HAAGSCHE COURANT KIEZEN LETTERKUNDIG BIJBLAD Wipplank De geschiedenis het kunst- van VAN DE genootschap onder den zinspreuk Kunstliefde spaart geen vlijt DE DETECTIVE - Zaterdag 23 Augustus 1941, No. 17961 fc 4 p 3 Intieme brieven DE INGANG DE Letterkundige Kroniek TOEGEZONDEN BOEKEN (Zie Lett, Bijbiïd vm 16 Augustus bloemstukken Beste Lisa, er INTIMUS. gaan H. G. C. al zijn voorspoed en tegenslagen heeft ge- slinger gaat licht dag I „Faqade”, A. W. selijk aan. De portier rijst naast mij op. Misschien jaraagt hij zich af, waar ik zoo naar tutfr. Ik sta buiten. Ergens begint een klokje te luiden...’ opgerezen," dat ik haar verschijning én zij kraakt van haar zuiver cos- door PH. LA CHAPELLE II Eindelijk brak de langverwachte van de eerste algemeene Vergadering aan, zijnde de 15e van Wijnmaand 1772 op den huize van Prins Maurits van Nassau. De maaltijd volgende op de Vergadering, werd den leden kosteloos aangeboden. Men scheen dit toch echter bij nader inzien een handelen op te grootscheepfeche basis te vinden, want, zoo lezen we in de Notulen, ..naderhand bij het houden van den vrien denmaaltijd werd door alle de leden een parig vastgesteld, dat elk die voor het toekomende den maaltijd geliefde bij te wonen, daarvoor betalen zal, telken reize, de somma van vijftig stuivers, zullende dit besluit bij de eerste uitschrijvingsbrief allen de leden worden bekend gemaakt en derzelve gehouden zijn veertien dagen tevoren te antwoorden, of zij de vergade ring en maaltijd beide al of niet gelieven bij te woonen.” Kunstliefde geraakte van lieverlede tot zulk een bloei, dat een ieder in den lande nu van het bestaan afwist, ieder ontwik, keld Hagenaar interesseerde zich er voor Bii nationale gebeurtenissen was een van vragen die men zich stelde; Wat ré- de tafel en den maaltijd vereischt wordt, uitgezonderd wijn, bier of andere dran ken en dat Bestuurders hem vast zullen betaalen voor 75 personen, eiken persoon vijf gulden en vijf stuivers, en indien het getal der koomende Leden meerder dan 75 is, dat in dit geval voor elk Lid zal betaald worden dezelfde som van 5 5. doch indien het getal der koomende Le den minder dan 75 is, dat hierdoor in de bovenstaande bepaaling geen verandering •zal plaats hebben, maar de betaling voor 75 persoonen zal gedaan worden.” Van nijd en afgunst hetzij van andere dichtlievende genootschappen of van par ticulieren scheen Kunstliefde altoos Veel te lijden te hebben. Althans de voorzitter deelde mede, dat de eeuwig wangunstige Nijd ons nog steeds woedende aanbrult en de vitzieke Bedilzucht en Lasterzucht zich een troon trachtten te stichten ter verbrijzeling onzer eere. Voorts werd op de algemeene vergadering besloten om over te gaan tot het doen drukken der Handelingen in navolging van alle ge letterde genootschappen. En om hier op het besluit dezer Broederschap te weten, zal de Knecht van het Genootschap elk der leden eene witte en eene zwarte boon ter hand te stellen en daarna we derom rond gaan op dat ieder Lid naar zijn goed vinden een dier boonen in een zakje zouden kunnen werpen; zullende de meerderheid der witte boonen dit voor stel doen doorgaan, en de meerderheid der zwarte boonen „hetzelve van de hand te wijzen.” Na inwerping bleek, dat er 46 witte, 5 zwarte boonen waren en dat dus het voorstel met eene zeer groote meer derheid goedgekeurd was. Den 26e van Slagtmaand 1777 trof het Genootschap een slag door het overlijden van een zijner Beschermheeren, Mr. Jan Hudde Dedel, voorzittend Burgermeester van ’s-Gravenhage. Na voorgaande raad pleeging werd besloten ’s-mans roeni- Elke ingang van huis of hof doet ons den allereersten keer, nat wij er binnen treden, iets aan. Is er in eiken mensch dat zesde zin tuig, dat ons zooveel laat weten, en dat zonder dat wij het beseffen haast altijd onfeilbaar is? Men drukt op de schel van een huis en staat in de gang. Daaromheen is het leven van diege nen, die het bewonen, geregeld in en uitgaan. Er is nog een tweede bij betrokken, en dat is die arme Fred. *t Staat vast dat hij van je houdt. Hij is een slappeling, schikt zich graag onder je leiding. Natuurlijk kan dat op den duur jou niet bevredigen, en dat is de reden waarom ik je niet geestdriftig kon feliciteeren, toen je je een jaar geleden met hem verloofde. Maar je moet je losmaken uit dit dilem ma. Je moet van tweeën eenJe engage ment met Fred verbreken of den omgang met Louis geheel staken en trachterr hem uit je gedachten te bannen, hoeveel moeite „Voor mij Tc heb nu een steun, mijn- [heer, ik vertrouw Zo