van de groepen 1, 2 of 3.
(2) Onder groep 3 vallen de werknemers
die geen aanspraak op kinderaftrek heb
ben
(3) Onder groep'1 of 2 vallen de werk
nemers, die geen aanspraak op kinderaf
trek hebben
Daarvan valle onder groep 2: a) de
gehuwde werknemers; b) de ongehuwde
werknemers, die den leeftijd vgn 65 jaar
hebben bereikt; c) de ongehuwde werk
nemers, die gehuwd geweest zijn en uit
wier huwelijk een kind is geboren.
(4) Onder groep 1 vallen de ongehuwde
werknemers, die niet onder groep 2 of 3
vallen.
(5) Voor de toepassing van dit artikel
worden de werknemers, die duurzaam ge
scheiden van hun echtgenoot leven, als on
gehuwd aangemerkt.
de echtgenooten
leven”.
Beheer
Art. 7. (1) De Nederlandsche Admi
nistratie van Onroerende Goederen kan
het beheer van Joodsch grondbezit over
nemen.
(2) Het kan andere personen met de
daadwerkelijke uitoefening van dat be
heer belasten.
Art. 8. (1) De Nederlandsche Admi
nistratie van Onroerende Goederen is,
na overname van het beheer, bevoegd
tot het verrichten, zoo in als buiten
rechte, van alle rechtshandelingen en
anderszins, welke een behoorlijk beheer
van het Joodsch grondbezit met zich
brengt. Het kan dit grondbezit ook ge
heel of ten deele vervreemden of be
zwaren. De Nederlandsche Administra-
kan van de geheele of L-'---'-"J---
vooruitbetaling van het recht afhanke-
den leeft, en grootendeels op zijn kosten
worden onderhouden en opgevoed;
c) Voor zijn eigen en aangehuwde kinde
ren en pleegkinderen, die meerderjarig,
doch nog geen 25 jaar zijn, en grooten
deels op zijn kosten worden onderhouden
en onderwijs genieten of worden opgeleid
voor een beroep.
(7) Als pleegkind van den werknemer
wordt slechts aangemerkt wie door heiji
als een eigen kind wordt onderhouden en
opgevoed.
(8) In afwijking van .het tweede en der
de lid wordt een werknemer, die heeft
nagelaten aan de hem in het derde lid van
artikel 11 opgelegde verplichting te vol
doen, steeds aangemerkt in groep 1 van
de belastingtabel te vallen”.
Regelmatig terugkeerende
belooningen
Art. 10,'lid 2, wordt gelezen: „(2) De in
het eerste lid bedoelde belooningen van
een werknemer, die tevens uit dezelfde
dienstbetrekking regelmatig wederkeeren-
de belooningen geniet, mogen echter wor
den gevoegd bij het loon over het loontijd-
vak, waarin zij worden uitbetaald, indien
zulks tot gevolg heeft dat een geringer
bedrag aan loonbelasting verschuldigd is”.
Persoonlijke verplichtingen
Art 13, lid 3, wordt gelezen: „(3) Als
persoonlijke verplichtingen worden aan
gemerkt pensioenen, benevens interesten
van schulden, altijddurende renten, lijf
renten en andere verschuldigde periodieke
uitkeeringen en verstrekkingen, een en an
der voor zoover zij niet met een bron van
inkomen in verband staan. Tot de persoon
lijke verplichtingen behooren niet renten,
uitkeeringen en verstrekkingen, welke ver
schuldigd zijn aan bloed- en aanverwanten
van den werknemer in de rechte linie en
in den tweeden graad der zijdlinie, tenzij
zij de tegenwaarde vormen van.een door
den genieter aan den werknemer gedane
prestatie. Tot de persoonlijke verplichtin
gen behooren evenmin uitgaven terzake
Bijzondere voorschriften voor
militaire strafzaken
Art. 18. (1) Onder de in art. 9 lid 1,
gestelde voorwaarden, is het Vredege
rechtshof ook bevoegd om in eerste en
hoogste ressort kennis te nemen van mis
drijven, welke strafbare feiten van mili
tairen aard zijn, als bedoeld in afd. 2
van het besluit no. 56/1941 betreffende
de opheffing van de militaire gerechten
en de overbrenging van aanhangige straf
zaken naar den gewonen strafrechter.
(2) In strafgedingen terzake van mis
drijven, als in art. 9 lid 1. bedoeld, neemt
het Vredegerechtshof kennis van het be
roep, ingesteld tegen vonnissen, welke
voor de inwerkingtreding van dit besluit
door de ingevolge het besluit no. 56/1941
bevoegde gerechten zijn gewezen, indien
de procureur-generaal bij het Vredege
rechtshof van oordeel is, dat de zaak in
hooger beroep bij dit hof aanhangig ge
maakt dient te worden. Dit geldt niet voor
zoover de behandeling ter terechtzitting
door de tot dusver bevoegde beroepsin
stantie bij de inwerkingtreding van dit be
sluit reeds een aanvang had genomen.
