Zoo n DE ERFENIS a. ";VOOR PUZZELAAR Prachtvrouw n H ii ii ii Uil 2 <9 11 II Uiueve) II II II II II II Ziet naar het electron en wordt wijs i( ii ii ij ii ii ii li 11 li 11 ii 11 li li II ii it ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii -ii it ii ii ii ii 11 ii ii ii «I ii t ii ii ii ii ii il ii ii ii ii ii ii ii it ii ii ii I I ii ie 11 ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii ii I bed^ II li ii ii ii ii ii ii ii ii it ii it ii ii ii ii li ii li 5’ it ii ii ii ii ii ii ii ii si ii ii ii ii ii ii ii ii ii In de gang leunde ze echter even tegen j den muur en onderdrukte een snik. Nu was ze alles kwijt. Maar niet aan de toe- 11 komst denken... als je blieft niet... Ze i liep rechtdoor naar de kleedkamers. ii I I pa .«♦«-HB ♦Sf»«»«*»-«-B(»-B1»«-HS-Hr^0f^»^^ei<4»-«-’-•-«■»■• <f»®^«f^3^-r»:».3t<4g II IE II VERSTROOID IE If dorpsjeugd, dan riep de toornige stem van grootmoedig, het weet te vergeven, het ver- 61 65 nam den wagen Van het geld kocht hij (Annie d Ruit) (Oplossing in de courant van Maandag) hem vermaakt had, betwijfel ik. Hoe romantisch, meende ze. Wat zal de man die zoo geliefd werd, gelukkig ge- om haar laatsten wil begrijpelijker te ma ken, vertelde ze ons hajr levenshistorie. De dokter lachte. U vergist zich niet, was zijn ant woord U neemt aan, dat de beminde persoon een man was en dat is zoo. U haal niet verwacht zeggen of doen moest II ii ii .ii ii 24 27 Lid- 32 sterrenbeeld. I I II II li li 11 spelde. Hij tikte met een vouwbeen drif tig op zijn bureaublad. Wat verdien je eigenlijk’ Veertig dollar, mr. Pendley. Hm... bromde de baas. Het is niet veel, maar je zit op de expeditie en daar voor is het genoeg. .Mr. Pendley, zei Rosalie zacht. Ze boog zich voorover en staarde naar den En dat baantje op de correspondentie- afdeeling kunt u houden. Alles kunt u houden, ik heb er nu genoeg van! U kunt naar de maan loopen! En u ziet mij hier voor het laatst. Goedenmorgen, mr. Pend ley. Ze stapte trots en onaantastbaar naar de deur en gooide deze met een smak achter zich dicht, zoodat ze uit de type kamer verbaasd door de ruiten gluurden. dood eerst een einde maakte. De barones sloeg bewonderend de han- l i den in elkaar. weest zijn! De zuster tot den zieken professor: Hier is uw bouillon, professor, en de dokter is ook juist gekomen! De altijd verstrooide: Geen oogen- blik word ik met rust gelaten. Ik ont vang niet. Zeg maar dat ik ziek ben! (P. Siers) II Pendley tevreden 11 Driehonderd of... ontslag, zei Rosalie zacht. Ze voelde een onpasselijk gevoel in zich opkruipen en kon slechts met moeite haar tranen bedwingen. Precies, gromde de baas Maar wat je ook doet, dien dwazen jongen krijg je nooit. Ik heb het hem gisteravond al duidelijk genoeg aan zijn verstand ge bracht. Meneer sprak al over procuratie Zoo'n snotaap. En over trouwen. Stel je voor! En hij had waarachtig al een ver langlijst in zijn zak met een zilveren eet servies nummer één. Wie heeft daar van terug? Nu, kan ik Lewis zeggen, dat je op zijn afdeeling komt? Driehonderd per maand? De stem van den baas had iets triomfantelijks. Mr. Pendley telefoneerde en had op haar schuchter kloppen nauwelijks ge reageerd. Hij leunde in zijn stoel achter over en had zoo veel 'weg van een aan- gekleeden kwaden stier. Zijn vierkante nek hing hem met vele vouwen over zijn boord en