I
„SMOKKELEN"
l
VOOR DEN PUZZELAAR
I
K GA MAAR OP
DE FHETS
I
t
F
rl
I
I
8
8
»7
*®iif®-1i-®-^®44(®?!!'®#®^
(Annie v. d. Ruit)
andere betrekking omgekeken. Het koets-
oude
len avond, voor het raam,
kerkje omliep zou hij buiten schot zijn.
raad uit zijn portefeuille en beziet het ben om te starten..
ONBEREIKBAAR IDEAAL
diefstal afkomstig waren behoeft niet te
r=-:£^_
op de
(P Siers)
24
22
23
I?
I6
IS
2o
25
26
27
|29
3i
3o
Ik geloof, dat we heel gelukkig Verfplankje,
[33
■V
35
44
dat vrouwen
47
bo
(Annie v. d. Ruit)
dagsche uitstapjes heeft ontmoet.
Een week daarna laat hij zijn vrien-
22 36 Halsriem van paarden. 37
Deemoedig. 39 Jong zoogdier. 40 Zang-
De gendarmes, die zagen, dat hij niet
meer te bereiken was, schoten lichtkogels
Nou Jan, als ik m’n leven nog eens
over kon doen, dan ging ik bij de vlie
geniers!
behagelijk den geur van spruitjes en ge
bakken aardappelen opsnoof.
Ik grinnikte nog toen ik s kamer bin
nentrad en Betty keek mij nieuwsgierig
aan; zooals ee. vrouw je iets kan vragen
zonder haar mond open te doen.
Moet je hooren wat een reuze mop. zei
houder of onder-directeur zegt ze.
Ze is nog niet zoo dom. die Betty.
IC
Naar
toren van het kerkje midden in het dorp
Dèar moest hij zijn, daar stond zijn mo-
je torrijwiel te wachten. Als hij achter het
Het wordt winter; dan volgen de len- Lichtstad en was opgegroeid met boeven
te en_ de zomer. Hij gaat Zondags wel en boefjesmaat Nu maakte hij deel uit
van ’n dievenbende, welke het er op voor
devotie dan anders het ringetje te
t- 111 TT.*! 14. 23-
aan den slanken vinger van een meisje, I2
dat hij nu al maanden lang op hun Zon- op den „Ballon” van Dabo geweest Maar
de gendarmes zaten hem nu op de hielen
en bijna was hij gepakt. Hij rende voor lijk gewond door de schoten van zijn eigen
makkers
Ik ben het, zie je het dan niet, ik
ben het.. Pierre, ze zitten mij achterna, sta
melde hij-nog...
voor kant.
De zon
venbus liet glijden
Sindsdien wach, ik niet meer
tram maar fiets Dag in dag uit.
Tegen het advies van Betty.
Ze beweert dat ik mijn slachtoffer niet
moet probeeren te ontwij en. Als hij je
voren of achter, met je dertigen tegelijk,
plechtig en solide, want geen heeft er
kans om om te vallen.
Waarom de man naast mij opeens mijn
aandacht trok? Ik zou het achteraf onmo
gelijk kunnen zeggen. Hij kwam mij be
kend voor, maar dat is niet vreemd, want
als je jaren lang op denzelfden tijd de
zelfde tram pakt, zie je veel dezelfde men-
schen. En waarom de man zoo’n onplezie-
rigen indruk op mij maakte, kan ik even
min begrijpen. Vaag herinnerde ik mij,
dat ik met Jansen op een of anderen mid
dag op het achterbalcon stond en deze,
doelende op den bewuste, zooiets mom
pelde van: directeur van de X-bank. En
waar er pas zooveel te doen was geweest
met dien fraudeerenden directeur van de
Y-bank, kaa dit mij misschien onderbe
wust tegen dezen man ingenomen hebben
Waarmee natuurlijk volstrekt niet ge
zegd wil worden dat alle bankdirecteuren
fraudeurs zijn. Bewaar me!
Ik vertel deze bijzonderheid dan ook
alleen maar om den psychologischen kant
van het geval te belichten.
Toen voelde ik dat ie man naast mij
eenige vreemde bewegingen maakte,
welke men in een situatie als de onder
havige meestal achterwege laat. Dan haal
je geen zakdoek uit je zak of kijk je op
je horloge
Mijn horloge...