(3) Op strafgedingen terzake van mis
drijven, als in art. 9 lid 1 bedoeld, vindt
art. 17 lid 1 tot en met 3 overeenkom
stige toepassing.
Art. 19. (1) In de in artikel 18 bedoelde
gevallen beslist het Vredegerechtshof met
twee raadsheeren en een militair lid, voor
zoover mogelijk van hoogeren rang dan de
verdachte of van gelijken rang doch van
oudere anciënniteit.
(2) De secretaris-generaal van het de
partement van Justitie benoemt de mili-
taireMeden van het Vredegerechtshof ten
getale, als door hem bepaald.
(3) Art. 6, lid 4 van het besluit no.
56/1941 vindt overeenkomstige toepassing.
Art. 20. Voor het overige blijven de be
palingen van het besluit no. 56/1941 on
verminderd van kracht.
Onze extra-ochtenddemonstraties blijken
ten volle aan de verwachtingen te vol
doen. Daarom zullen wij ook aanstaanden
Maandag, Dinsdag en Woensdag, des och
tends van 11 tot 12 uur, demonstraties
houden. Zij dragen den titel ,,De Dieren
riem”.
Dat wil zeggen, dat tijdens de ochtend-
demonstraties een overzicht gegeven
wordt van de bewegingen van de zon,
de maan en de planeten. Vooral de gril
lige bewegingen, die de planeten in den
loop der jaren uitvoeren, vormen een
schouwspel, dat telkens opnieuw de aan
dacht boeit R.
WELKE EXTRA VERGOEDINGEN
BEREKEND MOGEN WORDEN
De gemachtigde voor de prijzen maakt
bekend, dat het met ingang van Woens
dag 20 Augustus aan detaillisten is toe
gestaan, voor bepaalde bewerkingen van
groenten een extra-vergoeding te be
rekenen boven den werkelijken ver
koopsprijs. Zoo mag voor het schrappen
van wortelen één cent per k.g. of per
bos meer worden gevraagd. De wortelen
mogen echter vóór het schrappen wor
den gewogen. Voor het snijden van
roode kool mag de verkoopsprijs met
drie cent per k.g. worden verhoogd. Het
wegen moet geschieden na het snijden.
Daar de officieele publicatie van den
gemachtigde voor de prijzen betreffende
groenten- en fruitprijzen eenige onzeker
heid heeft doen ontstaan of voor het
schrappen en thuisbezorgen van aard
appelen nog wel extra vergoedingen toe
gelaten waren, deelt de gemachtigde
mede, dat dit inderdaad het geval is.
Voor het schrappen van aardappelen mag
één cent per k.g. extra worden gevraagd.
Het wegen dient na het schrappen te
geschieden. Bij thuisbezorging mag de
prijs met één cent per k.g. worden ver
hoogd.
Art. 16. (1) Is in een strafzaak, welke
ingevolge art. 2, lid 1, tot de kennisne
ming van den Vrederechter zou behooren
voor de inwerkingtreding van dit besluit
vonnis gewezen, door een kantonrechter
of zal daarin, op grond van het feit, dat
bij de inwerkingtreding van dit besluit
de behandeling ter terechtzitting reeds
een aanvang genomen had, door een kan
tonrechter vonnis gewezen worden, dan
beslist over het tegen zoodanig vonnis
ingestelde hooger beroep de Vrederech
ter, tot wiens rechtsgebied het kanton
gerecht, waar de behandeling der zaak
in eersten aanleg plaats vond, behoort.
(2) Is in een strafzaak, welke inge
volge art. 2, lid‘1, tot de kennisneming
van den Vrederechter zou behooren, voor
de inwerkingtreding van dit besluit von
nis gewezen door een arrondissements
rechtbank, of zal daarin, op grond van
het feit, dat bij de inwerkingtreding van
dit besluit de behandeling der terechtzit
ting reeds een aanvang had genomen,
door een arrondissementsrechtbank von
nis worden gewezen, dan beslist het Vre
degerechtshof over het tegen zoodanig
vonnis ingestelde hooger beroep.
(3) De bepalingen der leden 1 en 2
blijven buiten toepassing voor zoover de
behandeling der terechtzitting voor de tot
dusver bevoegde beroepsinstantie bij de
inwerkingtreding van dit besluit reeds
een aanvang had genomen.
Art. 17. (1) Is een strafzaak, welke inge
volge art. 2 lid 1, tot de kennisneming van
den Vrederechter zou behooren, voor de in
werkingtreding van dit besluit beëindigd,
door een uitspraak, in kracht van gewijsde
gegaan, dan kan het Vrede-gerechtshof op
vordering van den procureur-generaal de
zaak opnieuw behandelen
(2) Hetzelfde geldt, wanneer iri een
strafzaak, als bedoeld in het eerste lid, bij
de inwerkingtreding van dit besluit de
behandeling der terechtzitting reeds een - .-
aanvang had genomen voor het gerecht, van onderhoud van de echtgenoote tenzij
dat tot dusverre van het beroep van zoo
danige zaken kennis placht te nemen en
de uitspraak inmiddels in kracht van ge
wijsde is gegaan.