zijn oogen glinsterden kwaad alsof er in de verte met een rooden lap gezwaaid werd. i Rosalie bleef op een afstand staan-wach ten op het eind van het gesprek. Mr. Pendley schreeuwde boos door de telefoon en kauwde daarbij op zijn zwarte sigaar, wejke hem uit een mondhoek hing. Toen hij eindelijk klaar was en den hoorn met een smak op den haak gegooid had. grom de hij: Kom eens hier en ga zitten. Als ’t u blieft, mr. Pendley, zei Ro salie. De baas keek haar van terzijde aan rqet een harden blik, welke weinig goeds voor- De telefooMoemer ging over met een diep gonzend geluid. Rosa^p legde de mappen, waarin ze de post sorteerde, ter zijde en luisterde aan den hoorn. Het was mr. Pendley’s secretaresse Miss Taddle, of u op het privé-kan- I I toor wilt komen. Ik kom direct zei Rosalie verwon derd. Ze keek in den spiegel, schikte wat aan haar haar en liep toen door de gang naar de lift. 75 Loofboom. 76 Waschwater, 77 Deel v. h skelet. Ver*ticaal: 1 Reeds, 2 Opstootje, 3 Optie, 4 Zangstem. 5 Vod, 6 Klein roof dier, 7 Lof, 8 Vogelproduct, 9 Voortgang. 10 Onmeetbaar getal. 11 Maanstand (Afk.), 12 Visch, 13 Orgaan v, h. gehoor, 15 Razend, 16 Diepte. 17 Plaats in de pro vincie Gelderland, 19 Ieder, 21 Vastbera denheid, 22 Groot onheil, 25 Graanhouder. 26 Ik (Lat.), 29 Waar iedere pantoffel held van droomt, 30 Suikergoed. 32 Dra- elk geval haar dankbaar zou herdenken Een dag na haar dood ging ik naar Choulet Hij en zijn vrouw zaten juist te ontbijten. Ze waren beiden dik en rood en zaten vergenoegd tegenover elkaar. Men verzocht mij plaats te nemen, er/ ik begon met een bewogen stem mijn op dracht te vervullen. Ik sprak er nog niet van, dat de oude vrouw mij een bedrag van 2327 franc had gegeven. Ik had daar- 50 franc voor de begrafeniskosten 23 Spleet, aardewerk, trom, 28 voor om er een goed werk mee te doen Ik gaf hem het geld, groette en ging heen. Den volgenden morgen kwam Choulet mij het sommetje, dat zij bij me. Die... die vrouw had toch ook nog een woonwagen? vroeg hij. Wat wilt u daarmee doen? Niets! U moogt hem hebben als u I Dank u! Hij komt me zeer gelegen ii I! dat de stoelenmatster van hem had ge houden, of hij sprong verontwaardigd op en maakte kabaal of de vrouw hem na deel had toegebracht, zijn eer had ge schonden en zijn vrouw maakte zich al even woedend als hij en riep onophou delijk: Die ellendige schooister, die be delvrouw! Choulet liep maar op en neer, met zijn niet dokter, dat zooiets het onaangenaam ste is, wat een man kan overkomen? Als ik dat geweten had toen zij nog leefde, had ik haar door de politie achter slot en grendel laten zetten. En ze was er achter gebleven ook, dat verzeker ik u! Zoo’n resultaat had ik van mijn Ik wist niet wat ik Maar ik had nog niet alles gezegd, wat ik te zeggen had en dus begon ik maar weer. Ze heeft mij verzocht haar kapitaal (Annie v. d. Ruit) grond. Er is mij beloofd, dat ik op de correspondentieafdeeling zou komen. U weet toch hoe ik er voor sta. Ik verdien, nog niet genoeg om eenmaal in de week warm te eten. En kijk u eens naar mijn schoenen. Mr. Pendley, waarom laat u mij brieven sorteeren en net genoeg ver dienen om niet te verhongeren. De baas nam zijn sigaar uit zijn mond en keek haar van onder zijn borstelige wenkbrauwen verbaasd aan. Dat duurde maar één oogenblik. Hij mocht hoogstens van zijn eigen vrouw