mij de spotternij of de afgunst [hoonen wou, Dat gij voor de eer der sexe en die t [der kunst zoudt waaken. En straks U van de zaak een point [d’honneur zoudt maaken Gij zijt wel zo galant, dat een uit [Uw getal Zich als men eertijds deed mijn Rid- [der noemen zal.” Het nieuwe vrouwelijke lid werd met gelijke munt betaald, althans een keer dicht van eveneens 114 regels, waarin haar groote eer werd bewezen, vloeide uit de pen des Heeren Beyers. Dinsdag den 7e van Wintermaand'werden de leden in een buitengewone vergadering •bijeengeroepen Men moest maatregelen nemen in verband met het steeds wassen., de aantal leden met betrekking tot het zoeken naar een geschikt vergaderlokaaL Een rekest gericht tot de edele groot achtbare Heeren Schout, Burgermeesteren, Regeerders van ’s-Gravenhage bevatte ’t verzoek om een „bekwame plaats in eene der openbare gebouwen dezer stad en een zoodanige jaarlijksche somme van pen ningen tot goedmaking der noodwendige en onvermijdelijke onkosten van het Ge nootschap”. Een speciaal bezoek aan den Heere Bailliuw van Boetzelaer werd in het voor, uitzicht gesteld om hem gunstig voor deze zaak te stemmen Kunstliefde telde niet voor niets zoo vele aanzienlijken onder haar leden. De uitslag op beide verzoeken beantwoordde dan ook aan alle verwachtingen. Het oe- haagde Edelachtbaren „om de Bestuurders toe te leggen een jaarlijksche douceur van drie honderd guldens, en zulks bij pro visie en tot kennelijk wederzeggen toe, te betaalen uit de Thesaurie deezer stad". Voor Louis is die toestand ongevaarlijk. Niet echter voor jou. Je wordt fijngewre ven tusschen twee molensteenen. Je slin gert tusschen hen beiden, kunt den een niet liefhebben zooals hij wenscht, zoudt den ander willen liefhebben en je weet niet of hij dat wenscht^ Wat nu? De toekomst afwachten om te zien of er zich vanzelf een oplossing voor doet? Ik geloof het niet. Je zult steeds meer verstrikt raken en kunt er tenslotte niet meer uitkomen. Kom, je bent zoo’n flinke zwemster. Als je in een meer zwemt en je raakt ver strikt tusschen'waterplanten, die zich om je beenen of armen slingeren, wat doe je dan? Wachten tot ze los réken? Neen, je rukt je los voor het te laat is. Doe dat nu ook Uit zelfbehoud. Van je brief ben ik een beetje geschrok ken al ben ik excuseer m’n eigen roem anders niet voor een kleintje vervaard •k Hoor je al mompelen: „Hm, dat zegt m’n buurvrouw, die elf kinderen heeft, óók”. Nee, Lisa, ik bedoel het ditmaal heel ernstig. Je bent nu een jaar met Frederik ver loofd: ruzie hebben jullie niet, heel veel contact evenmin en nu heb je een ander ontmoet, die oneindig dieper indruk op je gemaakt heeft dan het Frederik ooit ge lukt is. Ik ken hem ook wek hij is chef in een kunsthandel, waar ik af en toe eens wat koop. Een zeer goed gekleed heer van een verfijnde distinctie, 'k Zie het nog hoe hij me een paar prachtige beeldjes liet bekijken en met welk een llefkoozend ge baar hij met z’n keurig verzorgde handen die aanraakte. Iemand met een vrouwelij- ken inslag, een man met een bijna deca dente verfijning. Dat hij je aantrekt, verwondert me niet, vooral nu hij je kleine attenties bewijst. Je zult me tegenwerpen, dat hij bij dit alles volkomen correct is. Daaraan twijfel ik niet; als ik het een beetje plat mag zeggen: het is een liefde op drie meter afstand. Zeker. Ik begrijp best, dat jè hem graag eens bezoekt, dat je den fijnen smaak bewondert, waarmee hij zijn vrijgezellenwoning heeft ingéficht, dat je graag luistert naar zijn tintelende conversatie, die soms fonkelt als wijn in een fijn geslepen glas. En ik zie je al met een half schuldbewust, half onschul dig gezicht vragen: Dat kan i k toch niet helpen. Dat is toch heelemaal niet erg. Nee, dat is het ook niet. Maar wèl erg is, dat in jouw ziel een jammerlijke twee spalt is ontstaan. Dat je voortdurend slin gert tusschen Frederik en Louis. Dat je die twee steeds vergelijkt, een vergelijking die niet onvQorwaardelijk ten gunste van Fre derik uitvalt. Nu weet je wel, dat ik heele maal niet verrukt was van je verloving. Ik vreesde, dat Fred als loods moest fun- geeren, die je levensscheepje stuurde in de veilige haven van het huwelijk. Maar een huwelijk is geen vluchtha- ven, waar je veilig geborgen bent voor de stormen op de levenszee. Een huwelijk is juist een enorm waagstuk: 't is het samen met een ranke boot zich wagen op den oceaan. Stel je voor, dat twee jongelui op een peddelboot in de branding zijn. Wee hen, als ze elkaar niet onvoorwaar delijk vertrouwen. Wee hen, als ze