(3) De nieuwe behandeling geldt met
betrekking tot de uitspraak, in kracht van
gewijsde gegaan, als hooger beroep.
(4) De bepalingen betreffende hooger
beroep in het wetboek van strafvordering
en de artikelen 12 tot en met 14 van dit
besluit vinden overeenkomstig toepas
sing.
ge besluit no. 156/1941 naar den gewonen
strafrechter zijn overgebracht
Tenslotte kan het vredegerechtshof ock
strafzaken welke tot de kennisneming
maar welke vóór de inwerkingtreding
maar welke vóór de inwerklng'reding
van het besluit reeds zijn beëindigd door
een in kracht van gewijsde gegane uit
spraak, op vordering van den procureur-
generaal opnieuw behandelen.
Het vredegerechtshof beslist steeds in
hoogste ressort: tegen zijn beslissingen
bestaan geen rechtsmiddelen.
Rechten
Art. 14. (1) Op de procedure krach
tens deze verordening kan een recht
worden geheven.
(2) De behandeling van een verzoek
1 gedeeltelijke
Premiën voor lijfrenten
(3) In art. 13 wordt een nieuw vierde
lid ingevoegd, luidende:
„(4) Mede worden als persoonlijke ver
plichtingen aangemerkt premiën voor lijf
renten, voor zoover zij niet vallen onder
artikel 6, letter D, en per geheel kalen
derjaar ten hoogste bedragen:
voor een werknemer, vallende in groep
1 (art. 8, lid 4), 600;
voor een werknemer, vallende in groep
2 (art. 8, lid 3) 1200;
voor een werknemer, vallende in groep
3 en aanspraak hebbende op aftrek voor
niet meer dan drie kinderen (art. 8, lid 6)
1500;
voor een werknemer vallende in groep
3 en aanspraak hebbende op aftrek voor
meer dan drie kinderen (art. 8, lid 6),
1800.
Bij besluit van den secretaris-generaal
van het departement van Justitie, is met
ingang van 16 Augustus 1941 ingesteld bij
het Gerechtshof te ’s-Gravenhage een bij
zondere kamer welke den naam draagt
„Vredegerechtshof” voor de berechting van
strafbare feiten, als bedoeld in besluit
no. 156/1941 en is -het aantal leden van
het Vredegerechtshof bepaald op vijf.
Voorts zijn benoemd tot raadsheer in
het Gerechtshof te ’s-Gravenhage tevens
lid van het Vredegerechtshofmr. J. H.
Carp, administrateur bij de provinciale
griffie van Zuid-Holland, alhier; mr. H. A.
Helb sr., oud-Indisch rechterlijk ambte
naar, alhier; mr. S. J. M. Wijthoff, rech-
ter-plaatsvervanger in de Arrondisse-
mentsbank te Amsterdam; mr. H. Sluyter-
man, rechter in de Arrondissementsrecht
bank te Zutphen en mr. A. Semplonius,
advocaat en procureur te Amsterdam.
Verder zijn bij de rechtbank te 's-Her-
togenbosch, Arnhem, ’s-Gravenhage, Am
sterdam en Leeuwarden enkelvoudige ka
mers ingesteld voor de berechting van
strafbare feiten, als bedoeld in besluit
no. 156/1941 en zijn benoemd tot rechter,
tevens vrederechter, in de Arrondisse
mentsrechtbank te ’s-Hertogenbosch, mr.
P. P. M. Loeff, thans substituut-griffier
bij de Arrondissementsrechtbank te
’s-Hertogenbosch; tot rechter tevens vrede
rechter in de Arrondissementsrechtbank te
Arnhem, mr. J. E. W. Duys, oud-lid van
de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
te Lochem; tot rechter tevens vrederech
ter in de Arrondissementsrechtbank te
’s-Gravenhagemr. G. J. F. Sluyters, al
hier en mr. P. v. d. Grijp, te Leiden; tot
rechter, tevens vrederechter, in de Arron
dissementsrechtbank te Amsterdam: mr. P.
H. F. van Vloten, advocaat en procureur
te Hilversum, en mr W. L. van der Meu-
len, te Someren; tot rechter tevens vrede
rechter in de arrondissementsrechtbank te
Leeuwarden, mr. W. U. Hazelhoff Roelf-
zema, thans substituut-griffier bij de arron
dissementsrechtbank te Arnhem.
De nieuwe rechterlijke instanties
Besluit no. 156/1941 behelst de instel
ling van twee nieuwe rechterlijke in
stanties: den vrederechter en het vrede
gerechtshof.
