Zoo n
DE ERFENIS
a.
";VOOR PUZZELAAR
Prachtvrouw
n
H
ii
ii
ii
Uil
2
<9
11
II
Uiueve)
II
II
II
II
II
II
Ziet naar het electron en
wordt wijs
i(
ii
ii
ij
ii
ii
ii
li
11
li
11
ii
11
li
li
II
ii
it
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
-ii
it
ii
ii
ii
ii
11
ii
ii
ii
«I
ii
t
ii
ii
ii
ii
ii
il
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
it
ii
ii
ii
I I
ii
ie
11
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
I bed^
II
li
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
it
ii
it
ii
ii
ii
ii
li
ii
li
5’
it
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
si
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii
In de gang leunde ze echter even tegen j
den muur en onderdrukte een snik. Nu
was ze alles kwijt. Maar niet aan de toe- 11
komst denken... als je blieft niet... Ze i
liep rechtdoor naar de kleedkamers.
ii
I I
pa
.«♦«-HB ♦Sf»«»«*»-«-B(»-B1»«-HS-Hr^0f^»^^ei<4»-«-’-•-«■»■• <f»®^«f^3^-r»:».3t<4g
II
IE
II
VERSTROOID
IE
If
dorpsjeugd, dan riep de toornige stem van
grootmoedig, het weet te vergeven, het
ver-
61
65
nam den wagen Van het geld kocht hij
(Annie
d Ruit)
(Oplossing in de courant van Maandag)
hem vermaakt had, betwijfel ik.
Hoe romantisch, meende ze. Wat zal
de man die zoo geliefd werd, gelukkig ge-
om haar laatsten wil begrijpelijker te ma
ken, vertelde ze ons hajr levenshistorie.
De dokter lachte.
U vergist zich niet, was zijn ant
woord U neemt aan, dat de beminde
persoon een man was en dat is zoo. U
haal niet verwacht
zeggen of doen moest
II
ii
ii
.ii
ii
24
27
Lid-
32
sterrenbeeld.
I I
II
II
li
li
11 spelde. Hij tikte met een vouwbeen drif
tig op zijn bureaublad.
Wat verdien je eigenlijk’
Veertig dollar, mr. Pendley.
Hm... bromde de baas. Het is niet
veel, maar je zit op de expeditie en daar
voor is het genoeg.
.Mr. Pendley, zei Rosalie zacht. Ze
boog zich voorover en staarde naar den
En dat baantje op de correspondentie-
afdeeling kunt u houden. Alles kunt u
houden, ik heb er nu genoeg van! U kunt
naar de maan loopen! En u ziet mij hier
voor het laatst. Goedenmorgen, mr. Pend
ley.
Ze stapte trots en onaantastbaar naar
de deur en gooide deze met een smak
achter zich dicht, zoodat ze uit de type
kamer verbaasd door de ruiten gluurden.
dood eerst een einde maakte.
De barones sloeg bewonderend de han-
l i den in elkaar.
weest zijn!
De zuster tot den zieken professor:
Hier is uw bouillon, professor, en
de dokter is ook juist gekomen!
De altijd verstrooide: Geen oogen-
blik word ik met rust gelaten. Ik ont
vang niet. Zeg maar dat ik ziek ben!
(P. Siers)
II
Pendley tevreden 11
Driehonderd of... ontslag, zei Rosalie
zacht. Ze voelde een onpasselijk gevoel
in zich opkruipen en kon slechts met
moeite haar tranen bedwingen.
Precies, gromde de baas Maar wat
je ook doet, dien dwazen jongen krijg
je nooit. Ik heb het hem gisteravond al
duidelijk genoeg aan zijn verstand ge
bracht. Meneer sprak al over procuratie
Zoo'n snotaap. En over trouwen. Stel je
voor! En hij had waarachtig al een ver
langlijst in zijn zak met een zilveren eet
servies nummer één. Wie heeft daar van
terug? Nu, kan ik Lewis zeggen, dat je
op zijn afdeeling komt? Driehonderd per
maand? De stem van den baas had iets
triomfantelijks.