49 Opstand. 61
aarzelt Bijbelsche figuur, 52
Trekker, 55 Eiland in de
Caraïbische zee. 58 Ver-
bindingwoord. 59 Rivier
in Friesland 60 Krachti
ge visch, 61 Wegglooiing
Verticaal: 1 Zalm-
achtige visch, 2 Vr zoog-
Horizontaal: 1 Deel
v. h. menschelijk lichaam
4 Dorpsgemeenschap (Ja
va), 7 Zangnoot, 9 Lid
woord, 10 Gelijkvorraig,
12 Plantaardige geelroo-
de verfstof. 13 Getal, 14
Hersenschim, 15 Breek
baar IC Kern gesteente
21 Naar behooren. 25
Tijdperk, 26 Zuiver ge
wicht. 28 Ijzerhoudende
aarde. 29 Berg. 31 Klein
r soort hert, 32 Vaas. 33
ligen aard in aanmerking nemend, wel Loofboom.
grappig.
De droom van het oude huis zal niet hem wachten. Daar
in vervulling gaan. -
Dagen achtereen .wacht Frank op de
vraag, welke ze hem stellen moet. Maar
Lise vraagt niets. Wanhopig maakt hij
toespelingen. Tevergeefs. Ja, moet hij
na een week zichzelf bekennen, Lubbers
heeft toch gelijk gehad. Wij passen niet
bij elkaar. Ik zou haar ongelukkig ma
ken en zij mij.
Nog een keer gaat hij naar het dorp;
voor den laatsten keer dwaalt hij door
de stille, verlaten kamers. Een afscheid
voorgoed. Dan rijdt hij naar den nota
ris en zegt, dat hij met het bod, dat
deze hem een paar dagen geleden ge
daan heeft, accoord gaat. Hij zet zijn
handteekening. Het oude huis is ver- ontdekte Pierre, dat de heele weg bewaakt
kocht.
Thuis gekomen schrijft hij Lise
ten, dicht bij het venster, zooals ze
daar in de laatste jaren. daar ze moei
lijk ter been was, nagenoeg den gehee-
len dag zat. Het grijze hoofd, gebogen
over een handwerkje; het opheffen,
wanneer hij binnen kwam. Haar goede,
warme oogen, welke hem zoo dierbaar
waren. Haar zachte bevende hand,
welke hem over het haar streek, als
was hij een kleine jongen...
Voorbij, denkt Frank.
Men zegt dat vrouwen nieuwsgierig zijn.
Niets tegen in te brengen Bovendien, er
is geen baar op mijn hoofd, dat er aan
denkt, deze proefondervindelijk bewezen
stelling aan^e vallen. Ze staat vast.
Maar ik veroorloof mij toch een opmer
king Naar mijn bescheiden meening be
hoeft de stelling in zooverre aanvulling,
dat zij tevens op de mannen toepasselijk
is en ik vermoed, dat de heeren der schep
ping dit zelve het beste weten.
Laat ik mezelf bij den kop nemen.
fk draag zes dagen van de week een
grijs pa’ en Zondags een blauw, al dan
niet met een streepje Maar laat ik het
niet wagen op een werkdag met mijn
blauwe pak naar kantoor te gaan Het be
gint al als ik binnenkom en mijn collega's
joviaal goeiendag gezegd heb Terwijl ik
naar de kleerkast loop, voel ik dat Jansen
zich naar Pietersen overbuigt en ze samen
beginnen te smoezen Als ik dan aan mijn
bureau ben gaan zitten, duurt het niet
lang ot Gerritsen de correspondent, vraagt
zoo langs zijn neus weg: Jarig?
Hoezoo?
O, ik dacht het maar
En dan blijven ze visschen, eerst be
dekt, laten we zeggen netjes, maar zoo
tege zessen worden ze hinderlijk en on
behoorlijk agressief en... enfin, laat ik ter
zake komen, dit verhaal is niet geschre
ven naar aanleiding van een blauw pak
met een streepje, maar heeft indirect mijn
fiets tot oorzaak.