niet door trouwe kameraadschap verbonden zijn, alles voor elkaar over hebben. Wee hen. als ze niet zóó werken, dat elke hand greep van den een die van den ander steunt. Is het zóó tusschen jou en Fred? Een huwelijk heeft veel meer facetten, maar wederzijdsch vertrouwen is er toch één van. Een verloving is een voorberei ding van trouwen. Dat komt van trouw. Je liefde voor Louis heeft een vreeselijk draaien ten opzichte van Fred tengevolge. Als je hem eens bezoekt, wil je ’t voor Fred niet weten en verzin je de zonder lingste uitvluchten. Als hij je opbelt en Fred is toevallig bij je, moet je je in de eigenaardigste bochten wringen om een aannemelijke verklaring te vinden. Je moet kiezen. Ja, zal je zeggen, maar: Kén ik kiezen? Zou Louis me willen heb ben? Zou hij me vragen, als ik niet met Fred verloofd was? Jij denkt misschien als volgt: Een man, f die me wérkelijk wil hebben, bekommert zich niet om mijn verlovingsring. Er zijn wel van die „rücksichtslose” typen, maar regel is dat gelukkig niet. Met die opvat ting misken je m.i. de mannen en de liefde. Liefde is meestal niet iets, dat als een bliksemstraal inslaat en het heele we zen van iemand doorgloeit. Neem aan, ik zie één meisje, dat me •antrekt: ik vind haar mooi, aardig, ge vat, hulpvaardig, kortom, ik zie bepaalde eigenschappen in haar. Of ze die werkelijk heeft, doet er weinig toe, als ik ze maar in haar zie. Wanneer ik die ontmoeting nu niet opvat als gelegenheid tot flirt, maar in de hoop een levensgezellin te vin. den, zal ik probeeren het meisje telkens weer te ontmoeten. Daaruit kan dan een warme liefde groeien. Maar als ik zie: dat meisje is verloofd, dus gebonden, zal ik me terugtrekken en het opkomende plantje van de liefde trachten te verstikken. Meestal zal dit in het begin ook zonder groote moeite gaan. je dat ook moge kosten Als je Fred de toedracht van de zaak vertelt, hem zegt, dat je ondanks alle waardeering voor hem toch niet de liefde voor hem kunt hebben als een vrouw voor haar man, dat je meer moeder dan ge liefde bent, dat je hem graag bij alles wilt steunen, maar ook op jouw beurt steun van hem verwacht hebt en dat hij dien niet kan geven, dat je in een mah geeste lijke rijpheid zoekt en hij nog een halve jongen is, dan is dit alles heel onprettig voor hem en zal hij zeker eenigen tijd uit zijn lood zijn geslagen, maar deze teleurstelling toch betrekkelijk gauw weer te boven komen. Vooral als je hem niet kwetst, niet scherp of onvriendelijk bent alles doet op een voorzichtige (maar niet halfzachte) manier, en toch beslist op een afbreken van de verloving staat En dan moet je afwachten. Of Louis je zal vragen als je vrij bent, kan ik je niet voorspellen. Bij verloving en huwelijk kan je den gulden regel, geen oude schoenen weg te gooien voor je nieuwe hebt nu eenmaal niet toepassen. Maar je kunt oneindig beter ongetrouwd blijven, dan het leven door te gaan met een man als Fred Of ik dien dan zoo minderwaardig vind? Heelemaal niet. Maar een energiek, wilskrachtig, begaafd meisje als jij hebt een man noodig, in wien ze haar meerdere ziet. Nietzsche zei eens: 't Geluk van een man is te zeggeni k wil; dat van de vrouw, te zeggen h ij wil. In dje abso luutheid mag dat niet waar zijn, ik ge loof toch dat geen enkele vrouw in den grond van haar hart een pantoffelheld naast zich wenscht als haar echtgenoot en als vader van haar kinderen. Maar doe één dingneem een besluit Ruk je los uit dien vernielenden twijfel. Blijf niet hinken op twee gedachten. Kies. En wees overtuigd van het hartelijk mede leven van je vriend terkarafje, Over dat karafke ligt een lapje met een rand van roode kralen. Dit simpele waterkarafje met het eta- mine lapje er over doet na de statie van de trap verwonderlijk eenvoudig en hui- gedrukt en achtergelaten, waardoor dit alleen nog te schooner en te meer levend was. X Enkele van deze figuren in een huis, die geregeld in en uitgaan, en er is een sfeer geschapen, welke het huis nimmer verlaat. Ik sta in de gang. Rondom dezen ingang van het huis zullen vele kamers zijn, en in den nacht zal er ook worden geleden. Ginds gaat mij een wagentje voorbij en ik zie in een smal, wit gezicht. Een jong zustertje duwt het voort... Rondom dezen ingang worden door de steeds met schatten verrijkte weten schap en door bekwame handen, wonden geheeld. Achter deze gang weet ik een zwaar zieke moeder met een nog zieker kind, dat stervende is. Nog geen vier weken geleden was dit eenige, veertienjarige kind oogenschjjn- lijk kerngezond. Het is niet te redden