verwachten, dat ze hem zoo toesprak, maar zeker niet van iemand van zijn eigen personeel Neen, zelfs de commissarissen van Pendley s automobielfabrieken namen een blad voor den mond, wanneer zij ter jaarvergade- ging een aanmerking naar voren wilden brengen Zijn verbazing duurde drie tel len, daarna werd hij van rood, paars in het gezicht, zijn stierennek zwol op en hij sloeg met zijn vuist op tafel. Voor den duivel, schreeuwde hij kwaad. Wat verbeeld jij je wel. Om dat je nu aan een universiteit gestudeerd en een graad gehaald hebt? Weet je wel, dat ik als duiveltoejager van een wagen- wasscher begonnen ben? Of heb je zoo’n praats omdat dat lieve zoontje van mij je voorspraak geweest is? Rosalie werd bleek en beet op haar lip Laat uw zoon er buiten, mr. Pendley zei ze met een eigenaardigen klank in haar stem Het was even stil. In het aangrenzende vertrek ratelden de schrijfmachines van mr. Pendley secretaressen Toen stond de baas breed en zwaar op en zei: Als je dien jongen loslaat, kom je op de correspondentie en krijg je driehon derd per maand. Dan kan je zooveel nieu we schoenen koopen als je maar wilt en drie keer per dag warm eten. Die losbol moet een vrouw met haar op d’r tanden hebben en niet zoo’n weetveel met over laden hersens als jij Begrepen? Je kunt kiezen. - laatste wil van die vrouw is... ja, dan kunnen we toch niet goed weigeren. De apotheker voegde er verward nog wat aan toe Wij kunnen daarvan immers wel wat voor de kinderen koopen Zooals u wilt! antwoordde ik daarop zoo droog en koel mogelijk Omdat zij het zoo gewild heeft, geeft u het geld maar hier, zei hij dan - Mis- II schien doet er zich wel een gelegenheid i II II II -> ZONDAGSBLAD behoorende bij de Haagsche Courant van 3 Januari 1942. 7"j. 18071 Het was een vreemde, ontroerende ge schiedenis. Haar vader en haar moeder verdienden den dagelijkschen kost door het matten van stoelen. Van hen had zij dien arbeid geleerd. Toentertijd hadden ze al geen vaste woning. Reeds als klein kind moest ze met haar ouders mee, in weer en wind, in lompen gehuld, de huizen langs. Bij den ingang van de dorpen lieten ze den woon wagen achter. Het paard werd uitgespan nen en men Het het dier weiden. De hond sliep met den natten neus op de pootèn neergevleid, en de kleine mocht in de drooge greppels en langs de slöoten zich vermaken, terwijl vader en moeder de versleten zittingen van allerlei stoelen uit de plaats herstelden. In de verplaatsbare woning werd nauwelijks een woord ge sproken Na het roepen langs de huizen: Stoelen matten! Stoelen matten! gingen de ouders tegenover elkaar zitten en be gonnen zwijgend hun werk. Mateloos hield ze van hem. Op haar sterfbed bekende ze mij: Hij is de eeni- ge man, die ik op aarde gezien heb. Ik weet niet of er buiten hem nog anderen zijn Haar ouders stierven. Zij zette het werk voort. Sindsdien nam zij de twee honden met zich mee, twee dieren, sterk en ge vaarlijk voor hen, die zich te «iichtbij waagden. Toen ze op zekeren dag weer in het tje, dat’ z'ij’ha'd gespaard’en dat 2277'”franc bedraagt, aan u te geven I, alles, wat ik u zooeven mededeelde, zoo onaangenaam vindt, lijkt mij het beste, dit geld maar aan den geven. De apotheker en zijn vrouw keken el kaar strak aan Ik haalde den geldbuidel uit mijn zak Gouden, zilveren, koperen en nikkelen geldstukkén Hoe denkt u er over? vroeg ik dan Mevrouw Choulet was het eerst in staat iets te zeggen. II Ja. begon ze haperend, als het nu de ii ii matisch tooneelstuk op muziek, 33 Neven. 