Aan deze nieuwe organen wordt met
uitsluiting van iedere andere rechter
lijke instantie de berechting opgedragen
van alle strafbare feiten, welke den po
litieken vrede binnen de volksgemeen
schap in gevaar brengen of de hoogste
politieke belangen van de volksgemeen
schap raken of uit politieke beweegre
denen zijn begaan.
Vrederechters worden ingesteld bij de
vijf arrondissements-rechtbanken te
’s-Hertogenbosch, Arnhem, ’s-Gravenhage
Amsterdam en Leeuwarden.
Zij spreken recht in eerste instantie.
Tegen de vonnissen van den vrederech
ter kan de verdachte hooger beroep in
stellen in de gevallen, waarin vrijheids
straf of geldboete van meer dan 200 is
opgelegd, het openbaar ministerie kan
hooger beroep instellen in de gevallen,
waarin een dezer straffen is gevorderd.
Het vredegerechtshof is een bijzondere
kamer bij het Gerechtshof te ’s-Graven
hage. het spreekt recht met drie leden.
De procureur-generaal bij het gerechts
hof te ’s-Gravenhage, is tevens procu
reur-generaal bij het vredegerechtshof.
Het vredegerechtshof neemt in hooger
beroep kennis van de zaken, welke in
eersten aanleg door den vrederechter zijn
berecht. Het kan evenwel ook in eerste
instantie kennis nemen van alle tot de
bevoegdheid van de vrederechters behoo-
rende misdrijven. Ten aanzien waarvan
de procureur-generaal bij het vredege
rechtshof van oordeel is, dat zij onmid
dellijk bij het vredegerechtshof aanhan
gig gemaakt dienen te worden.
Ook is het vredegerechtshof bevoegd,
ten aanzien van misdrijven van politieken
aard, welke vroeger behoorden tot de
kennisneming van de inmiddels opgehe
ven militaire gerechten en welke ingevol-
AFDEELING 7
Slotbepalingen
Art. 20. (1) De Rijkscommissaris voor
het bezette Nederlandsche gebied (com-
missaris-generaal voor Financiën en
Economische Zaken) treft de voor de
uitvoering dezer verordening noodzake-
tie van Onroerende Goederen kan deze
bevoegdheden geheel of ten deele aan
andere personen overdragen, voor zoo
ver zij deze personen met het daad
werkelijke beheer heeft belast.
(2) Beschikkingen over Joodsch
grondbezit door den gerechtigde zijn
nietig, zoolang het onder beheer van
dc Nederlandsche Administratie van
Onroerende Goederen staat. Gedurende
dien tijd werkt geen betaling van een
hypothecairen schuldenaar aan den hy
pothecairen schuldeischer bevrijdend.
Art. 9. (1) De overneming van het be
heer door de Nederlandsche Administra
tie van Onroerende Goederen wordt kos
teloos in de openbare registers aange-
teekend.
(2) Zij wordt van kracht op het tijd
stip, waarop het verzoek om aanteeke-
ning den met het bijhouden der re
gisters belasten ambtenaar bereikt.
AFDEELING 4
Goedkeuring
Art. 10 (1) Personen, ondernemingen,
vereenigingen van personen, instellin
gen, stichtingen en andere doelvermo
gens, als bedoeld in art. 1, lid 1, kunnen
slechts met goedkeuring van den Rijks
commissaris voor het bezette Neder
landsche gebied (commissaris-generaal
vóór Financiën en Economische Zaken)
grond of de in art. 1, lid 2, genoemde
rechten onder bijzonderen titel verkrij
gen.
(2) Als wijze van verkrijging onder
bijzonderen titel wordt eveneens begre
pen de toewijzing bij executie.
Art. 11. (1) Joodsch grondbezit
slechts met goedkeuring van den Rijks
commissaris voor het bezette Neder
landsche gebied (commissaris-generaal
voor Financiën en Economische Zaken)
geheel of ten deele voorwerp eener ver
vreemding, bezwaring, verhuur, ver
pachting of van een andere verandering
in de eigendoms- en bezitsverhoudingen
zijn. In het bijzonder kunnen hypotheken
slechts na verleende goedkeuring geheel
of gedeeltelijk worden afgelost.
(2) Het bepaalde in lid 1, geldt even
wel niet, voor zoover het grondbezit:
1) onder het beheer van de Neder
landsche Administratie van Onroerende
Goederen staat;
2) onder het beheer van een ingevol
ge de verordening no. 26-’4O aangestel-
den beheerder (Verwalter) staat;
3) onder het beheer van een ingevolge
de verordening no. 48-’41 (verordening
tot verwijdering van Joden uit het be
drijfsleven) aangestelden bewindvoerder
(Treuhandler) staat;
4) toebehoort aan een ingevolge de
verordening no. 145-’4O aangemelde ver-
eeniging van personen of stichting.