en bij dit leed staat aardsche troost mach teloos. Diep in den nacht hoort men het pre velen van koortsachtige, verdroogde moederlippen: Help ons! Dit niet! Geef ons kracht! Met een innig mededongen vervuld buigt de zuster zich over het afgetobde,i van smart vertrokken moedergezicht, neer. Een nachtlampje werpt een flauwen glans door de kamer. Zij buigt zich neer over het kind... Ginder, ergens ver... ver weg, liggen zwaar gewonde slachtoffers te wachten op het bitteré einde. En niemand buigt zich over hen heen. Ik keer op mijn schreden terug. Sta ophieuw boven aan de marmeren trap en kijk naar de geschilderde ven sters. waar het licht door flonkert en verglijdt langs de twee palmen. Ik ga de trap «veer af, die zoo blinkend is, als was net onmogelijk, dat hier dagelijks zoovele schreden op en afgaan. Ik ben beneden en sta voor het plekje, waar men dikwijls den portier ziet. Nu zit er een zuster, met een smaller njutsje op dan de andere, die epeens naast mij, stond. Achter den rug van een opstaand kastje of schrijftafeltje, ik kan niet pre cies zien wat het eigenlijk is, is zij bezig met het een of ander werk. Ook zij knikt mij toe, ofschoon ik haar nooit eerder zag. Op den rug van het kastje zie ik een slank klokje. De kleine, ronde slinger gaat licht heen en weer. Plotseling valt mijnblik op een wa- zei alle binnenkomenden, in de andere kamer is het een en ander tegen den dorst...! En mevrouw van Harkel voegde met een zoet glimlachje aan toe: Misschien interesseert u u voor de huwelijksgeschenken... Die vindt u daar ook. Voor verdere conversatie was in het begroetingsgedrang geen tijd. Des te le vendiger waren de gesprekken echter in het nevenvertrek. v Tjonge, hoorde men een dikken man zeggen, die een glas sherry in de hand hield, dat is hier niet mis...! Een magere dame met een bril boog zich diep over de cadeaux en zei alleen maar: Toe maar... toe maar...! Het was inderdaad geen kleinigheid, welke daar lag uitgestald en eèn dikke dame, die, met een taartje in de hand Of Louis nu jouw kennismaking zoekt, omdat hij zou willen trouwen, lijkt nu uiterst onwaarschijnlijk. Hij is geboeid door je charme, de sfeer van gezelligheid, die je om je heen verspreidt, je gullen lach, je gevatheid en slagvaardigheid en meent, dien omgang zonder gevaar te kunnen voortzetten, omdat je immers toch verloofd bent, dus niemand er consequen ties achter zoeken zal. Naar alles wat je me verteld en geschreven hebt, geloof ik, dat het zoo is de moest I Kinderspelen verbergen niet zelden een diepen zin. Het eentonig op- en neer gaan van de Wipplank doet denken aan het levensrhythme, dat zich gelijk in heel de natuur ook openbaart in de per soonlijke lotgevallen, vooral zoover deze samenhangen met de onderlinge be trekkingen tusschen de menschen, Nemen wij niet allen, ieder op zijn wijze, aan dit populaire kinderspel deel? De plank, waaróp het spel wordt be dreven. bevindt zich in wankelbaar even wicht. Zoodra dit evenwicht zich stabi liseerde, zou het spel onmogelijk zijn geworden. Men spreekt met bewondering of ook wel met naijver over evenwich tige. huwelijken, gezinnen of vriend schapsverhoudingen. Maar ook zulk een evenwicht moet wankelbaar zijn om het spel gaande te houden. Bleef het stand vastig, dan zou alle beweging er uit zijn en verveling zich van de betrokkenen meester maken. Men heeft de mislukking van menige verhouding wel toegeschreven aan het gemis aan levendigheid. Een te rustig huwelijk, een steeds op hetzelfde peil en op dezelfde hoogte stilstaand gezin, een vlakke vriendschap zonder emoties stom pen het gevoel af-ien dooden de belang, stelling. En het is' een bedenkelijk tee. 'ken,, wanneer echtgenooten verzekeren, dat ze „nog nooit iets met elkander heb. ben gehad” of ouders pochen op hun kin deren, die nimmer kibbelen. Er is geen verhouding tusschen men. schen denkbaar, waarin niet de ééne partij boven en de andere onder is. Eén van beide heeft de leiding, over, heerseht de andere in meerdere of min dere mate. Maar in een gezonde verhou ding zal die leidende partij niet altijd dezelfde zijn. Wanneer men spreekt van den strijd tusschen de sexen of den strijd tusschen de generaties, bedoelt men hiermee, dat er een voortdurende wisseling in overwicht is. Vandaag is de man overwinnaar en morgen de vrouw. Nu lijden de kinderen de nederlaag en straks weer de ouders. Wie het ééne oogenblik boven is, is het volgende oogenblik onder en omgekeerd,. Weer volkomen gelijk in den speeltuin, waar het spel op de wipplank onmogelijk zou