Want toen ik voor het eerst met een
fiets naar kantoor kwam... Doe je een
vermageringskuur? Wordt het je te duur
met de tram? Mooi karretje, zeg. heb je
een prijsje uit de loterij?
En dan zeggen ze nog.
nieuwsgierig zijn.
Kort en goed, het zat zoo met die
fiets.
Het regende dien avond pijpestelen toen
ik uit kantoor kwam. In mijn jas gedoken
waagde ik mijn leven om den vluchtheu-
Vv te bereiken en bestormde met een hon
derd anderen de volle tram.
Laat de conducteur niet probeeren van
uit de verte, vastgeklemd tusschen een
paar lus-bungelaars. met luider stem „vol’’
te roepen. Zijn stem gaat verloren in het
krijgsgewoel en, mocht er dan al één zijn
die het hoort, er is geen mensch die het
wil verstaan.
Ik stond geperst tusschen de natte re
genjassen en zwaaide mee als de tram een
bocht maakte. Zoo’n stijve buiging naar
^een faan.^n^n^XC^al^ de sekten
Hij stoof de straat over waar de hobbe
lige keien hem pijn deden aan de voeten
Daar stond zijn motor Hij startte en de
seater uit de garage en rijdt door het
hek naar buiten. Nog een keer blijft hij
staan en kijkt om naar het verleden,
dat daar, door de late middagzon be- Woordigen tijd, denkt hij
schenen, tusschen het groen omhoog - -
rijst.
De flat in de stad is modern gemeu
bileerd met stalen meubelen. Het kost
hem wel wat moeite cm daaraan te
vennen en in stilte verlangt hij menig-
Er was iets niet pluis.
De bewegingen van den man naast mij.
hoe onopvallend overigens ook, kregen
iets onheilspellends. Ik kon mij niet be
wegen Zou ik den conducteur waarschu
wen?
De man naast mij was een ordinaire.
doodgewone zakkenroller. Bankdirecteur, ik. Mijn horloge
het mocht wat, die maken zich niet druk
om een gouden horloge.
Toen hielden de bewegingen naast mij
op. even plotseling als zij begonnen waren
Wat moest ik doen? Over een paar minu
ten zou ik aan de halte zijn waar ik uit
moest stappen. Een schandaal maken in
de volle tram, met de kans dat de kerel
mij in de consternatie zou ontsnappen.
Toen besloot ik zelf te handelen.
Mijn hand gleed voorzichtig tusschen
natte regenjassen, vond een colbertjasje
tastte, voelde koud metaal, greep...
De man naast mij scheen iets te bemer-
ken-. Hij maakte een onhandige beweging verkenningen, een bruin pakje in de brie-
in mijn richting Maar op dat oogenblik
bogen wij met ons dertigen weer plech
tig voorover de tram stond met een schok
stil en ik bevond mij even later op den
vluchtheuvel
Grinnekend.
Ik grinnikte nog toen ik de huisdeur tegenkomt maakt hij ie direct procuratie
achter mij in bet slot liet vallen, Betty
een kus op het voorhoofd drukte en
Zooals vóór mij grootmoeder het
dat eenmaal
vrouw het zal dragen, jongen.
ZONDAGSBLAD behoorende bij de Haagsche Courant van 10 Januari 1942. No. 18077
Het oude huis, van den
grooten weg af nog juist
even te zien tusschen de
hooge boomen, is leeg geko
men. Het zal niet lang meer
duren of de klimop zal over
de ramen kruipen en het on
kruid de nu nog gladde ga
zons overwoekeren.
,,Te koop of te huur”.
Met het groote witte bord,
dat de oude Jochems bij het
hek in den grond geslagen
heeft, is het onherroepelijke
gebeurd; het huis, het oude,
goede, vertrouwde huis, zal
door een ander bewoond
worden.
Het heeft den jongen mijn
heer veel moeite gekost, om
tot dit besluit te komen.
Maar wat haalt het aan, om
het alleen te blijven bewo
nen? Jochems, de tuinman,
is al zoo oud, dat hij toch
spoedig gepen sionneerd zou
moeten worden. De huis
houdster en de meisjes heb
ben al, toen de oude me
vrouw zoo ziek lag, naar een
huis en de koetsierswoning staan al lang
leeg.
Wat bleef er anders voor hem over?
