¥OOR DEN PUZZELAAR cpZCpZBZ Het Meisje, dat geen overhemd wou strijken i!w LHCHT1PUNTJIES VERDUISTERINGS PERIKELEN .0 - 1 2 Bl 3 2 4 Al 4 3 2. 2. 3 I 2 3 ze 3 5 4 2 8 7 18 2o 24 Cl DI 3 2 4 4 2 2 3 3 30 4 29 ''S A ZONDAGSBLAD behoorende bij de Haagsche Courant van 13 December 1941. No. 18057 VERBOLGEN 4 (Alex) 2 3 4 (Oplossing in de Courant van Maandag) (M. C. Broekman) (Teetering Doeve) (Alex) 1* voorbij en als laatste zie ik een klein be richtje in de dagblad-pers: Jongeman om gekomen. Door de duisternis misleid en tegen een moordenaar opgeloopen... De geweldige spanning wordt mij te hevig, maar op hetzelfde moment komt zwaait op mij toe... vlak bij is het nu. Mijn keel weet als een laatste noodkreet nog een gorgelend geluid te maken, een allerlaatste krachtsinspanning, ik weer af met beide handen... Mijn vingers glijden af over de spiege lende ruit van den winkel op den hoek. Hier, ga dan zelf zien, dat het regent! (Henri Bronsgeest jr.) I i Lang zocht Sophie naar een baan, maar kon niets vinden Haar weinige spaardui- ten waren spoedig opgeteerd en ze moest tenslotte iets aannemen, waarmee ze in haar onderhoud kon voorzien. Alleen de lantaarnpalen zijn zeldzaam onhebbelijk, tegenwoordig niet hielp, dan gat hij geen pardon en zette met kracht door, wat hij als redelijk beschouwde. Maar ook zijn stevig gebouwd scheepje nu een stap naar links, dan doe ik het zelfde naar rechts, want op deze manier botsen wij tegen elkaar. Achter het sigarenpuntje blijft diepe stilte heerschen Ik doe ten einde raad een stap opzij. Goede hemel, mijn tegenstan der doet het ook en dus staan we weer het roode puntje voor mij in beweging, pal tegenover elkaar. Opeens wordt mij iets duidelijk, zoo dui delijk, dat een kreet van ontzetting maar nauw onderdrukt kan worden. Die man heeft het op mij gemunt. De angst schroeit mij nu in de keel, mijn geheele leven flitst voor de laatste maal in enkele seconden stil te staan doet, vervolgens een grooten sprong, staat nogmaals even stil, die te genligger loopt niet gewoon, neen, hij sluipt voetje voor voetje Ik hoor niets, maar toch is daar iemand, want er gloeit een sigarenpuntje en het komt langzaam naderbij. Vooruit nou, je bent toch geen jonge juffrouw, die bang is in het donker. Geen muizenissen in je hoofd halen. Wat is dat nu voor iets bijzonders? Die man rookt ook een sigaar net als jij Ik vat moed en doe een stap vooruit Mijn tegenligger komt recht op mij af. Hij ziet mij zeker niet. Op deze manier botsen wij tegen elkaar Ik geef een verwoeden ruk aan mijn si gaar Fel rood gloeit het puntje op. Lieve hemel, het helpt geen steek. De man gaat geen stap op zij Wacht, hij blijft stilstaan, op hetzelfde oogenblik dat ik dat ook doe. We staan nu vlak tegenover elkaar op nog geen meter afstand Onverschillig doen! Gewoon doorloopen! Wat is er nu eigenlijk aan de hand? Ik zeg „pardon” en wil verder gaan. Geen antwoord uit de duisternis. Er is slechts dat gloeiende sigarenpuntje, waar de wind kleine vonkjes van af doet spatten De afstand is nog iets kleiner geworden Neemt u mij niet kwalijk. Ik lach mijn vriendelijksten lach, maar kan toch niet voorkomen, dat iets van de angst- trilling in mijn beenen in mijn stem te hooren is. Zoo gaat het niet, zeg ik: doet u 18 Schaakmeester, 19 Zoutbak, 20 Genees heer, 21 Paard, 23 Groente, 24 Strafwerk tuig uit de middeleeuwen, 26 Plaats der verdoemden, 28 Nauw, 29 Ranonkelachtige giftplant, 30 Zacht suikergoed. Verticaal: 1 Edelknaap, 2 Voeg, 3 Deel v. e. bruidskleed, 4 Steenmassa, 6 Maatstaf, 7 Ind wapen, 8 Trio, 11 Tijd perk van vijf jaar, 12 