zijn, winneer op ’t ééne einde een kind zat, dat aanmerkelijk zwaarde.' was dan zijn tegenspeler op het andere einde. Dat op- en neergaan duidt niet slechts op onze positie jegens den medespeler, maar obk jegens her lot. Niemand gaat het voortdurend vóór den wind, maar niemand loopt het ook onafgebroken tegen'. Het is, of er zich een regelmatige afwisseling voltrekt in onze kansen en mogelijkheden, in onze gedisponeerdheid en stemming, in de houding, welke de medemenschen jegens ons aannemen. Licht en schaduw, regen en zonneschijn volgen elkaar op. Met deze noodzakelijk heid moeten wij vertrouwd raken als iets, dat bij het spel des levens behoort. Verbeiden wij ons bij de „ups”, dat deze tocht naar de hemelen onverdroten zal ^doorgaan, dan geraken wij op het punt ,van stilstand verbijsterd en wij achten ons verongelijkt, zoodra het on vermijdelijke „down” zich aanmeldt. Het kind op de wipplank houdt reke ning met deze rhythmische beweging. Zoodra het aan den grond raakt, geeft het zichzelven een zetje, waardoor het opveert. Maar een volwassene, die aan den grond is geraakt en daar moe deloos blijft zitten zonder opnieuw zijn beenen te strekken, is een verloren man. Hij blijft in den put en vindt daar zijn eind, omdat hij het spel des levens niet Ópveeren, kracht zetten, is hier Kunstliefde doen Het antwoord lag als vanzelfsprekend voor de handhet be. stuur'Zou aan zijn vreugde of smart door een gedicht uiting geven. Maar men las dat gedicht en het werd in ruimen kring bekend. Tot de aanzienlijke leden behoorde ook een zekere Freule G. C. de Lannoy. En toen deze tot lid vah het Genootschap werd gekozen, uitte zij haar dankbaarheid in een vers van 114 regels: Ik citeer de vol gende: ’k Beken, ik had die eer zoo stree- [lend niet verwacht, Nooit wierdt ze in ons gewest aan [vrouwen toegebracht En ik bedrieg mij zeer, indien ons [in het kort De toegang tot den Raad ook niet [ontslooten wordt. De Pleitbank, ’t vejd van Marsons [rijk is eens geboren. Mijn heeren Tc zeg U dank voor de [eer aan mij beschoren. Behalve het min of meer militante dat de dame in haar karakter had hebben we hier een aardig voorbeeld van voor uitstrevende vrouwen-emancipatie. En een beetje ge^tig.ondeugend gaat deze jonkvrouw voort; •Het viel niet te ontkennen, dat de bruilofts-receptie der van Harkel’s een gebeurtenis van den allereersten rang was. De geheele opzet van deze ont vangst herinnerde aan de gezelschappe lijke hoogtij-dagen, zooals men die in sommige romans en op het witte doek der bioscopen kan leeren kennen. Er was een knecht aan de deur, en een andere imponeerende figuur in rok in de vestibule, die plechtige, uitnoodi- gende gebaren maakte naar een in leder gebonden album, en wanneer ge daarin uw naam had gezet, dan werd uw naam met luider stemme uitgeroepen in de suite, waar zich, op de plaats, waar eenmaal de meubels hadden gestaan, feestelijk gekleede menschen bewogen tusschen uitgezóchte bloemstukken en tropische palmen. De van Harkels stonden in een flauwe boog geschaard aan het Noordelijk einde van de suite en er tusschen door bevonden zich, (Vat benepen als eendjes in een groep zwanen, de ouders en de zuster van den bruidegom, die men het kon aanzien, dat ze onder den indruk waren van al dit plechtige en voornam^. Mevrouw van Harkel droeg eeh nieuwe, zeer moderne japon en van Harkel zelf deelde luidruchtig en royaal handdrukken uit aan allen, die zich langs hem bewogen, om zich vervolgens haastig te begeven naar het aangren zend vertrek. Daar was namelijk het buffet, waar de hulpkelner van de Har monie ververschingen aanbood. Wel bedankt... wel bedankt... van Harkel tot de vergaderingen, zoowel gewone als bui tengewone, te doen plaats hebben in een der vertrekken op het Huys van Prins Maurits. Schooner kon het niet en het laat zich begrijpen dat de eerste vergade ring op Dinsdag den 28e van Winter maand 1773, een feestbijeenkomst werd. Ik vermoed dat de Heeren zich iet of wat eenzaam begonnen te voelen. Althans men besloot het getal honoraire leden uit te breiden met drie Dichteressen. Deze keuze, hoe kon ’t ook anders, lieten de aanzienlijke dames 'zich zeer welgevallen en zij namen op ’t allerhartelijkst de benoe ming aan. Een der drie dames hono raire leden Mevrouw P. J. Hennert. geb. de Timmerman, had ondernomen om de Tartuffe van Molière in Neder- duitsche vaarzen over te brengen. Zij ver zoekt nu het oordeel daarover van de ver gadering. Men bestudeerde de vertaling zeer nauwkeurig maar werd eraan toe gevoerd dat „indien meer gemelde