Mr. Pendley telefoneerde en had op
haar schuchter kloppen nauwelijks ge
reageerd. Hij leunde in zijn stoel achter
over en had zoo veel 'weg van een aan-
gekleeden kwaden stier. Zijn vierkante
nek hing hem met vele vouwen over zijn
boord en zijn oogen glinsterden kwaad
alsof er in de verte met een rooden lap
gezwaaid werd. i
Rosalie bleef op een afstand staan-wach
ten op het eind van het gesprek. Mr.
Pendley schreeuwde boos door de telefoon
en kauwde daarbij op zijn zwarte sigaar,
wejke hem uit een mondhoek hing. Toen
hij eindelijk klaar was en den hoorn met
een smak op den haak gegooid had. grom
de hij:
Kom eens hier en ga zitten.
Als ’t u blieft, mr. Pendley, zei Ro
salie.
De baas keek haar van terzijde aan rqet
een harden blik, welke weinig goeds voor-
De telefooMoemer ging over met een
diep gonzend geluid. Rosa^p legde de
mappen, waarin ze de post sorteerde, ter
zijde en luisterde aan den hoorn. Het was
mr. Pendley’s secretaresse
Miss Taddle, of u op het privé-kan-
I I toor wilt komen.
Ik kom direct zei Rosalie verwon
derd. Ze keek in den spiegel, schikte wat
aan haar haar en liep toen door de gang
naar de lift.
75 Loofboom.
76 Waschwater, 77 Deel v. h skelet.
Ver*ticaal: 1 Reeds, 2 Opstootje, 3
Optie, 4 Zangstem. 5 Vod, 6 Klein roof
dier, 7 Lof, 8 Vogelproduct, 9 Voortgang.
10 Onmeetbaar getal. 11 Maanstand
(Afk.), 12 Visch, 13 Orgaan v, h. gehoor,
15 Razend, 16 Diepte. 17 Plaats in de pro
vincie Gelderland, 19 Ieder, 21 Vastbera
denheid, 22 Groot onheil, 25 Graanhouder.
26 Ik (Lat.), 29 Waar iedere pantoffel
held van droomt, 30 Suikergoed. 32 Dra-
elk geval haar dankbaar zou herdenken
Een dag na haar dood ging ik naar
Choulet Hij en zijn vrouw zaten juist te
ontbijten. Ze waren beiden dik en rood
en zaten vergenoegd tegenover elkaar.
Men verzocht mij plaats te nemen, er/
ik begon met een bewogen stem mijn op
dracht te vervullen. Ik sprak er nog niet
van, dat de oude vrouw mij een bedrag
van 2327 franc had gegeven. Ik had daar-
50 franc voor de begrafeniskosten
23 Spleet,
aardewerk,
trom, 28
voor om er een goed werk mee te doen
Ik gaf hem het geld, groette en ging
heen.
Den volgenden morgen kwam Choulet
mij het sommetje, dat zij bij me.
Die... die vrouw had toch ook nog
een woonwagen? vroeg hij.
Wat wilt u daarmee doen?
Niets! U moogt hem hebben als u
I
Dank u! Hij komt me zeer gelegen
ii
I!
dat de stoelenmatster van hem had ge
houden, of hij sprong verontwaardigd op
en maakte kabaal of de vrouw hem na
deel had toegebracht, zijn eer had ge
schonden en zijn vrouw maakte zich al
even woedend als hij en riep onophou
delijk: Die ellendige schooister, die be
delvrouw!
Choulet liep maar op en neer, met zijn
niet dokter, dat zooiets het onaangenaam
ste is, wat een man kan overkomen? Als
ik dat geweten had toen zij nog leefde,
had ik haar door de politie achter slot
en grendel laten zetten. En ze was er
achter gebleven ook, dat verzeker ik u!
Zoo’n resultaat had ik van mijn
Ik wist niet wat ik
Maar ik had nog
niet alles gezegd, wat ik te zeggen had
en dus begon ik maar weer.
Ze heeft mij verzocht haar kapitaal
(Annie v. d. Ruit)
grond. Er is mij beloofd, dat ik op de
correspondentieafdeeling zou komen. U
weet toch hoe ik er voor sta. Ik verdien,
nog niet genoeg om eenmaal in de week
warm te eten. En kijk u eens naar mijn
schoenen. Mr. Pendley, waarom laat u
mij brieven sorteeren en net genoeg ver
dienen om niet te verhongeren.