Versteend overblijf sel v. e. voorwereldlijk dier, 14 Liefkoo- zing, 15 IJ -houdende aardsoort, 16 Groc.e bijl, 17 Loofboom, 22 Onbelem merd, 25 Schoof, 26 Spot, 27 Bepaalde kleur, 28 Schoor. landhuis behield zijn betooverende char- mes met zijn vele van binnenuit stralende a vensters. „Zoo ziet een huis bij avond er uit”, vertelde de lieve jonkvrou w, waarbij zij h met typisch vrouwelijk optimisme de bij- z zondere tijdsomstandigheden vergat. Maar volkomen gelijk gaf ik haar voor de vol- t gende scène, toen we door het wegvallen 5 der muren (dat ging heel rustig) een kijk- i je kregen in het inwendige van dit licht- f huis. Hoe kan een mensch gelukkig zijn 1 in het donker? Ik voelde mij sterk, toen mijn gevoelens door de lichtende jonge- dame beantwoord werdaji op het punt 4 van zon en licht. j Ja, toen het décor ten laatste male ver- wisseld werd en het zelfde interieur liet t zien naar mijn smaak met licht over- straald door een hypermoderne lichtbron, J die geen gloeilamp meer was, voelde ik mij volkomen in mijn schik met mijn landhuis. 5 Het zal er, als het er eenmaal is, zeer zonnig en heel licht zijn, dat beloor ik u Ik wil je overhemd niet strij- ken, huilde Sophie Mulder en holde ra- zend door het kleine arbeiderskamertje, I ik wil niet, ik heb een hekel aan t strijken. j Je bent een flauwe meid, snauwde haar broer Gerrit, je weet, dat dit het I eenige is, dat ik heb. Ik kan vanavond j toch niet in m’n overall gaan dansen. Kan me niks schelen, maar strijken J wil ik niet, ik vind het afschuwelijk. En weet je, wat ik afschuwelijk vind, i stoof Gerrit op, dat jij te lui bent, om iets 1 voor een ander te doen. Kinderen, kinderen, zuchtte groot- i moeder, die stilletjes in haar hoekje zat, l kibbel toch niet zoo. Is dat nou zoo erg, ^roomoe? vroeg J Gerrit, ik ga vanavond dansen en zij wil t niet even mijn overhemd strijken. 1 Waarom moet ik dat nu juist doen? jammerde Sophie en ging pruilend bij het raam staan. I Je weet heel goed, waarom ik het jou vraag. Nieman kan zoo mooi strijken als t jij, ’t is net, of ’t zoo van de fijne wasch komt. Je moet iets voor elkaar over hebben, kinderen, suste grootmoe. ’t Is voor jou een kleinigheid, Sophie, om dat hemd voor Gerrit te strijken en als hij eens iets voor jou kan doen, dan kun je toch ook op hem rekenen. Ik doe ook wel wat voor hem, zei Sophie mokkend, maar hij weet, dat ik y akelig ifrord van het strijken ik; hou er niet van. Iedereen moet wel eens wat doen, 5 kind, dat hij niet prettig vindt, kwam grootmoe filosofisch tusschenbeide. Ik heb iemand gekend, die niet van loopen hield, 4 hij is postbode geworden; ik heb 1 iemand gekend, die niet stil kon zitten, z hij werd kleermaker. De ouders kwamen thuis en Gerrit a haastte zich hen met het lastige geval op 2 de hoogte te brengen Zij maanden hem 5 tot kalmte. Zij kenden hun dochter, als zij eenmaal koppig iets geweigerd had, 5 was niets in staat, om haar te dwingen, g Werd ze getart, dan liep ze liever met g haar harden kop tegen den muur, dan toe K te geven. g Ik zal het met een zacht lijntje pro- g beeren. suste de moeder, je zult zien, dat g ik dan wel wat van haar gedaan krijg. 