in De uitwerking van Stüka-bommen - Koolzaad-verbouw in de Wieringermeer Klompenbeurs in Brabant - Nowgorod door de Duitschers veroverd o PW Bi Huwelijk met modern comfort HAAGSCHE COURANT Vrijdag 29 Aug. 1941 TWEEDE BLAD FEUILLETON LH HEDEN RUKKEN ACHTER DEN TERUGGEWORPEN VIJAND AAN, DE HANDGRANAAT ZAL DEN LAATSTEN SCHOEISEL ZONDER BON. ONDER GROOTE BELANGSTELLING WERD NA EEN STUKA-AANVAL. EEN VERWOESTE SOVJET-COLONNE. OP DEN VOORGROND DE 16E BRABANTSCHE KLOMPENBEURS TE ST. OEDENRODE GE- TEGENSTAND BREKEN. DE TRECHTER VAN EEN STUKA-BOM. (W ettbild-Polygoon) (Het Zuiden-Farla) Styhler-HoffmannJ OPEND. BELANGSTELLING OP DE STANDS. KREML-BRUG. i/PJC. Kgmpe-Hoffmanrf (Nadruk verboden) Óver de tafel grijpt (Wordt vervolgd) (Weltbild-Polygocn) i OP VERSCHILLENDE PUNTEN IN ROTTERDAM worden kunst zinnig uitgevoerde wegwijzers geplaatst, welke de richting aangeven naar het inuseum Boymans. De wegwijzers geven eén in ijzer uitgezaagde voorstelling van een der meest vermaarde kunstwerken in het museum, „De Verloren Zoon” van Jeroen Bosch. (Polygoon-Hof) Streep, haal, krulletje, streep, krul letje, streep, streep. Zonder ophouden vliegt Nicks potlood over het steno- blok. Nog twee dagen. Streep, krul letje, haal, streep... Als ze er maar komt. Zelfs voor haar doctoraal heeft ze niet zoo in angst gezeten, als voor dit simpele examentje. Omdat er zoo veel van afhangt. Alles, de kans om hier weg te komen. Als ze maar een maal hier weg is, weg van hier, waar 't toch nooit iets wordt. Waar nie mand haar voor honderd procent au sérieux neemt, waar iedereen haar werken min,of meer als een aardig- DEN VLUCHTENDEN VIJAND ACHTERNA. GEMOTORISEERDE EEN-** HONDERD PROCENT PRODUCTIESLAG. Geen plekje grond liet deze boer onbebouwd*, hij zaaide n.l. bieten boven op de gras silo. (Wanneer een grassilo gevuld is met kuilgras, wordt deze met een dikke laag aarde afgedekt). De boer aan den arbeid op zijn „bovengrondsche” bietenveld. (Polygoon^ Kuiper) DE BOLSJEWISTEN HEBBEN EEN STUWDAM LATEN SPRINGEN. Hei water vloeit door de straten, maar kan den opmarsch van de Duitsche troepen natuurlijk niet tegenhouden. De gemotoriseerde colonnes rijden door het water, waarbij het onderste deel van de wagens een goede schoonmaakbeurt krijgen. (S.S.-P.K. Alber-Hoffmann) heid schijnt te beschouwen, als een ’n beetje eigenaardige tjjdpasseering voor een jong meisje. Waar de vrien- delijksten uit haar omgeving altjjd schijnen te denken: kind, waar ver moei je je mee, zie liever, dat je aan den man komt. En de onvrien- delijksten, de jonge confrèies, die zelf ploeteren om een beetje practijk bij elkaar te krijgen, ’t lijkt wel, of ze haar verwijten, wat doe je hier op ons terrein, jij, die het niet noodig hebt. En het aarzelend wantrouwen van de cliënten, die meestal, geen blad voor hun mond nemen ook. Hoe dikwijls heeft ze ’t niet moeten hoo- ren van een prodeaan: Ja, de juffer zal er ook wel voor geleerd hebben... ja, de juffer zal ’t misschien wel net zoo goed weten als een echte awekaat... maar zie je, juffer... En dan kon ze zelf de rest wel aan vullen: Als we hadden mogen kiezen, waren we nooit bij jou gekomen. Echt bemoedigend zoo’n appreciatie. Daardoor heeft ze zeker zelf ook van den eersten dag af het gevoel gehad, dat dit nog niet het echte was, dat ze nog ergens op wachtte. Spie lerei... klungelwerk, meer is het op de keper beschouwd niet. Ja, ze heeft wel wat geleerd. Ze kent nu in de perfectie de techniek en de etiquette van een rolzitting. moét uitsloven. Dat je ’t graag doet, dat je wel eens méér doet, dan strikt noodig, nu ja, dat is een tweede... Waarom is hij er in ’s hemelsnaam over begonnen? Had hy bij Lies troost willen zoeken voor Westhovè’s gebrek aan waardeering? Beetje veel gevergd, juist van Lies... juist in dit geval. Die critiek van van Westhove moet hy maar op den koop toeane men. Lieske... Hij wil haar toch geen verdriet doen., hij haar hand. Lieveling, zullen we eens op stappen, het is al over tienen. Hij kijkt haar aan... Schuldbewust, denkt Lies. Als of hij iets wil goed maken... Zwijgend beginnen ze de terugreis. Lies legt haar hoofd tegen Frank’s schouder. Vasthouden, denkt ze. Vast houden dit... zij beiden samen, daar kan toch niets of niemand ter wereld tusschen komen. Frank voelt, hoe de wind door het open raampje telkens haar krullen tegen zijn wang blaast. En dat brengt hem, sneller