De baas nam zijn sigaar uit zijn mond
en keek haar van onder zijn borstelige
wenkbrauwen verbaasd aan. Dat duurde
maar één oogenblik. Hij mocht hoogstens
van zijn eigen vrouw verwachten, dat ze
hem zoo toesprak, maar zeker niet van
iemand van zijn eigen personeel Neen,
zelfs de commissarissen van Pendley s
automobielfabrieken namen een blad voor
den mond, wanneer zij ter jaarvergade-
ging een aanmerking naar voren wilden
brengen Zijn verbazing duurde drie tel
len, daarna werd hij van rood, paars in
het gezicht, zijn stierennek zwol op en hij
sloeg met zijn vuist op tafel.
Voor den duivel, schreeuwde hij
kwaad. Wat verbeeld jij je wel. Om
dat je nu aan een universiteit gestudeerd
en een graad gehaald hebt? Weet je wel,
dat ik als duiveltoejager van een wagen-
wasscher begonnen ben? Of heb je zoo’n
praats omdat dat lieve zoontje van mij
je voorspraak geweest is?
Rosalie werd bleek en beet op haar lip
Laat uw zoon er buiten, mr. Pendley
zei ze met een eigenaardigen klank in
haar stem
Het was even stil. In het aangrenzende
vertrek ratelden de schrijfmachines van
mr. Pendley secretaressen Toen stond de
baas breed en zwaar op en zei:
Als je dien jongen loslaat, kom je op
de correspondentie en krijg je driehon
derd per maand. Dan kan je zooveel nieu
we schoenen koopen als je maar wilt en
drie keer per dag warm eten. Die losbol
moet een vrouw met haar op d’r tanden
hebben en niet zoo’n weetveel met over
laden hersens als jij Begrepen? Je kunt
kiezen. -
laatste wil van die vrouw is... ja, dan
kunnen we toch niet goed weigeren.
De apotheker voegde er verward nog
wat aan toe
Wij kunnen daarvan immers wel wat
voor de kinderen koopen
Zooals u wilt! antwoordde ik daarop
zoo droog en koel mogelijk
Omdat zij het zoo gewild heeft, geeft
u het geld maar hier, zei hij dan - Mis-
II
schien doet er zich wel een gelegenheid i
II
II
II
->
ZONDAGSBLAD behoorende bij de Haagsche Courant van 3 Januari 1942. 7"j. 18071
Het was een vreemde, ontroerende ge
schiedenis.
Haar vader en haar moeder verdienden
den dagelijkschen kost door het matten
van stoelen. Van hen had zij dien arbeid
geleerd. Toentertijd hadden ze al geen
vaste woning. Reeds als klein kind moest
ze met haar ouders mee, in weer en wind,
in lompen gehuld, de huizen langs. Bij den
ingang van de dorpen lieten ze den woon
wagen achter. Het paard werd uitgespan
nen en men Het het dier weiden. De hond
sliep met den natten neus op de pootèn
neergevleid, en de kleine mocht in de
drooge greppels en langs de slöoten zich
vermaken, terwijl vader en moeder de
versleten zittingen van allerlei stoelen uit
de plaats herstelden. In de verplaatsbare
woning werd nauwelijks een woord ge
sproken Na het roepen langs de huizen:
Stoelen matten! Stoelen matten! gingen
de ouders tegenover elkaar zitten en be
gonnen zwijgend hun werk.
Mateloos hield ze van hem. Op haar
sterfbed bekende ze mij: Hij is de eeni-
ge man, die ik op aarde gezien heb. Ik
weet niet of er buiten hem nog anderen
zijn
Haar ouders stierven. Zij zette het werk
voort. Sindsdien nam zij de twee honden
met zich mee, twee dieren, sterk en ge
vaarlijk voor hen, die zich te «iichtbij
waagden.
Toen ze op zekeren dag weer in het tje, dat’ z'ij’ha'd gespaard’en dat 2277'”franc
bedraagt, aan u te geven I,
alles, wat ik u zooeven mededeelde, zoo
onaangenaam vindt, lijkt mij het beste,
dit geld maar aan den
geven.