(3) Het óp zich nemen van de ver
plichting tot het verrichten van een der
in lid 1, eersten zin, aangeduide rechts
handelingen is evenzeer aan goedkeu
ring onderworpen. Wordt de obligatori-
sche handeling goedgekeurd, dan wordt
aangenomen, dat deze goedkeuring zich
ook tot de handeling tot nakoming dier
overeenkomst uitstrekt.
Art. 12. De goedkeuring wordt ver
zocht door hem, die de aan goedkeuring
onderworpen overeenkomst of hande
ling te sluiten of te verrichten beoogt.
Art. 13. Aan een goedkeuring kunnen
voorwaarden en verplichtingen worden
In het Verordeningenblad is opgenomen
een besluit van den secretaris-generaal
van het departement van Justitie- betref
fende de instelling van Vrederechters en
van een Vredegerechtshof Daarin wordt
het volgende bepaald
Gewone strafzaken
Art. 1. (1) Bij de arrondissementsrecht
banken te ’s Hertogenbosch, Arnhem,
’s Gravenhage, Amsterdam en Leeuwar
den, worden uit één lid bestaande (enkel
voudige) kamers ingesteldde leden de
zer kamers dragen den titel „Vrede
rechter”.
(2) Het rechtsgebied van eiken vrede
rechter valt samen met het rechtsgebied
van het gerechtshof, waarmede hij den
zetel gemeen heeft.
(3) De secretaris-generaal van het de
partement van Justitie bepaalt het aantal
der bij elk van de in lid 1 genoemde
rechtbanken aan te stellen vrederechters.
Hij benoemt de vrederechters en hun
plaatsvervangers. Art. 52 van de wet op
de rechterlijke organisatie en het beleid
der justitie is hier niet van toepassing.
Art. 2. (1) De vrederechters zijn, voor
zoover dit besluit niet anders bepaalt, bij
uitsluiting bevoegd in eersten aanleg
kennis te nemen van alle misdrijven en
overtredingen welke den politieken vrede
binnen de volksgemeenschap in gevaar
brengen of de hoogste politieke belangen
van de volksgemeenschap raken of uit
politieke beweegredenen zijn begaan en
voorts van de strafbare feiten, welke met
zoodanige misdrijven of overtredingen
door deelneming of samenloop verband
houden.
(2) De bepalingen der art. 92 en 93
van de wet op de rechterlijke organisatie
en het beleid der justitie blijven onver
minderd van kracht
Art. 3. Op het rechtsgeding voor den
vrederechter vinden de bepalingen betref
fende het rechtsgeding voor den politie
rechter overeenkomstige toepassing, be
houdens de navolgende afwijkingen
1) de art. 369, 375, 376 en in geval
van een gerechtelijk vooronderzoek, art.
238, leden 2 tot en met 5, van het Wet
boek van Strafverordening blijven buiten
toepassing
2) noch tegen de kennisgeving van
verdere vervolging, noch tegen een dag
vaarding, wordt een bezwaarschrift toege
laten
3) in geval van berechting van over
tredingen vinden de art. 383 tot en met
393 en 398 lid 1, onder 9e tot en met 11e
van het Wetboek van Strafverordening
overeenkomstige toepassing.
Art. 4. Een bevel tot in verzekeringstel-
ling is gedurende ten hoogste vier dagen
van kracht en kan éénmaal voor ten
hoogste een gelijken termijn worden ver
lengd.
Art. 5. (1) Terzake van de genoemde
feiten kan voorloopige hechtenis worden
bevolen, indien tegen den verdachte ern
stige bezwaren zijn gerezen.
(2) De bevelen tot voorloopige hech
tenis worden gegeven door den vrede
rechter.
Art. 6. (1) De verd kan hooger be
roep instellen in de gevallen, waarin
vrijheidsstraf of geldboete van meer dan
tweehonderd gulden is opgelegd, het Open
baar Ministerie kan hooger beroep instel
len in de gevallen, waarin een dezer
straffen is gevorderd
(2) Tegen vonnissen van den vrede
rechter bestaan geen andere rechtsmid
delen.
lijk worden gemaakt.
Afdeeling 6
Strafbepalingen
Art. 15. (1) Hij, die opzettelijk in strijd
met de bepalingen dezer verordening of
met een krachtens haar uitgevaardigde
bepaling, gestelde voorwaarde of ver
plichting handelt, of dezelve ontduikt,
wordt gestraft met gevangenisstraf van
ten hoogste vijf jaren en met geldboete
tot een onbeperkt bedrag of met een van
deze straffen.
(2) Wordt het feit door schuld ge
pleegd, dan wordt gevangenisstraf van
ten hoogste een jaar of geldboete van
ten hoogste honderdduizend gulden op
gelegd.
Art. 16. (1) Naast de straf kan tevens
verbeurdverklaring der waarden, op
welke het strafbare feit betrekking
heeft, worden uitgesproken.