dan de gang van zijn min of meer verwarde gedachten, tot de slotsom, dat misschien de carrière van meester Frank Robberts toch niet van een zoo allesoverheerschen- de belangrijkheid is, als hij zelf soms wel meent... En dat Lies... Hij trapt het rempedaal in. Ongelukken maken wil ik niet, zoo allemachtig sportief. Je moet zóó denken, Lies: als ik nu bijvoorbeeld dokter was, zooals jij immers zoo graag zou willen, dan zou ik mis schien ook wel bijna uitsluitend vrou welijke patiënten hebben. Kijk eens naar de vrouwenartsen en de psy chiaters. En de tandartsen niet te vergeten. Die hebben immers alle maal veel meer vrouwelijke dan mannelijke patiënten. En ik geloof niet, dat één verstandige dokters- vrouw zich daar ook maar een se conde druk over maakt. En dat komt toch allemaal op hetzelfde neer. Wie zegt je, dat ik me er wel druk over maak? zegt Lies dapper. Die mevrouw de Faucourt, is die ook gescheiden? vraagt ze er vlak overheen. Ja... dat is te zeggen... nog niet, zegt Frank, die de vraag al verwacht heeft en nu weer spijt krijgt, dat nij over dit précaire onderwerp is be gonnen. Die procedure hangt nog. Waarom vraag je dat? O, zoo maar. Nergens om. Zwijgen. Weg is de stemming, ver dwenen de vertrouwelijkheid. Stommeling, scheldt Frank zich zelf. Een dag, welke zoo goed is geweest, zóó te bederven. Hoe komt hij zoo ezelachtig? Alsof Lies... alsof één vrouw dat zou kun nen begrijpen, hoe dat allemaal vast zit aan je werk, aan de practijk. Hoe je je af en toe wel eens een beetje 21) O, wat mal, zegt ze. Zoo’n ouwe vrijgezel met scrupules. Wat kan het hem schelen? Als de men- schen van elkaar af willen, laten ze zich immers door geen honderd ad vocaten tegenhouden. Daar zou ik me inaar niets van aantrekken, zeg. Nou... hij kan er soms verdui veld onaangenaam over doen. Dus... zegt Frank met een weifelend lachje, jij hebt er geen bezwaar tegen, dat je man specialiseert in echtschei dingen, zooals confrère van Westhove het zoo vriendelijk noemt? - Ik? Waarom in ’s helielsnaam? Als je in privé maar anti blijft, mag je in je practijk, wat mjj betreft, net zooveel mannen van hun vrouw af helpen, als je de kans krijgt. Omgekeerd, zegt Frank nadruk- kelyk. Hoe bedoel je? Als regel zijn het niet de man- zegt Frank. En ik moet je nog even iets vertellen. Kan dat niet wachten tot we thuis zijn? Beslist niet. Want zie je, je vroeg me vanmiddag, of ik nog even veel van je hield als vroeger. En dat is niet zoo. Ik houd veel meer van je. Ik heb nog nooit zooveel van je gehouden als vandaag. Ik van jou ook niet, zegt Lies. En zoolang als we in Amsterdam wonen, heb ik niet zoo’n heerlijken dag gehad. Ondanks de confidenties? plaagt Frank. Misschien ook wel dank zij de confidenties, zegt Lies. En laten we nu alsjeblieft naar huis gaan. Ik bibber,, als ik aan de garagerekening denk. nen, die beginnen. Als ze het onder ling eens zijn, is het zelfs usance, dat alleen de vrouw een advocaat neemt. En meestal zijn ze het samen eens. Dus... zegt Lies. Dus... de cliënten, die meester van Westhove liever niet op ons kan toor zag komen, zijn allemaal dames, dat is het. Waarom is er nu ineens weer die angst, die vreemde angst van van middag? Onzin, ’t feit, dat Frank er uit zichzelf zoo kalm over spreekt, bewijst immers... Ja, jij bent een geschikter type voor dames-advocaat dan meneer van Westhove, zegt ze luchtig... De geverfde mevrouw, die het kan toor uitkwam, toen ze Frank op wachtte. Dames, mevrouwen, die van hun man afwillen. Die bij Frank-ko men om raad, om hulp. lederen dag... De brief van Yvonne de Faucourt. Yvonne de Faucourt. Die naam roept het ineens weer allemaal op. Het gevaar, dat ze vanmiddag vaag voelde dreigen en den angst, welken ze heeft weggelachen, welken ze nu weer moet weglachen... Geef me een sigaret, zegt Lies heesch. Ze steekt haar hand uit naar Franks sigarettenkoker. Hij ziet haar vingers trillen. Hondje toch, zegt hij. Trek je ’t je nu toch aan? Ik vond je juist NOWGOROD IS IN DUITSCHE HANDEN. INFANTERIE AAN DE Af IN DEN UITGESTREKTEN WIERINGERMEERPOLDER is' men’drak1’ bezig met het zaaien van het winterkoolzaad. Op vele plaatsen in ons land heeft men borden doen plaatsen met een aansporing voor het verbouwen van het voor ons volk zoo belangrijke koolzaad. (Polygoon-Kuiper), m Jiii K/ i i Af

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1941 | | pagina 5