in bovjets op weg naar het gevangenenkamp - Hollandsche kinderen naar Duitschland - Het Rotterdamsche luchtbeschermingspersoneel in uniform Huwelijk met modern comfort Ji w R i I H FEUILLETON HET CLANDESTIENE SLACHTEN. DENKT AAN DE GEZONDHEID VAN U ZELF EN UW GEZIN. - =s——s -HAAGSCHE COURANT Vrijdag 22 Aug. 1941’ TWEEDE BLAD --- i-'w ei b h F» ra 1 -1 GESCHUT VAN ZWAAR KALIBER OVERTOCHT OVER EEN RIVIER IN HET OOSTEN. (Weltbild-Polygoon WORDT MET GROOTE VEERPONTEN OVERGEZET. (Nadruk verboden.) geen schen. 15) fWordt vervoZffd.X VAN HET STRIJDTOONEEL IN HET OOSTEN. Roode tanks worden gemeld. Duitsch pantser-afweergeschut wordt gehaald en in stelling gebracht (Orbis-Holland); VAN DE GEVECHTEN IN HET OOSTEN. De telecamera der Duitsche Propaganda-Kompagnie is opgesteld en legt de zware treffers van de Duitsche Artillerie in de Sovjet-stellingen on de gevoelige plaat vast. DE STRIJD IN HET OOSTEN. Gèvangen genomen Sovjets mar. cheeren met hun gewonde kameraden naar het gevangenenkamp. rOrbis-Hollanr) (Profilti), ROTTERDAM heeft als eerste gemeente in ons land geuniformd luchtbeschermingspersoneel. Twee leden van den ordedienst die o.m. toezicht houdt op de schuilkelders, in de nieuwe uniform. Des nachts wordt de veldmuts door een stalen helm vervangen. Polygoon-Hof) GISTERMIDDAG IS EEN TREIN MET 420 HAAGSCHE KINDEREN, door bemiddeling van de N.S.V., voor een vacantiereis van zes weken naar Thü- ringen vertrokken. Het vertrek van de opgetogen kinderen van het Station H. S. (Polygoon-v. d. Werft) Telefoon voor u, juffrouw, waar schuwt Vermolén om het hoekje van de deur. Nick springt op van haar bureau stoel, loopt op haar teenen, om oom Victor, die, wijze woorden sprekend, met een cliënt aan het groote bureau zit, niet te hinderen, naar het kler kenkantoor. Met Carla, zegt de meisjesstem aan den anderen kant. Zeg, kom Ook dat ze ’n paar keer waren gaan dansen. Is dat, omdat Frank nu ein delijk geleerd heeft, haar absoluut te vertrouwen? Of is het... onverschil ligheid? Kan het hem allemaal niets meer schelen? De oranje enveloppe midden op tafel. Franks gezicht, gebogen over de stukken; zijn hand, welke telkens haastige potloodkrabbels neerschrijft. Is hij nu werkelijk zoo verdiept of is het een houding? De naald, welke op en neer gaat, op en neer. Het laatste torntje. Frank heeft nog niet opgekeken. Iets vragen? Een afgezaagd grapje debiteer en? Ze weifelt, steekt dan haar hand uit naar den brief... Francois! Allemenschen, wie noemt jou Francois? Ondanks alles proest ze het uit. Frank, opgeschrikt door haar lach in de stille kamer, kijkt op, springt dat hem van haar aftrekt. Lies mist alle eerzucht. Lies zou doodgemoede reerd en zielsgelukkig tot in lengte van dagen op de „Waeldonck” zijn gebleven, waar ze hem den heelen dag om zich heen, ’s avonds tegen over zich aan de keukentafel had. O jawel! Roerend is die aanhankelijk heid. Maar je komt er niet mee. Niet waar hij heen wil... Ofschoon... ’t is toch iets, dat te veel waarde heeft, om er zoo met ruwe woorden overheen te loopen, als hij af en toe doet. Een beetje geduld hebben, een beetje schipperen als ’t noodig is... zulke stommiteiten als met dien brief vanavond hoefden toch niet voor te komen... En dan maar hopen op de toekomst. Meer werk beteekent meer geld. En meer geld zal alles beter en prettiger maken, in de eerste plaats voor Lies. Dat is tenminste een stevig argument voor de oratio pro domo, welke nu nog op ’t pro gramma staat, denkt Frank en staat zuchtend op. waar je 't straks zoo druk over had? Dan ben je niet erg gelukkig ge weest, moet ik zeggen. Niet fair, denkt Lies dof. Dat laatste had hij niet moeten zeggen. Hatelijk en hard was het. En ieder woord zou het nu nog erger maken. De gevaarlijke woorden, welke pijn doen, dikwijls meer dan je zelf be doelde. Zwijgend gaat ze de kamer uit. Frank blijft zitten aan de tafel, bladert verstrooid in zijn papieren, schuift dan ongeduldig alles opzij. Van werken komt natuurlijk niets meer, denkt hjj wrevelig. scène nummer zóóveel. Hoort blijk baar bij ’t programma, als je een jaar of wat getrouwd bent, ’t Is over al hetzelfde. En straks maak je ’t weer in orde. Verzoening nummer zóveel. Voor zoolang als het duurt... Ja, hij had toch nooit