Vrou we van het gemelde werk eenig openbaar gebruik zoude gelieven te willen maaken en het ter drukpersse leggen, zij zulks verzoekt wordt te doen op haar eigen naam, vermits de gesteldheid van dit Ge nootschap tot het uitgeeven van tooneel- stukken niet geschickt is”. De algemeene vergadering werd gehou den op den vierden van Oogstmaand 1774. Zoo’n algemeene vergadering met de daaraan verbonden maaltijd bracht voor het bestuur heel wat moeilijkheden met zich mede. Daarom was dan ook mede werking van alle leden strikt noodzake lijk en men moest tijdig laten weten of men al of niet aan den maaltijd zou deel nemen De Kok Goedeszoon, kwam door ’t niet- tijdig of in het geheel niet antwoorden op den uitnoodigingsbrief voor genoemden maaltijd, waarschijnlijk ook in moeilijk heden, vandaar dat het volgende met hem werd overeengekomen „Dat de voorsz. Goedeszoon zal bezor Voorts kreeg het bestuur vergunning on ^gen Linnen, Zilver en al wat verder tot waardige gedachtenis door een Lijkzang te vereeuwigen. G. Beyer was de ge lukkige, dié een dergelijk werk fabriciëeren. Mr. Jan Hudde Dedel had in zijn tes- I tament het Kunstgenootschap niet ver geten, want in de vergadering van den ■8sten van Wintermaand werd bekend ge maakt, dat de Edelachtbare aan het'Ge nootschap had gelegateerd het portret van Vondel, geschilderd door Philips de Koning. In de plaats van Mr. Dedel werd we derom een Magistraat van ’s-Gravenhage gekozen, n.l. de 'grootachtbare Heer Mr. Johan Dierguens. Hadden de couranten tot nog toe be- kendmakingen van het Genootschap voor niets opgenomen, thans melden de ge- zamelijke Courantiers, dat ze dit niet i meer konden doen en vroegen 3 stuivers voor een korte, 6'stuivers voor een lange regel. Men moest zich bij dezen eisch wel neerleggen, doch besloot vanwege de hooge kosten daaraan verbonden om in ’t vervolg alleente adverteeren in de Haagsche en Rotterdamsche Couranten en als ouder gewoonte in de Boekzaal Dat het Genootschap nog steeds vele vijanden had, merkte ik reeds vroeger op. Er waren lieden, die niets ontzagen om .'Kunstliefde bij de buitenstaanders in een zwart licht te stellen. Maarmen bekommerde er zich weinig om. Dat 't echter den Bestuurderen niettemin ter harte ging, blijkt uit ’t volgende „De verwoede afgunst”, aldus de voor zitter, „mooge ons haare dolle wraak zucht toebliksemen, zonder iets dat eenigszins steek houdt, voor den dag te brengenwij keeren ons aan zulke ijdele luchtverhevelingen en in het duis ter schuilende Aterlingen niet.” (Wordt vervolgt^ Wij staan in het voorportaaltje en waar wij het allereerst op kijken is op de breede, marmeren trap van de hal! Die marmeren trap is haast ontstellend zuiver, als kon het geen trap zijn, waar over dagelijks zoovele voetstappen gin gen en als kon het geen trap zijn, waar over velen ook een zwaren gang moes ten gaan. Na even te aarzelen gaan wij die trap op en draaien ons dan om. Door geschil derde vensters op den achtergrond flon kert het zonlicht en verglijdt langs een paar palmen. Op dit oogenblik is het er wonderlijk rustig. Het is ons als staan wij in een aan ons reeds vertrouwde, rustige kapel. Er is een staande klok,welke steeds door als in soberen, maar gaarne te ver vullen plicht, het juiste uur zal slaan. En elk uur zal steeds eiken n^orgen en middag en avond en ook in den nacht zijn beteekenis hebben. Wij moeten verder en draaien ons om. Wij zijn in de gang. Links in de gang treft mij een wat grootere nis, welke tot een rustig aan doend open vertrek is gemaakt. Ook daar zijn geschilderde vensters. En onder die geschilderde afbeeldingen drie aanhalingen van het Evangelie: Waarom hebt gij gewankeld? Mat- theus 14 vers 31. Draag zorg voor hem! Lucas, vers 35. Ik zeg u, sta op! Marcus 5, vers 21. Het is nog altijd stil in de gang Plotseling duikt er iemand naast mij op, ik weet niet waar vandaan. Mis schien vraagt zij zich af, waarom ik daar zqo stil sta te kijken. Zij is zoo plotseling naast mij--- een oogenblik van schrik. Het is een zuster onberispelijkheid in tuum. Onder den breeden kap stralen de oogen in haar wat breed, moederlijk ge zicht van een eeuwige jeugd. Ik weet niet wie zij is. In het licht, dat door de gang glijdt, lijkt haar gezicht op een levend schil derij van een van onze onsterfelijke, gude meesters. Een oogenblik voel ik de vreemde aanvechting een Wat ouderwet- sche nijging voor haar te maken. Maar omdat ik het niet doe, kijk ik haar wat verdwaasd aan. Maar alsof deze eerwaardige zuster iets in mijn blik leest van wat er in