De apotheker en zijn vrouw keken el
kaar strak aan
Ik haalde den geldbuidel uit mijn zak
Gouden, zilveren, koperen en nikkelen
geldstukkén
Hoe denkt u er over? vroeg ik dan
Mevrouw Choulet was het eerst in staat
iets te zeggen. II
Ja. begon ze haperend, als het nu de
ii
ii
matisch tooneelstuk op muziek, 33 Neven.
35 Drank, 39 Een aanraking met de tong, 11
48 Telwoord. 49 Bevel, 51 Verfplank, 53
Boord v. e. stroom, 54 Overdekte markt
plaats, 56 Rivier (Z-Am.). 57 Telwoord. II
58 Kloosterzuster, 60 Modejonker, 62 On
gebuild tarwemeel, 63 Aardworm. 66 Ge
wicht, 67 Titel (Afk.), 68 Landtong, 69 l
Berg. 70 Bijbelsche naam, 72 Water in de
provincie Friesland, 74 Getijde. 1
Nee. zei Rosalie zacht.
Watblief.
De sigaar viel uit Pendley’s mond.
Neen, zei Rosalie nog eens harder.
Nee, schreeuwde zij voor den derden
keer. Ze was gaan staan en keek den baas
met opgericht hoofd aan. Mr. Pendley,
u... u...; bent geen mensch. U bent... een
bruut. Een egoïstische bruut. En Joe en
ik zullen trouwen, al zullen we pok hon
ger moeten lijden. We houden van elkaar.
Goed begrepen, mr. Pendley?
Haar oogen vlamden en ze siste de
woorden tusschen haar tanden. Ze leek
een kleine kwade feeks en de baas schoof
zijn stoel onwillekeurig wat naar achter.
U denkt met uw geld maar alles te
kunnen doen, niet? Maar u hebt het mis.
VERKLARING
Dokter; Hoor eens, dat gaat
zoo niet langer De stoelen in
de wachtkamer zitten dik onder
de stof.
Werkster: Maar dokter, ik
kan er toch niets aan doen, dat
er zoo weinig patiënten op uw
spreekuur Komen! (P. Siers)
straatjongens, maar meestal waren het Hij deed alsof hij haar niet zag en liep
nu de ouders van die nieuwe vrienden, haar voornaam rakelings voorbij. Eenige
welke daaraan een einde maakten met de dagen achtereen schreide ze om deze mis
woorden: Wil je wel eens hier komen, kenning en treurde in stilte. Meermalen
deugniet! Laat ik niet weer zien, dat je zag ze hem terug, maar ze had den moed
je met dat bedelvolk bemoeit. niet om hem te begroeten en hij gunde
Meermalen gooiden de kwajongens haar haar geen blik.
ook met steenen na. Als iemand haar
eens een stuivertje over gaf. dan bewaar
de zij dat zorgvuldig.
Toen ze elf jaar oud was, waren haar
ouders in deze omgeving Daar trof ze
achter het kerkhof den kleinen Choulet.
Hij schreide, omdat een kameraadje hem
eenige knikkers had afgenomen. Die tra
nen ontroerden haar Zij, het arme over
schotje, had voordien gemeend, dat de
kleine burgerkinderen altijd vroolijk en
gelukkig waren. Ze troostte het ventje dus
en toen ze de reden van zijn verdriet ver
nam, gaf ze hem van het overgespaarde
geld, waarvoor hij een grooten zak met
mooie knikkers kon koopen. Hij nam het
geld tevreden aan en droogde zijn tra
nen. En zij was blij, gaf hem een kus en
hij liet dat toe, want hij was juist bezig
de gekregen centen te tellen. Toen ze
zag dat hij haar niet terugstiet en niet
sloeg, sloeg ze haar armen om hem heen
en kuste hem nog eens. Dan liep ze weg,
zoo snel ze kon Maandenlang droomde
ze van hetgeen achter het kerkhof was
voorgevallen. Telkens dacht ze aan het
knaapje, aan wien ze haar bijeengespaard
vermogen had geschonken. In de hoop
hem terug te zien, bestal ze haar ouders
en hield telkens eenige centen terug als
ze werk moest afleveren of levensmidde
len moest inkoopen. z
II
H
li
H
armen zwaaiend en hij vroeg, vindt u ook i
ii
Maar omdat u I
II
Armenstaat te 11
ii
ii
ii
Horizontaal: 1 Bij-
belsch vaartuig, 4 Meetk.