6 En ze begon haar dochter te Overreden, g maar had geen succes, hoe meer de moe- g der praatte, hoe koppiger Sophietje werd, g De vader pakte de zaak een beetje ste- B viger aan; hij had er geen bezwaar tegen, dat de i toeder het met rust en kalmte g en overreding probeerde, maar, als dat Tot mijn stoutste droomen behoort een licht en zonnig huis. En nu moet het er eindelijk maar eens van komen. Het „plan de champagne” staat me levendig voor den geest Het is een goed plan, jammer echter met weinig of geen persoonlijke verdienste Ik heb n.l. enkele dagen gele den zoo’n huis gezien. Dat ging zoo. Bij mijn (gratis) entree in een tentoonstel lingsruimte zag ik geen steek, want een werkelijk prachtige duisternis onthaalde me Toen even later de zon opging, bleek echter terstond, dat deze inleidende duis ternis, behalve een kwantum mede- nieuwsgierigen, ook een lieftallige zeer jonge dame (zij ontvouwde mij mijn zon nige huisplannen in een onwaarschijnlijke congruentie des geestes) bevatte en op een podium daarachter in een verrukke lijk heidelandschap, het huis mijner droomen Je krijgt een licht gevoel als je merkt, dat er onverwachts levens- illusies in vervulling gaan Ik hield me dus op een poëtisch-roman- tisch niveau, genoot naar harte lust van de zon, die over de heide scheerde en tusschen wolkendra perieën rond het witte land schap speelde. Plotseling scheen een na- tuurcatastrophe plaats te hebben. Het werd aardedonker, een ver schijnsel, dat gepaard ging met een ondefinieerbaar gestommel. Het bleek een „changement de décor” bij open doek te zijn. Dat brengt me steeds aan het schrik ken. De dag was nu een vredige zomeravond geworden, welke ik persoonlijk evenzeer savoureerde als de stralende middagzon. Mijn ZELFVERTROUWEN Uw tegenstander laat vra gen, of hij straks uw tanden mag houden. Hij is dol op sou venirs. r van vaderlijk gezag en vasten wil strandde op de hardnekkigheid van zijn koppige dochter. Ik laat me niet dwingen! gilde buiten zichzelf van opwinding. Geen sprake van dwingen, riep de vader haar boos na en perste onheilspel lend de lippen op elkaar, we vragen het maar. Gerrit heeft het gevraagd en je moeder en ik. - Sophie brak weer in een zenuwachtige huilbui los. En verder kwam men niet. Ik zal het wel doen, kalmeerde de moeder. Maar hiertegen verzette de vader zich. Ik wil niet, zei hij, dat in mijn huis zoo weinig kameraadschap heerscht. Zij kan het zoo netjes, als geen ander en je moet wat voor elkaar over hebben, an ders kun je het nergens in de wereld uit houden. En het werd nog erger. In deze opgewonden stemming werd er plotseling gescheld, een paar korte tikken. Men kende het teeken; het was Willem Veurst, de verloofde van Sophie. Men trachtte het geval te verdoezelen, maar Willem zag al heel gauw, dat er wat aan ’t handje was en moest het naadje van de kous weten. Hij was erg bedroefd, toen hij alles had gehoord en keek verdrietig naar zijn aan staande vrouw, die nu heelemaal over stuur raakte. Ik vind het onredelijk. Fie, zei hij zacht, dat je zoo weinig voor Gerrit over hebt. Het is tenslotte een kleinigheid... Verder kwam hij niet. Gillend van op winding stoof het meisje op: Jullie spannen allemaal tegen mij samen. En ik doe het toch niet, als je me dwingen wilt. Ik ga liever het huis uit. dan me door jullie te laten koeje ineeren. Hoe langer Sophia weg bleef, hoe onge ruster en angstiger haar ouders, broers en verloofde werden De ruzie verbleekte, de liefde werd grooter en de angst, wat er van haar geworden was. nam grooter afmetingen aan. Eindelijk gingen broer en verloofde op stap, om haar te zoeken Ze zou. zeker spijt hebben en evenzeer naar de haren verlangen als dezen naar haar. En op een dag vonden ze Sophie: ze stond in een wasch en strijkinrichting achter een .-trijkplank en streek overhem den, al maar overhemden, dozijnen over hemden; het meisje dat van huis wegge- loopen was, omdat ze geen overhemd wou strijken Vierkantjes: In elk vierkantje Ko men van links naar rechts en van boven naar beneden gelezen woorden van de volgende beteekenis te staan: A: 1 Roofvogel. 