(2) Is het niet mogelijk tegen een be
paalden persoon een vervolging in te
stellen of hem te veroordeelen, dan kan
de verbeurdverklaring als opzichzelf
staand worden uitgesproken.
Art. 17. (1) De strafvervolging vindt
niet dan op vordering van den Rijks
commissaris voor het bezette Neder
landsche gebied (commissaris-generaal
voor Financiën en Economische Zaken)
plaats.
(2) De vordering tot strafvervolging
kan, zoolang de uitspraak van het von
nis in laatste instantie nog niet heeft
plaats gevonden, worden ingetrokken.
Art. 18. De in art. 15 strafbaar ge
stelde handelingen worden beschouwd
als delicten in den zin van par. 2 lid
2, der verordening no. 52-1940 betreffen
de de Duitsche rechterlijke macht voor
strafzaken, zooals deze verordening
laatstelijk is gewijzigd bij de verorde
ning no. 123-1941
Art. 19. (1) De waarde©, waarop de in
artikel 15 strafbaar gestelde handeling
betrekking heeft, kunnen óók bij interne
bestuursbeschikking worden verbeurd
verklaard.
(2) De verbeurdverklaring wordt in
een dusdanig geval bevolen bij beschik
king van den Rijkscommissaris voor het
bezette Nederlandsche gebied (commis
saris-generaal voor de Openbare Veilig
heid). De verbeurdverklaring wordt van
kracht op het tijdstip harer openbare
bekendmaking of op het tijdstip, waarop
zij aan den ^betrokkene wordt medege
deeld. Indien goederen of rechten wor
den verbeurdverklaard, te welker aan
zien ingevolge eenig wettelijk voor
schrift inschrijving in een openbaar re
gister is geschied, moet de verbeurdver
klaring op vordering van den Rijkscom
missaris (commissaris-generaal voor de
Openbare Veiligheid) onverwijld en vrij
van kosten in dat register worden inge
schreven.
(3) De Rijkscommissaris voor het be
zette Nederlandsche gebied (commissa
ris-generaal voor Financiën en Econo
mische Zaken) beslist omtrent de be
stemming der verbeurdverklaarde
waarden.
Het Verordeningenblad bevat een ver
ordening van den Rijkscommissaris voor
het bezette Nederlandsche gebied be
treffende het Joodsche grondbezit.
Deze verordening luidt als volgt:
AFDEELING 1.
Begripsomschrijving
Art. 1. (1) „joodsch grondbezit” in den
zin dezer verordening is ieder stuk
grond, dat geheel of gedeeltelijk toebe
hoort aan:
1) een jood in den zin van artikel 4
der verordening no. 189-40 betreffende
het aangeven van ondernemingen;
2) een onderneming, welke ingevolge
de verordening no. 189-40 aangegeven
dient te worden;
3) een privaatrechtelijk rechtspersoon,
een vereeniging van personen, een in
stelling, een stichting of eenig ander
doelvermogen, voor zoover deze, of
schoon niet een onderneming in den zin
der verordening no. 189-1940 zijnde, niet
temin aan een der in artikel 2 dier ver
ordening gegeven omschrijving beant
woordt;
(2) als „joodsch grondbezit” in den
zin dezer verordening worden verder
aangemerkt elk recht van opstal, van
erfpacht, van beklemming of van vaste
huur, alsmede hypotheken, waarop een
persoon, een onderneming, een vereeni
ging van personen, een instelling, een
stichting of eenig ander doelvermogen,
zooals in het vorig lid zijn bedoeld, voor
het geheel of voor een gedeelte gerech
tigd is
(3) „gerechtigde” in den zin dezer
verordening is de eigenaar van den
grond, van het recht van opstal, van
erfpacht, van beklemming van vaste
huur, dan wel de hypothécaire schuld
eischer.
Art. 2. De bepalingen dezer verorde
ning zijn niet toepasselijk op stukken
grond, welke vallen onder de bepalingen
van de verordening no. 102-1941 betref
fende de aangifte en de behandeling van
landbouwgronden in joodsche handen
(Verordening tot verwijdering van joden
uit het agrarische bedrijfsleven).
AFDEELING 2.
Verplichting tot aangifte
Art. 3. (1) Joodsch grondbezit moet,
met gebruikmaking van een formulier,
hetwelk bij de Kamers van Koophandel
en Fabrieken is te verkrijgen, schrifte
lijk worden aangegeven bij de Neder
landsche Administratie van Onroerende
Goederen (Niederlandische Grund-
stücksverwaltung), gevestigd te ’s-Gra
venhage, Juliana van Stolberglaan 45.
(2) De aangifte moet uiterlijk op 15
September 1941 geschieden. Wordt het
grondbezit na de inwerkingtreding van
deze verordening verkregen, dan moet
het binnen verloop van een maand na
den datum van verkrijging worden aan
gegeven.