Was het al niet uit piëteit geweest, dat
hij met zijn moeder het te groote huis
was blijven bewonen?
Den laatsten dag doet de jonge
mijnheer nog een keer de ronde. Hij
gaat peinzend en ziet aandachtig om
zich heen. Het is heel stil in huis
de anderen zijn vanmorgen vertrokken
en toch is het vol van stemmen uit
het verleden.
Frank loopt door de lange gangen en
de oude hooge kamers. Er is geen ver
trek, of het wekt weemoedige herinne-
uit°op den grooten tuin met den vijver,
den drempel van het leege vertrek
staande, ziet hij vreemd ontroerd naar
de doode muren, den kalen vloer Hier
was
Je horloge heb je vanmorgen verge
ten, vulde Betty aan dat weet ik Het
ligt op den schoorsteen.
Wat... hoe’’ hoerde ik mezelf onnooze,
mompelen Toen vischte ik in mijn zak
met het voorgevoel van iets heel onaan
genaams Er kwam een gouden horloge
voor den dag. een zwaar massief gouden
horloge zooals die naar ik vermoed, door
bankdirecteuren gebruikt worden.
Zoo kwam het. dat ik dienzelfden avond
nog een fiets kocht Mijn tochtje was naar
het huis van den heer B., directeur va n
de X-bank. waar ik na eenige behoedzame
(Fig 46 Geen mensch, 48 Ketting, 50
Groot haringnet, 53 Voorzetsel. 54 Niet
deelbaar door twee 56 Zangnoot, 57
Visch. t
(Oplossing in de courant van Maandag)
verwondden zijn handen tot bloedens zijn motor en ging te voet verder. De
1 zware gendarme-uniform hinderde hem
bij het k. mmen, maar hij nam het zekere
voor het onzekere. Zoo klauterde hij naar
boven, waar hij zijn vrienden moest tref
fen
Boven in het smokkelaarshutje verkeer
de men in groote ongerustheid Lichtko
gels beteekenden. altijd, dat er iets scheet
gegaan was en men moest dubbel op zijn
hoede zijn
Ik hoor wat, zei de man. die op den
uitkijk stond.
Pierre zat leelijk in den knoei. Gespannen tuurden zes paar oogen het
r Hij hoorde eigenlijk heelemaal niet thuis duister in. Nader en nader kwam, het ge
bet verleden draagt hij altijd bij in het bergland van de Vogezen. Pierre luid. Binnen werden de wapenen gereed
was afkomstig uit de onderwereld van de gehouden.
was opgegroeid met boeven Even schoof de maan achter de wolken
vandaan en belichtte flauw het paadje,
glinsterde even op een helm.
Gendarmes, riepen de mannen ont
zet uit.
Drie, vier schoten knalden en de figuur
daar tusschen de boschjes tuimelde naar
beneden.
Een overhaaste vlucht volgde...
In het struikgewas lag Pierre; doode-
met zijn auto naar het oude dorp. Het
huis staat nog steeds te huur. Te oud
en niet modern genoeg voor den tegen-
- - j bitter. Hij
dwaalt in gedachten door den tuin en
om het huis heen, terwijl de eerste
herfstbladeren al geluidloos naar bene
den dwarrelen, en ziet de toekomst vóór
zich. Lise en hij. hier, in het oude
huis. Is er heerlijker gedachte moge
lijk? Hij ziet het bewoond, levend, met
kinderstemmen en vroolijk gezang ge
vuld, zooals vroeger en ontroerd staart
hij naar de blinde ramen, alsof dat
alles al werkelijkheid geworden is. Den
zelfden avond neemt hij zijn besluit.
Mag ik heel eerlijk zijn? zegt Lub
bers aarzelend, wanneer Frank het hem
verteld heeft. Ik... geloof niet, dat
Lise geheel en al bij jou zal passen.
Neem me niet kwalijk, dat ik je dat
zoo zeg, beste jongen. Is ze niet wat
oppervlakkig? Zullen jullie, jouw gevoe-
r—- 2—J --“J.
harmonieeren?
Je kent haar niet, zegt Frank op
gewekt. Anders zou je dat niet be
weren. r z 'Z_
zullen zijn.