figuur. 6 Sprookjesfi
guur, 9 Deel v e. bruids
kleed, 11 Er was eens, 13
Voorzetsel, 14 Geluidsver
sterker, 18 Voorzetsel, 20
Gezichtsorgaan^ 22 Klein
vertrek.
Soort
Groote
woord, 31 Zangnoot,
Schitterend
34 Bid (Lat); 35 Kleur
36 Ivoor, 37 Voorzetsel. 38
Lobbes, 40 Riljardstok, 41
Poetslap, 42 Grappenma
ker, 43 Kever, 44 Zomer
groente, 45 Met aardsche
goederen gezegend, 46
Vlaktemaat, 47 Vrees, 50
Nieuw, 51 Met rouwbe
klag (Afk 52 Rivier in
Italië,. 54 Uitroep, 55 Ze
ker weefsel voor dames
kleeding (genoemd naar
stad van dien naam), 59
Baas, 61 Zangstem, 64
De eerste vrouw, 65
Fr lidwoord, 66 Veror
dening 71 Zangstem. 73
Kooper van gestolen goed,
y LK jaar gaf baron de Bertran
4 een jachtpartij en daarna had
een diner plaats. Elf jagers had-
den er dit keer aan deelgeno
men en na de jacht zaten deze,
met nog acht jonge dames en den dokter
van het dorp, aan de lange tafel in de eet
zaal van den baron. Schitterend was de
zaal verlicht en de tafel was met bloe
men en vruchten overladen.
Het gesprek liep over allerlei zaken en
gebeurtenissen en een levendige discussie
ontstond over een onderwerp, waarover
de meeningen nogal uiteenliepen, naar ge
lang het verschil tusschen de verschil
lende levensopvattingen der personen. Zoo
had men het over de naastenliefde, de
genegenheid van den eenen mensch tot
een ander.
De baron meende, dat dit een kwestie
was, welke ten nauwste samenhing met
het temperament.
Men riep den dokter, een ouden arts uit
Parijs, die zich op het land teruggetrok
ken had, om als scheidsrechter in de mee-
ningsverschillen over het onderwerp op
te treden, en ook zijn opinie eens te laten
hooren
Maar de dokter bleek er geen bijzon
dere meening op na te houden.
Ik ben het met onzen gastheer eens,
zei hij, dat een en ander nauw verband
houdt met het temperament. Maar toch
heb ik een genegenheid gekend, een liefde,
welke zonder één dag onderbreking, vijf
en twintig jaren duurde, en waaraan de
dorp kwam, waar haar hart altijd verwijl
de, zag ze hem met een jonge vrouw aan
den arm uit zijn zaak komen. Het was
zijn vrouw; hij was getrouwd!
Dienzelfden avond sprong ze vol wan
hoop in» het water. Een late voorbijgan
ger vischte haar er echter uit en bracht
haar in de apotheek. De jonge Choulet
deed alsof hij haar niet herkende en zei
met harde stem, toen ze weer tot het be
wustzijn was gekomen: Doe toch niet
zulke idiote dingen. Zulke streken halen
alleen dwazen uit!
Hij had tot haar gesproken en dat was
voldoende om haar gelukkig te maken.
Hoezeer zij er ook op aandrong, hij wilde
geen vergoeding voor de verleende hulp
aannemen
Zoo ging haar leven voorbij. Ze herstel
de zittingen van stoelen en dacht aan
Choulet Elk jaar bespiedde zij hem door
de ruitjes van de apotheek en kocht in
de apotheek van alles wat ze maar koo
pen kon, zonder te veel verwondering te
wekken Op deze wijze kwam ze toch in
zijn nabijheid, sprak met hem en gaf hem
geld zooals vroeger
In het voorjaar stierf ze. Nadat ze mij
de geheele treurige 'eschiedenis verteld
had, verzocht ze i 7 ----- -Z
in haar leven had overgespaard, den apo
theker ter hand te stellen. Van hem had
zij gehouden, voor hem had ze gewerkt
en zich veel ontzegd om zoo een paar stui-
vers meer terzijde te kunnen leggen. Want wilt!
ze meende, dat als zij Choulet een mooie -
som kon nalaten, deze na haar dood in op het oogenblik
Hij ging weg.