35 Drank, 39 Een aanraking met de tong, 11 48 Telwoord. 49 Bevel, 51 Verfplank, 53 Boord v. e. stroom, 54 Overdekte markt plaats, 56 Rivier (Z-Am.). 57 Telwoord. II 58 Kloosterzuster, 60 Modejonker, 62 On gebuild tarwemeel, 63 Aardworm. 66 Ge wicht, 67 Titel (Afk.), 68 Landtong, 69 l Berg. 70 Bijbelsche naam, 72 Water in de provincie Friesland, 74 Getijde. 1 Nee. zei Rosalie zacht. Watblief. De sigaar viel uit Pendley’s mond. Neen, zei Rosalie nog eens harder. Nee, schreeuwde zij voor den derden keer. Ze was gaan staan en keek den baas met opgericht hoofd aan. Mr. Pendley, u... u...; bent geen mensch. U bent... een bruut. Een egoïstische bruut. En Joe en ik zullen trouwen, al zullen we pok hon ger moeten lijden. We houden van elkaar. Goed begrepen, mr. Pendley? Haar oogen vlamden en ze siste de woorden tusschen haar tanden. Ze leek een kleine kwade feeks en de baas schoof zijn stoel onwillekeurig wat naar achter. U denkt met uw geld maar alles te kunnen doen, niet? Maar u hebt het mis. VERKLARING Dokter; Hoor eens, dat gaat zoo niet langer De stoelen in de wachtkamer zitten dik onder de stof. Werkster: Maar dokter, ik kan er toch niets aan doen, dat er zoo weinig patiënten op uw spreekuur Komen! (P. Siers) straatjongens, maar meestal waren het Hij deed alsof hij haar niet zag en liep nu de ouders van die nieuwe vrienden, haar voornaam rakelings voorbij. Eenige welke daaraan een einde maakten met de dagen achtereen schreide ze om deze mis woorden: Wil je wel eens hier komen, kenning en treurde in stilte. Meermalen deugniet! Laat ik niet weer zien, dat je zag ze hem terug, maar ze had den moed je met dat bedelvolk bemoeit. niet om hem te begroeten en hij gunde Meermalen gooiden de kwajongens haar haar geen blik. ook met steenen na. Als iemand haar eens een stuivertje over gaf. dan bewaar de zij dat zorgvuldig. Toen ze elf jaar oud was, waren haar ouders in deze omgeving Daar trof ze achter het kerkhof den kleinen Choulet. Hij schreide, omdat een kameraadje hem eenige knikkers had afgenomen. Die tra nen ontroerden haar Zij, het arme over schotje, had voordien gemeend, dat de kleine burgerkinderen altijd vroolijk en gelukkig waren. Ze troostte het ventje dus en toen ze de reden van zijn verdriet ver nam, gaf ze hem van het overgespaarde geld, waarvoor hij een grooten zak met mooie knikkers kon koopen. Hij nam het geld tevreden aan en droogde zijn tra nen. En zij was blij, gaf hem een kus en hij liet dat toe, want hij was juist bezig de gekregen centen te tellen. Toen ze zag dat hij haar niet terugstiet en niet sloeg, sloeg ze haar armen om hem heen en kuste hem nog eens. Dan liep ze weg, zoo snel ze kon Maandenlang droomde ze van hetgeen achter het kerkhof was voorgevallen. Telkens dacht ze aan het knaapje, aan wien ze haar bijeengespaard vermogen had geschonken. In de hoop hem terug te zien, bestal ze haar ouders en hield telkens eenige centen terug als ze werk moest afleveren of levensmidde len moest inkoopen. z II H li H armen zwaaiend en hij vroeg, vindt u ook i ii Maar omdat u I II Armenstaat te 11 ii ii ii Horizontaal: 1 Bij- belsch vaartuig, 4 Meetk. figuur. 