Ik hoop het van harte, antwoordt
Lubbers warm.
hij, dat zij mij doorlaten.
Voort ging het weer.
Pierre grinnikte.
Daar zat hij nu op een motor, met de
uniform aan van hen die hem het leven
zoo dikwijls zuur gemaakt hadden.
In de verte ontwaarde hij weer een
roode lamp. Toen hij dichtlrj gekomen
was. remde hij at
Is er hier iemand langs gekomen,
schreeuwde hij tegen den gendarme.
Neen, nog niet, riep deze terug.
Moet toch wel antwoordde Pierre
Houdt in elk geval iedereen vast...
Het was gelukt.
Nog een paar kilometer verder en dan
zou hij het bosch inschieten. Hij verstopte
dier. 3 Bezinksel, 4 Meer
voudige riviermonding, 5
Groente, 6 Misdadige toe
leg. 8 Bijwoord. 9 Titel
(Afk). 11 Baas, 12 Aan
bieding, 17 Zangnoot, 18
Papegaai (Z -Am.), 19 _)p-
volgen, 20 Als 58 hor.. 22
Air. 23 Kort oogenblik.
wordt 24 Ac titel (Afk.), 27 Vierkante steen,
30 Meisjesnaam, 32 Zwarte, kleverige stof,
hij thuis komt, is daar ook de zachte 35 Hulde
en bergt het ringetje in z’n portefeuille... moederhand met het gouden ringetje.
(Annie v. i. Ruit) Zooals vóór mij grootmoeder het noot, 41 Vader. 43 Familielid. 44 Geluimd
4 Is een bezetene rende Pierre het
smalle boschpad af, dat vrij steil
naar beneden liep en onder in het
dal achter de kleine huisjes,
welke Dabo telt, uitkwam
Af en toe viel hij en de scherpe stee
nen i
toe Een schot knalde achter hem Flui
tend gierde de kogel langs hem heen
sloeg in een stapel hout, welke langs den
kant van het pad stond, zoodat de spaan-
ders er af vlogen. In het vage maanlicht
voorgevoeï^had^-L lierft ze het van^haar onderscheidde Pierre den kleinen lagen
r zat-on iron hot Lr oLr i r» miórlon i Kzat Hnrn
maal naar de gezellige warme sfeer
van de ouderwetsche dingen thuis.
Frank is als jongen, bij gebrek aan
omgang met andere kinderen, wat een
zelvig geweest en dat heeft hij in latere
jaren behouden. Het kost Lubbers, den
eenigen vriend in de stad, dan ook ge
noeg moeite, om hem eens uit zijn doen
te halen en mee uit te krijgen.
Niet veel heeft Frank uit het
huis kunnen meenemen. Een enkel
schilderij, waaraan bijzondere herinne
ring verbonden is: wat portretten, wat
kleine souvenirs. Maar er is één ding
bij, dat hem bijzonder dierbaar is. Een
onderwetsch gouden ringetje, dat vroe
ger zijn grootmoeder, daarna zijn moe
der gedragen heeft. Ja, zoolang het
droeg, zoo hoop ik, dat eenmaal je duisternis slokte hem op.
vrouw het zal dragen, herhaalt hij ont
roerd. En nu, Lise...
Wat een aardig dingetje, zegt ze af om hun collega’s te waarschuwen, maar
nog eens; ze schuift het van haar vin- Pierre had dit niet gezien. Die dacht al-
ger en bekijkt het. Een slangetje... leen maar aan dat kleine in het bosch
verborgen hutje, waar zijn kameraden
zou hij- veilig zijn.
Dertig kun. had hij nog voor den boeg
Berg op, berg af ging het, tot plotseling
een roode lantaren voor hem op den weg
heen en weer gezwaaid werd.
Een wachtpost, dacht Pierre, nu
gewoon doen en niets laten merken. Maar
de gendarme, die midden op den weg
met zijn karabijn in aanslag stond, was
gewaarschuwd door de lichtsignalen en
Pierre merkte al gauw dat hier niets te
verbergen viel.