Ze heeft ook nog een oud paard en
twee honden nagelaten, riep ik hem na...
Wilt u die niet hebben?
Verrast keerde hij zich om
Neen, zei hij toen, verlegen lachend,
wat zal ik daarmee doen? Daar mag u 11
mee doen wat u wilt
De honden heb ik gehouden, een 1
arme boer kreeg het paard en Choulet i j
van 50 franc voor de begrafeniskosten i
afgenomen en de rest bij me gestoken zich spoorwegobligaties
om het aan Choulet te overhandigen. 1-1
Ik verwachtte natuurlijk, dat mijn droe
vig verhaal hen tot tranen zou 1
Maar nauwelijks had Choulet gehoord,
11 kent hem ook, want het is de heer Chou-
II let, de apotheker van dit plaatsje En ook
de vrouw hebt u wel gekend Het was de
11 oude stoelem latster, die ook hier op het
I kas' 'I kwam. Maar ik zal me duidelijk
uitdrukken
De buitengewone belangstelling der da
mes was plotseling sterk verminderd en
op haar gelaat stond duidelijk te lezen:
Oh! Bedoelt u die vrouw maar?
Voor ongeveer drie maanden, ver
volgde de dokter, werd ik aan het sterf-
1 geroepen van een oude vrouw. Ze
was daags tevoren met haar woonwagen-
tje aangekomen in gezelschap van haar
II twee groote, zwarte honden, haar eenige
I vrienden en beschermers De geestelijke
was er reeds Zij verzocht ons de uitvoer-
II ders van haar testament te wilen zijn, en
li
li
Wij menschen zijn zoo gauw geneigd
ons boven alle andere aardsche dingen
verheven te voelen en ons op het voet
stuk der onverbiddelijke heerschappij te
plaatsen.
Zeker, wij kunnen wel eens lief zijn
voor onze poes en ons pekingeesje lief-
koozen met zoete woordjes, ja zelfs, we
kunnen soms, wanneer alle factoren
meewerken, een brok in de keel krij
gen, door de min of meer oprechte be
wondering, welke de schoonheid van de
natuur bij ons doet opwellen.
Toch blijven we bij dit alles de auto
ritaire mensch, die zich van een zekere
volmaaktheid bewust is en voor wien
de periodieke afdwaling tot een vrien
delijkheid of een uiting van bewonde
ring niet veel meer is dan een bewijs
van etiquette, welke voor het eigen be
lang noodzakelijk is.
Ook ten opzichte van onze medemen-
schen zijn we niet altijd waard een pla
neet te bewonen, welke zóó mooi is en
zóó rijk, als er, volgens astronomen, die
het weten kunnen, geen tweede bestaart
Natuurlijk, het ligt voor de hand, dat
de menschen. die allen een eigen vrijen
en dikwijls onuitstaanbaren wil hebben,
het niet steeds met elkaar eens zijn,
maar dit mag niet leiden tot een afstoo-
ten, waarop nooit het oogenblik meer
volgt, waarop men elkander voor een
eendracht vindt.
Het is typisch, dat de door menschen
zoo fraai gevormde techniek ons een
voorbeeld geeft van een samenleving.
I!
Ze z?g hem nog eens terug, toen hij
met zijn vader, keurig gekleed, op het
terras van een uitspanning zat, achter een
groot glas rood-fonkelende limonade.
En ze hield nu nog meer van het knaap
je. Deze onuitwischbare herinnering be
waarde ze stil in haar hartje. Toen ze hem
een jaar later achter de school aantrof,
spelende met knikkers, liep ze op hem toe
en omarmde hem zoo heftig, dat hij van
angst begon te huilen. Om hem te kal-
meeren gaf ze hem weer eenige centen en
hij liet zich daarop weer kalm door haar
liefkoozen. Zoo ging het vier iaren lang.