6 Sprookjesfi guur, 9 Deel v e. bruids kleed, 11 Er was eens, 13 Voorzetsel, 14 Geluidsver sterker, 18 Voorzetsel, 20 Gezichtsorgaan^ 22 Klein vertrek. Soort Groote woord, 31 Zangnoot, Schitterend 34 Bid (Lat); 35 Kleur 36 Ivoor, 37 Voorzetsel. 38 Lobbes, 40 Riljardstok, 41 Poetslap, 42 Grappenma ker, 43 Kever, 44 Zomer groente, 45 Met aardsche goederen gezegend, 46 Vlaktemaat, 47 Vrees, 50 Nieuw, 51 Met rouwbe klag (Afk 52 Rivier in Italië,. 54 Uitroep, 55 Ze ker weefsel voor dames kleeding (genoemd naar stad van dien naam), 59 Baas, 61 Zangstem, 64 De eerste vrouw, 65 Fr lidwoord, 66 Veror dening 71 Zangstem. 73 Kooper van gestolen goed, y LK jaar gaf baron de Bertran 4 een jachtpartij en daarna had een diner plaats. Elf jagers had- den er dit keer aan deelgeno men en na de jacht zaten deze, met nog acht jonge dames en den dokter van het dorp, aan de lange tafel in de eet zaal van den baron. Schitterend was de zaal verlicht en de tafel was met bloe men en vruchten overladen. Het gesprek liep over allerlei zaken en gebeurtenissen en een levendige discussie ontstond over een onderwerp, waarover de meeningen nogal uiteenliepen, naar ge lang het verschil tusschen de verschil lende levensopvattingen der personen. Zoo had men het over de naastenliefde, de genegenheid van den eenen mensch tot een ander. De baron meende, dat dit een kwestie was, welke ten nauwste samenhing met het temperament. Men riep den dokter, een ouden arts uit Parijs, die zich op het land teruggetrok ken had, om als scheidsrechter in de mee- ningsverschillen over het onderwerp op te treden, en ook zijn opinie eens te laten hooren Maar de dokter bleek er geen bijzon dere meening op na te houden. Ik ben het met onzen gastheer eens, zei hij, dat een en ander nauw verband houdt met het temperament. Maar toch heb ik een genegenheid gekend, een liefde, welke zonder één dag onderbreking, vijf en twintig jaren duurde, en waaraan de dorp kwam, waar haar hart altijd verwijl de, zag ze hem met een jonge vrouw aan den arm uit zijn zaak komen. Het was zijn vrouw; hij was getrouwd! Dienzelfden avond sprong ze vol wan hoop in» het water. Een late voorbijgan ger vischte haar er echter uit en bracht haar in de apotheek. De jonge Choulet deed alsof hij haar niet herkende en zei met harde stem, toen ze weer tot het be wustzijn was gekomen: Doe toch niet zulke idiote dingen. Zulke streken halen alleen dwazen uit! Hij had tot haar gesproken en dat was voldoende om haar gelukkig te maken. Hoezeer zij er ook op aandrong, hij wilde geen vergoeding voor de verleende hulp aannemen Zoo ging haar leven voorbij. Ze herstel de zittingen van stoelen en dacht aan Choulet Elk jaar bespiedde zij hem door de ruitjes van de apotheek en kocht in de apotheek van alles wat ze maar koo pen kon, zonder te veel verwondering te wekken Op deze wijze kwam ze toch in zijn nabijheid, sprak met hem en gaf hem geld zooals vroeger In het voorjaar stierf ze. Nadat ze mij de geheele treurige 'eschiedenis verteld had, verzocht ze i 7 ----- -Z in haar leven had overgespaard, den apo theker ter hand te stellen. Van hem had zij gehouden, voor hem had ze gewerkt en zich veel ontzegd om zoo een paar stui- vers meer terzijde te kunnen leggen. Want wilt! ze meende, dat als zij Choulet een mooie - som kon nalaten, deze na haar dood in op het oogenblik Hij ging weg. Ze heeft ook nog een oud paard en twee honden nagelaten, riep ik hem na... Wilt u die niet hebben? Verrast keerde hij zich om Neen, zei hij toen, verlegen lachend, wat zal ik daarmee doen? Daar mag u 11 mee doen wat u wilt De honden heb ik gehouden, een 1 arme boer kreeg het paard en Choulet i j van 50 franc voor de begrafeniskosten i afgenomen en de rest bij me gestoken zich spoorwegobligaties om het aan Choulet te overhandigen. 