(3) De gerechtigde is tot het doen der
aangifte gehouden. Bovendien is daar
toe gehouden een ieder, die tot vertegen
woordiging van den gerechtigde of tot
beheer van het joodsch grondbezit be
voegd is.
Art. 4. (1) Degeen, die tot de aan
gifte is gehouden, moet het aangiftefor
mulier volledig en naar waarheid in
vullen.
(2) Bij de aangifte moeten afschriften
van de volgende akten worden overge
legd, voor zoover de aangever dezulke
onder zich heeft:
1) een extract uit de kadastrale leg
gers en een getuigschrift van den be
waarder der hypotheken;
2) koopakten of andere akten, welke
betrekking hebben op de verkrijging van
het grondbezit;
3) huur- of pachtovereenkomsten of
andere stukken, waaruit blijkt van een
bestaande rechtsverhouding, welke aan
spraak op gebruik of genot verschaft.
(3) De Nederlandsche Administratie
van Onroerende Goederen kan verdere
inlichtingen, alsmede het overleggen van
boeken, bewijsakten en andere stukken
vorderen.
Art. 5. (1) Voorts dient te worden aan
gegeven elk stuk grond, elk recht van
opstal, van erfpacht, van beklemming of
van vaste huur, alsmede elk recht van
hypotheek, hetwelk op of na 9 Mei 1940
aan een persoon, een onderneming, een
vereeniging van personen, een instelling,
een stichting of eenig ander doelvermo
gen, als bedoeld in art. 1, lid 1, heeft
toebehoord en vóór de inwerkingtreding
dezer verordening aan een ander is
overgegaan.
(2) Tot de aangifte is gehouden de in
het vorig lid bedoelde gerechtigde en de
tot zijn vertegenwoordiging bevoegde
personen, alsmede zijn onmiddellijke
rechtsopvolger of rechtsverkrijger en de
tot diens vertegenwoordiging bevoegde
personen.
(3) De aangifte dient vóór 15 Septem
ber 1941 schriftelijk te geschieden bij de
Nederlandsche Administratie van On
roerende Goederen. Bij de aangifte moet
een afschrift van de in aanmerking ko
mende extracten uit de kadastrale leg
gers en getuigschriften van den bewaar
der der hypotheken, alsmede van de
koopakten of andere akten, welke be
trekking hebben op den in lid 1 bedoel
den rechtsovergang, worden overgelegd.
Het derde lid van art. 4 is van toe
passing.
Art. 6. De verplichting tot aangifte
geldt niet ten aanzien van Joodsch
grondbezit:
1) hetwelk ingevolge de verordening
no. 26-1940 betreffende de behandeling
van vijandelijk vermogen is aangege
ven;
2) hetwelk aan een vereeniging van
personen of een stichting toebehoort
of heeft toebehoord, welke ingevolge de
verordening no. 145-1940, houdende be
palingen ter verkrijging van een over
zicht (Erfassung) van vereenigingen
van personen en stichtingen zonder eco
nomisch doel, is opgegeven:
3) hetwelk bij de aangifte van eerv.on-
derneming overeenkomstig art. 6 van de
verordening no. 189-1940 is aangegeven.
AFDEELING 3
De bekende Jaarbeurs te Keulen zal
wederom plaats vinden van 14 tot 16
September. Deze geeft aan de Neder
landsche zakenwereld de gelegenheid,
met Duitsche fabrikanten rechtstreeks in
verbinding te treden, teneinde relaties
te maken of oude betrekkingen wederom
te vernieuwen. Zooals bekend, is de
Keulsche jaarbeurs van belang voor het
geheele Westduitsche gebied, Nederland
en België, zoodat vele bezoekers uit ons
land worden verwacht.
Bij tijdige reserveering zijn nog ka
mers ter beschikking in de vele hotels,
welke zich in de nabijheid van het sta
tion bevinden, terwijl men tevens nog na
aankomst in Keulen logies kan bekomen
door bemiddeling van het verkeers
bureau, dat gevestigd is tegenover den
uitgang van het station. Hier worden den
aangekomen reizigers levensmiddelen
bonnen voor den duur van hun verblijf op
vertoon van paspoort overhandigd.
De beurs
opengesteld op Zondag 14 September,
’s morgens om 9 uur.
Tijdens de jaarbeurs zullen ’s avonds
eenige bekende opera’s worden uitge
voerd.
Aan de bezoekers van de najaars-
beurs wordt een gratis visum verstrekt.
Alle aanvragen hiervoor moeten worden
ingediend vóór 29 Augustus 1941 bij de
vertegenwoordigers der Keulsche jaar
beurs Reisbureaux Lissone-Lindeman.
hoofdkantoor Groenmarkt 22. Den Haag.