mij omgaat, glijdt er heel langzaam, als brak de zon door een fijne, witte wolk, een glimlach over haar lippen. Zij knikt mij toe. als kenden wij elkan der sinds vele ja ren en ik knik terug. Die verwelkomende glimlach van iemand, die ik nooit eerder zag, doet mij iets goeds. Er zijn duizenden verpleegsters op de wereld, maar er zijn er enkelen, die een figuur zijn, zooals ik hier zooeven voor bijging. In die oogen lag iets als vroeg zij zich bij eiken tred af: z Kan ik hier helpen? En in die oogen lag misschien ook iets van eigen gedragen belevenissen, welke eens sporen op het gelaat hadden Er zijn duizenden van ingangen... Ingangen van paleizen! Ingangen van hoerenhuizen, ingangen van smalle stadswoningen, van donkere kantoren. Ingangen van. huizen vol menschen, ingangen van bedompte woninkjes, welke haast in niets van elkander zijn te onderscheiden, en in hun grijze veel vuldigheid niet zijn te tellen. En toch vertelt elke ingang, zelfs van die nauwelijks van elkander te onder scheiden woninkjes, iets anders. Men drukt op een schel en staat in de gang. Het tocht er en tegelijkertijd ruikt het er muf. Onwillekeurig gaan wij een stap ach teruit. Hier staan wij in een van die veel vuldige grijze woninkjes op de wereld, waar een druk hangt. Als met zichtbare letters staat het woord „onbehaaglijk” op het vervuilde wit van een gangmuur. Een zorgende hand ontbreekt. Wij drukken op de schel van een on aanzienlijk woninkje en staan in den gang, i In die smalle gang is het misschien wat rommelig; het kan zijn dat er zelfs modderige voetstappen staan. Maar er gens in een hoek ligt een stuk kinder speelgoed. En onwillekeurig glimlachen wij zonder te weten waaróm. Hangt hier de uitstraling van een blij, zorgeloos kind? Men duwt de deur open van een kan toor: De ingang is donker en somber, maar ergens hangt de geur van een goede si garet. Aan seen kapstok hangt een ver zorgde overjas, misschien door een vrouwenhand nog juist even dienzelfden ochtend met liefde geborsteld. Wij bellen aan en staan in de bree de, verwarmde gang van een voor naam toerenhuis. Het is er niet alleen goed verwarmd, maar rondom dezen in gang voelt men de aanwezigheid van vertrekken, waar men zich thuisvoelt. In die vertrekken zullen sobere, stem mingsvolle kleuren zijn. Aon den muur zal ergens een waardevol schilderij zijn, waardoor men tot rust komt. Er hangt sfeer in de gang... Wij bellen aan en staan opnieuw in de gang van een huis. De marmeren vloer is smetteloos, maar tusschen de muren hangt iets kouds. Men weet niet wat. Er hangt leegte... Wij drukken op een schel en de deur van het ziekenhuis gaat open: kent. het parool. Maar is het leven dan zoo doelloos als dit eentonige op. en neergaan van de plank in den speeltuin? .Voor den toe schouwer lijkt het eentonig, maar de kinderen, die aan het spel deelnemen, vermaken zich er mee. En dat is ook het verschil tusschen de menschen, die zich beklagen, dat het leven zoo saai en vervelend is en iederen dag volmaakt weer hetzelfde. Dit zijn de toeschouwers, die zich buiten het rhythme van het spel hebben geplaatst. Maar wie actief mee doen, hen hoort men niet klagen, want ih de bezigheid, welke zij hebben gezocht, vinden zij levensbevrediging. Zij staan niet naast, maar in de maat schappij, want ook dit leert ons ten slotte de wipplank: dat men het spel des levens niet op zijn eentje kan spelen, I maar medespelers behoeft. uitriep: alles van zilver...!” zei geen woord te weinig. Want daar flonkerde het op de lange tafels, wéér men kqek, van edel me taal: tafelgerei, broodmanden, kande laars, bonbonbakjes, ja wat al niet, stonden daar uitgestald. Pie van Harkels moeten schatrijke familie hebben, veronderstelde iemand vrij luid. Over de familie van den kant van den bruidegom praatte niemand. Want met een oogopslag had men kunnen waar nemen, dat deze eenvoudige lieden zelf verwilderd en uit hun doen waren door de geweldige ontplooiing van welstand. Tfeel wat jongelui moeten met min der beginnen...! meende de magere, bij ziende juffrouw hardop, en ze nam nog een taartje. Onverstoorbaar ging, temidden van deze druk pratende menigte, een stille en geheimzinnige figuur. Hij praatte met niemand. Hij was bescheiden in stemmig zwart gekleed, dronk of at; niets en verwijderde zich nooit verder dan ten hoogste een halven meter van de tafel met kostbaarheden. Jan, de hulpkelner van de Harmonie, had hem al eenige malen aanmoedigend gevraagd wat hij gebruiken zou, maar telkens had de onbekende ernstig van neen geschud. Neen... het