1-1 Ik verwachtte natuurlijk, dat mijn droe vig verhaal hen tot tranen zou 1 Maar nauwelijks had Choulet gehoord, 11 kent hem ook, want het is de heer Chou- II let, de apotheker van dit plaatsje En ook de vrouw hebt u wel gekend Het was de 11 oude stoelem latster, die ook hier op het I kas' 'I kwam. Maar ik zal me duidelijk uitdrukken De buitengewone belangstelling der da mes was plotseling sterk verminderd en op haar gelaat stond duidelijk te lezen: Oh! Bedoelt u die vrouw maar? Voor ongeveer drie maanden, ver volgde de dokter, werd ik aan het sterf- 1 geroepen van een oude vrouw. Ze was daags tevoren met haar woonwagen- tje aangekomen in gezelschap van haar II twee groote, zwarte honden, haar eenige I vrienden en beschermers De geestelijke was er reeds Zij verzocht ons de uitvoer- II ders van haar testament te wilen zijn, en li li Wij menschen zijn zoo gauw geneigd ons boven alle andere aardsche dingen verheven te voelen en ons op het voet stuk der onverbiddelijke heerschappij te plaatsen. Zeker, wij kunnen wel eens lief zijn voor onze poes en ons pekingeesje lief- koozen met zoete woordjes, ja zelfs, we kunnen soms, wanneer alle factoren meewerken, een brok in de keel krij gen, door de min of meer oprechte be wondering, welke de schoonheid van de natuur bij ons doet opwellen. Toch blijven we bij dit alles de auto ritaire mensch, die zich van een zekere volmaaktheid bewust is en voor wien de periodieke afdwaling tot een vrien delijkheid of een uiting van bewonde ring niet veel meer is dan een bewijs van etiquette, welke voor het eigen be lang noodzakelijk is. Ook ten opzichte van onze medemen- schen zijn we niet altijd waard een pla neet te bewonen, welke zóó mooi is en zóó rijk, als er, volgens astronomen, die het weten kunnen, geen tweede bestaart Natuurlijk, het ligt voor de hand, dat de menschen. die allen een eigen vrijen en dikwijls onuitstaanbaren wil hebben, het niet steeds met elkaar eens zijn, maar dit mag niet leiden tot een afstoo- ten, waarop nooit het oogenblik meer volgt, waarop men elkander voor een eendracht vindt. Het is typisch, dat de door menschen zoo fraai gevormde techniek ons een voorbeeld geeft van een samenleving. I! Ze z?g hem nog eens terug, toen hij met zijn vader, keurig gekleed, op het terras van een uitspanning zat, achter een groot glas rood-fonkelende limonade. En ze hield nu nog meer van het knaap je. Deze onuitwischbare herinnering be waarde ze stil in haar hartje. Toen ze hem een jaar later achter de school aantrof, spelende met knikkers, liep ze op hem toe en omarmde hem zoo heftig, dat hij van angst begon te huilen. Om hem te kal- meeren gaf ze hem weer eenige centen en hij liet zich daarop weer kalm door haar liefkoozen. Zoo ging het vier iaren lang. Gelaten nam hij het geld van haar aan en liet zich daarvoor omhelzen. Zij dacht slechts aan hem en hij verwachtte haar meer en meer met ongeduld. Zelfs liep hij