Bliksemsnel trok hij zijn revolver en
vuurde t eemaal. De gendarme stortte
neer, zijn karabijn ontviel hem. Weer
flitste een lichtkogel de Lucht in en nu
32 Vaas.
34 Paarden-
drinkplaats. 35 Bijbelsehe
vrouw, 36 Kloek. 38 Voch
tig koud, 44 Heuvel. 41
42 Houten
bakje of kom. 44 Het
beeld van nietigheid
(Fig.). 45 Turksche tolk,
De herfst komt met donkere, winde- 47 Een vlugge aap met
rige avonden, wervelende bladerstormen staart. 49 Opstand,
en drgnserige regens. Waarom aarzelt Bijbelsche figuur.
Frank nog? Eindelijk, op zekeren
avond, als Lise en hij voor den open
haard op zijn kamer zitten, doet Frank
wat hij den laatsten tijd al honderd
keer in gedachten beleefd heeft. Hij
haalt eerbiedig het ringetje uit zijn por
tefeuille en schuift het aan haar vinger.
In dit, voor hem plechtige oogenblik, is
het. alsof het grijze hoofd van zijn moe
der hem uit het schemerduister lachend
toeknikt.
Wat een aardig dingetje, zegt Lise.
Hij vertelt haar, terwijl het knappen
de houtvuur dansende schaduwen op de
muren werpt, de geschiedenis van het
sieraad, dat hem zoo dierbaar is. Het
oude huis gaat weer leven in zijn ge
dachten: hij beleeft zijn jeugd, wordt
ouder, studeert... Maar altijd wanneer
de oude hooge kamers. Er js geen
l» - n--ud vwa
ringen in hem op. Zijn eigen kamer ziet hem heugt, ziet hij het gouden slange-
uit op den grooten tuin met den vijver, ^je met spjtse kopje aan zijn moeders
waarin vroeger de zwanen dreven. Op vjnger jjet hoorde bij haar, zooals haar
zou zijn.
Thuis gekomen schrijft hij Lise een Snel ontdeed hij zich van zijn boven
afscheidsbrief. Het zal haar niet al te Weeding en trok de uniform aan van den
veel zeer doen, weet hij opeens met gendarme. Een klein kansje, mompelde
pijnlijke zekerheid.
En dan bergt hij het gouden ringetje,
dat zij dien avond achteloos op tafel
liet liggen en dat zij nimmer miste, met
een teeder gebaar in zijn portefeuille
jongen tot scholier, van scholier tot vol
len avond, vaor het raam, het moei
lijke besluit genomen, om al dit liefs te
gaan verlaten.
lieve oogen en zachte handen.
Kort voor haar ziekte alsof ze een
het eigen plekje van den kleinen vjuger geschoven en het hem gegeven,
t wassen man. Hier heeft hij op een stil- droeg ZQO hoop ik.
Op stille avonden haalt Frank het sie- voor een oogenblik even gelegenheid heb-
Het laatst gaat hij naar de kamer ontroerde aandacht. Al is het oude
van zijn moeder aan den voorkant. hujs ^an verloren, dit kostbare stukje
Zacht ontsluit hij de deur. De zon van - - - - -
schjjnt naar binnen. Hij ziet haar zit- zjch
bij het venster, zooals ze jje| wor(jt winter; dan volgen de len-
met Lubbers en diens vrouw naar bui-
ten, zeilen op het meer. En dan komt zien had militaire goederen voor een zacht
de dag, dat hij des avonds met grooter prijsje van de hand te doen. Dat deze van
devotie dan anders het ringetje te voor-
schijn haalt. Hij ziet het in gedachten worden gezegd
aan den slanken vinger van een meisje, De plaats van samenkomst was boven
EEN SCHOK
En let wel jongmensch. dit is een modern bedrijf; alles
wordt trouwens gedreven door electriciteit.
Dat geloof ik graag meneer, ’t salaris wat u me aanbood,
gaf me tenminste al een zwaren schok (P Siers)
DAT GING NIET
Zij: M’n vroegere vriendin Betsy
Er zweeft me iets voor den
Hij:
Zij: O nee, dan is ze ’t niet. Betsy
weegt minstens tweehonderd pond!
(P. Siers)
DE MACHT DER GEWOONTE
De wielrenner maakt een wandeling
(Alex)
De politie-agent brengt zijn zoontje
naar school
De gastaxiehauffeur geniet zijn
nachtrust
32
i42
146
51
53