2 Koraaleilandje, 3 Schouwburgplaats, 4 Nar t. B: 1 Roofvisch, 2 Inborst, 3 Jongens naam, 4 Het zelfde C: 1 Verkeerd, 2 Regelmaat, 3 Stad in Noord-Brabant, 4 Behoorende bij de kam peeruitrusting. D; 1 Drank, 2 Vloeistof, 3 Stad in Let land, 4 Sportploeg (Eng) Ho rizontaal: 1 Borstkuras, 5 Veld spaat. 7 Aanlegplaats voor schepen, 9 Stop, 10 Pantoffel, 13 Vloeistof, 15 Fami lie"’, 17 Egypt, godin der natuurkracht. Het was een gezellige boel bij Hans geweest. VeeL visite, ondanks de verduis tering, wat tegenwoordig een unicum ge noemd kan worden, nietwaar? Ik was er al om half zeven. Hans had trouwens gezegd: „Kom vroeg, anders is het zoo voorbij, nu we allemaal om twaalf uur binnen moeten zijn.” En hij had "elijk. Hij moest me nog op straat zetten om kwart voor twaal”. „Smeer ’m nou ouwe reus", zei hij me nog, „‘t is bijna kinder bedtijd" Nu is het van Hans’ huis naar mij maar vijf straten, dus het kan niet missen. Vier maal het stoepje op en viermaal er af, de laatste maal er weer op, direct rechts om de bocht, dan nog vijf stappen en ik ben thuis Neen, overdacl^ ik. ik red dat wel Die verduistering doet mij niets. V, acht, dit is de eerste straat. Laat ik nu goed opletten en tellen, want het is zoo donker, dat ik geen hand voor oogen kan zien De weg golft een beetje Nou ja, één extra glaasje eens in het jaar... Ik doe een flinken haal aan mijn sigaar. Hans denkt toch ook aan alles. „Hier”, zei hij mij bij hat afscheid nemen, „plant deze sigaar in je hoofd, dan kunnen de tegen liggers je zien.” Het helpt wel. dat moet ik toegeven. Als ik ook maar iets hoor, voetstappen of iets dergelijks, dan geef ik een ruk aan mijn sigaar en de tegenligger glijdt zon der eenig incident langs mij heen Alleen de lantarenpalen zijn zeldzaam onhebbelijk, staan een ieder in den weg. hebben geen enkele verlichting en boven diep staan zij maar en gaan niet opzij Hopeloos bestaan heeft zoo’n lantaarn paal tegenwoordig. Hola, neemt U mij niet kwalijk, me neer of mevrouw of wel mejuffrouw mis schien Ik vergat aan mijn sigaar te trekken. Wat een lomp volk is er tegenwoor- dig-toch bij den weg, dat zegt geen boe of bah Maar laat ik nu opletten, anders raak ik den tel kwijt, ’s Kijken, dit is de vierde straat al. Het begint al aardig op te schieten. Voor twaalven ben ik wel binnen De duisternis omsluit me als iets tast baars, ze pakt me geheel in haar zwarte watten. Het is nu doodstil op straat. De stilte en de donkerte lijken een taaie, slierige massa waar ik me doorheen moet worstelen. Ik tracht te neuriën, maar breng het niet verder dan wat gehum Dit moet de vijfde straat zijn. Dus nu scherp rechtsaf. O kijk, daar komt iemand me tegemoet. Hij is al niet verder van mij verwijderd dan een meter of tien Maar wat is dat Mijn hart schijnt even Huilend en schreeuwend verliet ze de kamer en... ze hield woord. Nog denzelf- den avond was ze weg. De ouders bleven diep-bedroefd achter Gerrit had spijt, dat hij de oorzaak was i van de huiselijke ellende Maar, men troostte hem. Het verzoek, om zijn mooie over- i hemd te strijken, waarop hij zoo trotsch was, kon men toch niet als onredelijk be- j scho twen. Smeer ’m nou, ouwe reus, zei hij me nog, *t is bijna kinderbedtijd. (Henri Bronsgeest jr.) NIEUWE DANS Wat ’n aardig pasje is dit! Dat is geen pasje, mijn schoenen zijn te klein Alex) De chirurg snijdt thuis een kip aan De aschman bestelt een pilsje De danseur gaat met zijn vrouw uit

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1941 | | pagina 9