Gelaten nam hij het geld van haar aan
en liet zich daarvoor omhelzen. Zij dacht
slechts aan hem en hij verwachtte haar
meer en meer met ongeduld. Zelfs liep hij
haar al tegemoet, wanneer hij haar zag
aankomen en daarvoor was zij buitenge
woon verheugd.
Opeens verdween hij. Men had hem
naar een gymnasium gestuurd. Dat ver-
Als de kleine eens wat te ver weg liep nam ze door handige vragen en toen ze
of in aanraking trachtte te komen met de wist waar hij was. deed ze alle mogelijke
dorpsjeugd, dan riep de toornige stem van moeite om de reis van haar ouders zoo
haar vader "haar terug Wil je wel eens in te richten, dat zij hem, wanneer hij
hier komen, deugniet! Dat waren de eeni- met vacantie overkwam, zou kunnen ont-
ge woorden, welke ze hoorde. moeten Doch twee jaren verliepen voor
Toen ze wat grooter werd, moest ze er haar pogingen succes hadden.. In die twee
ook op uit om beschadigde en versleten jaar was hij zoo gegroeid, zag hij er zoo
stoelen op te halen In die dagen gelukte heerachtig uit, dat zij hem nauwelijks
het haar nu en dan kennis te maken met herkende.
straatjongens, maar meestal waren het Hij deed alsof hij haar niet zag en liep
zich af gestooten heeft, weer tot zich, om
eendrachtig een groot werk te verrichten
We kennen dit: de eensgezinde electronen I
genezen zieken door hun werk in de rönt- j
gentoestellen, zij loodsen schepen-in-nood.
in behouden haven en doen vliegtui- s»
gen in den mist veilig landen,
door hun arbeid in de radiobakens, en zij
verrichten nog meer belangrijks in de
radio-zend- en ontvangbuizen, waardoor
zij tezamen, in volledige harmonie, de H
schoonste symphonieën uit den luidspre j
ker doen klinken.
Inderdaad, deze eigenaardige minuscule 11
wereld van electronen kan den mensch j
tot voorbeeld strekken
Wanneer wij elkander weer weten te 11
vinden, kunnen ook wij een harmonische
eenheid vormen en de symphonic der ver-
dragazaamheid over aarde laten hooren.
II
II
T
- II
II
ii
Op datzelfde oogenblik greep mr. Pend
ley haastig naar de telefoon. Zijn gezicht
drukte intense bewondering uit en hij
mompelde halfluid: Ongeloofelijk, wat
een prachtvrouw!
Schiet op, schreeuwde hij in den 11
hoorn. En roep direct mr. Joe Pendley
aan de telefoon... Zoo, ben je daar, los
bol? Als de drommel naar de kleedkamer;
er is daar iemand die je noodig heeft...
Nee, vóórdat jij ook wat begrijpt! Zanik
niet en doe wat ik zeg. En zorg er voor,
dat je haar waard bent. Zoo'n pracht
vrouw!
Daarna leunde mr.
achterover, stak bedaard zijn sigaar aan
en zocht in het telefoonboek het nummer
van Pillman Sons, zilversmeden, om er
een zilveren eetservies te bestellen. j
welke zich niet kenmerkt door slaafsche 11
eensgezindheid, maar die uiteindelijk tot j j
zulke fraaie resultaten leidt, dat ons.
menschen, het schaamrood naar de kaken 11
wordt gejaagd, wanneer we er kennis j
van nemen.
Dit is. de wonderlijke samenleving der
electronen, die onnoemelijk kleine deel- 11
tjes, welke de» mensch aan zich heeft
dienstbaar gemaakt 1
Ook in die electronen-wereld is het niet 11
altijd koek en ei, ook daèr zijn ernstige
meeningsverschillen en worden soms rake
klappen i^gedeeld. Maar het electron is
grootmoedig, het weet te vergeven, het
trekt zijn mede-electron, dat het eerst van 11
li
II
Maar of hij later nog eens dankbaar j
teruggedacht heeft aan de vrouw die haar
bewegen, met moeite bijeengezameld kapitaaltje aan 11
Alles kunt u houden
H
35