haar al tegemoet, wanneer hij haar zag aankomen en daarvoor was zij buitenge woon verheugd. Opeens verdween hij. Men had hem naar een gymnasium gestuurd. Dat ver- Als de kleine eens wat te ver weg liep nam ze door handige vragen en toen ze of in aanraking trachtte te komen met de wist waar hij was. deed ze alle mogelijke dorpsjeugd, dan riep de toornige stem van moeite om de reis van haar ouders zoo haar vader "haar terug Wil je wel eens in te richten, dat zij hem, wanneer hij hier komen, deugniet! Dat waren de eeni- met vacantie overkwam, zou kunnen ont- ge woorden, welke ze hoorde. moeten Doch twee jaren verliepen voor Toen ze wat grooter werd, moest ze er haar pogingen succes hadden.. In die twee ook op uit om beschadigde en versleten jaar was hij zoo gegroeid, zag hij er zoo stoelen op te halen In die dagen gelukte heerachtig uit, dat zij hem nauwelijks het haar nu en dan kennis te maken met herkende. straatjongens, maar meestal waren het Hij deed alsof hij haar niet zag en liep zich af gestooten heeft, weer tot zich, om eendrachtig een groot werk te verrichten We kennen dit: de eensgezinde electronen I genezen zieken door hun werk in de rönt- j gentoestellen, zij loodsen schepen-in-nood. in behouden haven en doen vliegtui- s» gen in den mist veilig landen, door hun arbeid in de radiobakens, en zij verrichten nog meer belangrijks in de radio-zend- en ontvangbuizen, waardoor zij tezamen, in volledige harmonie, de H schoonste symphonieën uit den luidspre j ker doen klinken. Inderdaad, deze eigenaardige minuscule 11 wereld van electronen kan den mensch j tot voorbeeld strekken Wanneer wij elkander weer weten te 11 vinden, kunnen ook wij een harmonische eenheid vormen en de symphonic der ver- dragazaamheid over aarde laten hooren. II II T - II II ii Op datzelfde oogenblik greep mr. Pend ley haastig naar de telefoon. Zijn gezicht drukte intense bewondering uit en hij mompelde halfluid: Ongeloofelijk, wat een prachtvrouw! Schiet op, schreeuwde hij in den 11 hoorn. En roep direct mr. Joe Pendley aan de telefoon... Zoo, ben je daar, los bol? Als de drommel naar de kleedkamer; er is daar iemand die je noodig heeft... Nee, vóórdat jij ook wat begrijpt! Zanik niet en doe wat ik zeg. En zorg er voor, dat je haar waard bent. Zoo'n pracht vrouw! Daarna leunde mr. achterover, stak bedaard zijn sigaar aan en zocht in het telefoonboek het nummer van Pillman Sons, zilversmeden, om er een zilveren eetservies te bestellen. j welke zich niet kenmerkt door slaafsche 11 eensgezindheid, maar die uiteindelijk tot j j zulke fraaie resultaten leidt, dat ons. menschen, het schaamrood naar de kaken 11 wordt gejaagd, wanneer we er kennis j van nemen. Dit is. de wonderlijke samenleving der electronen, die onnoemelijk kleine deel- 11 tjes, welke de» mensch aan zich heeft dienstbaar gemaakt 1 Ook in die electronen-wereld is het niet 11 altijd koek en ei, ook daèr zijn ernstige meeningsverschillen en worden soms rake klappen i^gedeeld. Maar het electron is grootmoedig, het weet te vergeven, het trekt zijn mede-electron, dat het eerst van 11 li II Maar of hij later nog eens dankbaar j teruggedacht heeft aan de vrouw die haar bewegen, met moeite bijeengezameld kapitaaltje aan 11 Alles kunt u houden H 35

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Haagsche Courant | 1942 | | pagina 9