was heel vriendelijk, maar hij kou niets gebrui ken. En dan zette hij zijn eenzamen, zwijgzamen rondetocht weer voort. Plotseling echter, niemand wist uit welken hoek, verspreidde zi<?h het ge rucht, dat deze man een detective was, die speciaal belast was met de zorg voor de kostbare cadeaux... De menschen werden er stil van. Sommigen herinnerden zich de beschrij vingen van feesten in de hoogste krin gen, waar kostbare voorwerpen op ge heimzinnige wijze ontvreemd waren, en dan weer, door zeer scherpzinnige man nen, terechtgebracht. Het nieuws ver spreidde zich als een loopend vuurtje. De gasten bij het buffet fluisterden en keken met groote oogen naar den de tective... een werkelijk levende detec tive, zooals ze die tot dusver alleen op films hadden gezien. Speciaal de jeugd was diep onder den indruk van diens aanwezigheid. Ze durfden hem niets te vragen, hoewel ze dolgraag vernomen zouden hebben, dank zij welke listen hij gevaarlijke oplichters ontmaskerd en gegrepen had of moordenaars onschade lijk had gemaakt. De receptie ging voort. De toevloed der gasten begon te luwen. Jan van de Harmonie zag zijn voorraden slinken en de taartjesschalen raakten leeg. Van daar dan ook, dat de gasten zoetjes aan begonnen te verdwijnen. IVfaar toen de laatsten afscheid hadden genomen, ble ven nog eenige jongeren achter, om naar den detective te kijken. Zoo gebeurde het dat Pietje Haas, die altijd romantisch is geweest, zich in een kast verstopte^ zonder dat de detective dat gemerkt had. Hij was daar zeer fier op en bleef met kloppend hart wachten., Hij was er nog, toen de van Harkels met hun gas ten vertrokken voor een maaltijd in een restaurant. Ip het ledige huis waren nu alleen nog maar de detective en Pietje Haas En daardoor geschiedde het dra-' ma... Pietje vertelde later, dat hij om de deur van zijn kast had gezien, dat de detective alle zilveren geschenken had ingepakt. Zijn hart klopte. Wat zou er hu gebeuren.,.? Toen had-de detec tive eén koffertje te voorschijn gehaald en daarin al het zilver opgeborgen. Daarna had hij zijn jas aangetrokken, zijn hoed opgezet eri een TJtoorboekje geraadpleegd... Om koré gaan, hij was, gevolgd door Pietje, na«r het sta tion geloopen... En nu drong de ver schrikkelijke Waarheid tot Pietje Haas door: de detective wès geen detective... althans hij was een valsche of plicht- verzuimende detective... Hij was een dief, die er van door ging met de schatten, welke aan zijn bewaking toe* vertrouwd waren geweest... Op het station was Pietje Haas gaan gillen. Houd den dief...! was hij roepen. Hij had de voldoening gehad, dat dp detective.met zijn.koffer vol zilver naar het politiebureau werd gebracht... En nu weten-we, dank zij Pietje’s in grijpen, de waarheid: inderdaad-.- de detective was geen detective geweest... Het Was een zilversmid uit een nabu rige stad die. ter opluistering, door van Harkel was gehuurd... mét een deel van zijn winkelvoorraad... Hoe komt een mensch, in zijn ijdel heid, tot zulke dingen...? zult u vragen, Maar dan is mijn antwoord: dat er nog altijd romantische en doortastende jon gens zooals Pietje zijn, die zulke zeken, als waarachtige detectives, pan het licht weten te brengen...! i Dieuke Boissevain, 'Sijthoff’s Uitgevers- Mij., Leiden. Met haar knappen detective-roman „Discrete dood” heeft Dieuke Boisse vain deze lectuur op het peil van den li- terairen roman trachten te brengen. Dit debuut is thans gevolgd door „Fagade”, een wel zeer onderhoudend en levendig geschreven verhaal, een levensepisode van Tjerk Vlas, den voortvarenden directeur van» een reclame-adviegbureau, een man met een helderen kop, die het leven met trotseerd en wat geworden is in de we reld. Hij js getrouwd met,een meisje uit een- aristocratische familie en op den drempel van het verleden en het heden bevangt hem een schroom, die hij niet te overwinnen weet. Achter de fagade van de wereld, die hij door zijn huwelijk is binnengetreden, aanschouwt hij een leeg te, welke hem een gevoel van pleinvrees geeft. Hoe deze pleinvrees door hem wordt overwonnen, hoe het huwelijksleven van Tjerk Vlas met zijn lieve vrouw Feé ten slotte toch niet uitloopt op een rampzalig uiteengaan, omdat er de ware liefde is die bindt, weet Dieuke Boissevain zoo te •vertellen, dat men haar roman ongaarne neerlegt. Haar stijl is ongecompliceerd, de toon van‘den roman warm, haar hoofd figuren zijn echter menschen, die zij ten voeten uit heeft geteekend. P. H. de Wit

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1941 | | pagina 14