gedacht, dat het tusschen hen beiden nog eens zoo zou worden. Aan wie ligt dat nu feitelijk? Aan Lies, stelt Frank vlug voor zichzelf vast. Voor het overgroote deel aan Lie's. Die het vertikt om zich aan te passen. Die zjjn werk, zijn practijk, zijn toekomst gewoon weg niet wil zien als een ongeloofe lijke buitenkans, welke hem letterlijk door stom geluk is toebedeeld en waarvan hij, het kost wat het wil, moet maken, wat er van te maken is. Lies ziet het met haar eigen oogen als iets, dat hem in beslag neemt, HET EINDE VAN DE SNEEKWEEK 1941. De Frie* sche jeugd wuift de vertrekkende zeilers na, „Tot het volgend jaar”. Polygoon-Zeylemtfkerf voeten op den grond. Lees hem dan, kijk dan zelf, wat er in staat, als je me niet vertrouwt. Wel? De handen in de zakken kijkt hij haar afwachtend aan. Met trillende vingers raapt Lies den brief op, een seconde in tweestrijd. Hem ongelezen teruggeven? Zeggen, nee Frank, het was maar malle ja loezie, ik vertrouw je immers...? Maar het zit haar te hoog, Franks toenemende onverschilligheid van de laatste maanden... ze leest. Getallen. Cijfers. Over geld gaat het... „les re venues de mon mari...” iets over vijf procent... en een paar woorden, welke ze niet begrijpt... en dan de onderteekening: Yvonne de Faucourt. Ja, het schijnt werkelijk niets bijzon ders te zijn... EEN KORTE RUST NA DE BESTORMING VAN EEN SOVJET-DORP. De Duitsche motorrijders zijn zoo goed mogelijk verdekt opgesteld. De ver- kennings-pantserwagen biedt voldoende beveiliging om de beide dekkings- posten tegen treffers te beschermen. (Orbis-Holland) g je vanavond op de dansclub? ’t Is de laatste les. Nee, ik kan niet, zegt Nick vlug. Ze hebben haar op dansles nu al twee weken doorgezaagd over die hevig interessante meneer enzoo- voort, dank je. Ik heb les vanavond, zegt ze braaf. Les? Hemeltje, ben je nu nog niet geleerd genoeg? Wat vos je nu weer? Hongaarsch, zegt ze in het wilde weg. Hoe haal je *t in je hoofd? Waar is dat goed voor? Om de Hongaarsche cliënten aangenaam te kunnen bezighouden, natuurlijk. Hebben jullie die dan? vraagt Carla met ontzag. Nog niet, maar wat niet is kan komen. Ik prepareer me er vast op. Dus je komt niet vanavond? vraagt Carla vinnig. Neen. Het gaat ze geen steek aan, die nare wichten, dat ze met een vaartje aan typen en steno begonnen is. Als ze dat niet kent, krjjgt ze immers nooit een baan. In de advocatuur hoef je ’t niet eens te probeeren. overeind en rukt haar den brief uit de handen. Wat mankeert jou, zeg? Sinds wanneer vind je het noodig, mijn brieven te lezen? Sinds wanneer vind jij het noo dig, met damesbrieven in je zak te loopen? Damesbrieven! Kind, dot niet zoo dramatisch, ’t Is een doodgewone brief van een doodgewone cliënte. Die jou Francois noemt. „Mon cher Francois” nog wel. En wie weet, wat er nog meer voor moois in staat, dat ik niet mocht zien. Daar dan! e Frank smijt den brief voor Lies’ Maar waarom noemt -die mevrouw je Francois? vraagt ze, zich aan het laatste steunpunt voor haar wantrouwen vastklampend. Omdat... omdat ik haar broer goed gekend heb, zegt Frank vlug, ben ik mee in dienst geweest. Met een Franschman? Merk waardig zeg. ’t Zijn heelemaal geen Fran- Het is een Zuidlimburgsche familie, die vlak bij de Belgische grens woont, in de buurt van Noor- beek, je weet wel, daar zijn we nog eens geweest met den wagen. Er wordt heel veel Fransch gesproken. En deze mevrouw, mijn cliënte, heeft bovendien jaren in België gewoond. Zoo kalm en nuchter als hij dat allemaal staat uit te leggen, denkt Lies. Je kunt bijna niet anders dan hem gelooven... En controleeren kun je immers ook niet. Ze weet het uit jarenlange erva ring: Frank, en Franks vrienden ook, hebben een onbegrensden kring van bekenden, die omschreven wordt met: „samen in dienst geweest”, „samen gevoetbald” en „samen gestudeerd”. Het kan dus best waar zijn... Het spijt me... zegt ze aarzelend. Frank neemt den brief aan en bergt hem in zijn zak. Tja, zegt hij koeltjes, een misverstand, zullen we maar zeggen. Of..., hij kijkt haar spottend aan, was dit nu soms een uiting van je belangstelling voor mijn werk, F «S ft - 4 1 - ^8888888»* w. J - - i I - <<♦-' I .-«< 1 j r i i

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1941 | | pagina 5