UITGESLOTEN SLAGERS
Het Rijksbureau voor de Voedselvoor
ziening in Oorlogstijd maakt bekend, dat
wederom 14 slagers wegens frauduleuze
slachtingen of het voorhanden hebben
van vleesch, afkomstig van frauduleuze
slachtingen, voor geruimen tijd van het
verkrijgen van een toewijzing van vee en
vleesch door de Nederlandsche Veehou
derij-Centrale zijn uitgesloten. Tegen deze
slagers is proces-verbaal opgemaakt.
Bij beschikking van den secretaris
generaal van het departement van Kolo
niën is aan den hoofdcommies bij dit de
partement J. N. Rimmelzwaan, op zijn
verzoek, eervol ontslag verleend uit zijn
betrekking met ingang van 1 September
1941, onder gelijktijdige verleening van
den titulairen rang van referendaris. echtgenoot, van wien zij duurzaam geschei-
(2) De secretaris-generaal van het de
partement van Justitie benoemt de leden
van het vredegerechtshof ten getale, als
door hem bepaald en hun plaatsvervan
gers, art. 63 van de wet op de rechter
lijke organisatie en het beleid der justitie
is hier niet van toepassing.
(3) De procureur-generaal bij het ge
rechtshof te 's Gravenhage is tevens pro
cureur-generaal bij het vredegerechtshof.
Art. 8 Het Vredegerechtshof is bij uit
sluiting bevoegd in hooger beroep kennis
te nemen van de zaken, welke in eersten
aanleg door den vrederechter zijn berecht.
Art. 9. (1) Het Vredegerechtshof is in
eerste en in hoogste ressort bij uitsluiting
bevoegd kennis te nemen van alle tot
de bevoegdheid van de vrederechters be-
hoorende misdrijven ten aanzien waarvan
de procureur-generaal bij het vredege
rechtshof van oordeel is, dat zij onmid
dellijk bij het vredegerechtshof aanhangig
gemaakt dienen te worden.
(2) De procureurs-generaal bij de ge
rechtshoven en de officieren van justitie
zijn verplicht den procureur-generaal bij
het Vredegerechtshof in alle strafgedin
gen ter zake van misdrijven," als in lid 1
bedoeld, op diens verzoek het dossier toe
te zenden, opdat deze de vervolging op
zich neme, dan wel beslisse, of hij de ver
volging op zich wil nemen.
Art. 10. In de gevallen, in art. 9, lid 1,
bedoeld, vinden bij het rechtsgeding voor
het Vredegerechtshof de voorschriften van
het Wetboek van Strafvordering over het
rechtsgeding in eersten aanleg voor de
rechtbank overeenkomstige toepassing,
voor zoover hieronder niet anders is be
paald
Art 11. De bepalingen der artikelen 4
en 5 vinden bij het rechtsgeding in eer
sten aanleg voor het Vredegerechtshof
overeenkomstige toepasing. met dien ver
stande, dat de bevelen tot voorloopige
hechtenis, bedoeld in art 5, lid 1, door
het Vredegerechtshof gegeven worden.
Voor zoover er overeenkomstig art. 13 een
raadsheercommissaris benoemd is, worden
door dezen de bevelen tot bewaring gege
ven en de beslissingen over de verlenging
van deze bevelen genomen.
Art. 12. Het Vredegerechtshof kan zit
ting houden op elke plaats binnen het be
zatte Nederlandsche gebied. De beslis
sing, of het buiten de plaats, waar zijn
zetel is gevestigd, zitting zal houden, ligt
bij dit hof zelf.
Art. 13. (1) Op vordering van den procu
reur-generaal bij het Vredegerechtshof
benoemt dit hof uit zijn midden een
raadsheer-commissaris voor het leiden van
het gerechtelijk vooronderzoek.
(2) De in lid 1 bedoelde raadsheer
commissaris is binnen het geheele bezette
Nederlandsche gebied tot ambtsverrich
tingen bevoegd
(3) De raadsheer-commissaris en de
procureur-generaal bij het Vredegerechts
hof kunnen zich bij huiszoeking en
schouw doen vervangen door den rechter
commissaris, onderscheidenlijk den offi
cier van justitie bij de arrondissements
rechtbank, binnen welker rechtsgebied
bedoelde ambtsverrichtingen moeten
plaats hebben.
Art. 14. Het Vredegerechtshof beslist
steeds in hoogste ressort, tegen zijn be
slissingen bestaan geen rechtsmiddelen.
O vergangsbepal i ngen
De op het tijdstip van inwer
kingtreding van dit besluit bij eenig ge
recht aanhangige strafzaken, welke voor
taan tot de kennisneming van den Vrede
rechter behooren, gaan in den stand,
waarin zij zich op dat tijdstip bevinden,
op den Vrederechter over, voor zoover
niet overeenkomstig art. 9, lid 1. het
Vredegerechtshof bevoegd is. Het voor
gaande geldt niet, wanneer in zulk een
strafzaak bij de inwerkingtreding van dit
besluit de behandeling ter terechtzitting
voor het tot dusver bevoegde gerecht
reeds een aanvang had genomen.