43 wen en scheen mij zwak toe. Het ijzerwerk is zwaar verroest de riemen zijn veel gerekt waardoor alles slingert, liet fluweel heeft verbazend geleden door de Motten, welke als nog hun best doen ter geheele vernieling en het houtwerk is geheel vermolmd door den inwendigen kanker. Aan de vergulde beelden op de hoeken vernam ik het meest de vernielende hand des tijds; de kolom der Stand vastigheid is omgevallen, de Gerechtigheid mist de balans, de Voorzichtigheid haar hooft; de vierde plaats is ledig, uit de bewaarde fragmenten heb ik gemeend te moeten opmaken dat de Goede Trouw aldaar gestaan heeft. Ik heb het schilderwerk minder beschaadigd gevonden: op het achterstuk en in de middenvakken aan de zijden zijn fraije emblemata op de Eendracht betrekkelijk, dan dit is te faederalistisch om er nu bij stil te staan. In de zijpaneelen aan dien kant, welke thans na de Muur gekeerd staat, zouden, volgens zeggen, de Vrijheid en de Godsdienst of het Geloof geschilderd zijn. Ik kan er niets van zeggen. Zij staan in het donker; de Liefde en de Hoop zijn op de voor zijde verbeeld. Ik heb ze niet aandacht beschouwd, de Liefde heeft veel door de brand geleeden, de Hoop is minder be schaadigd. Onder het groot voorglas heeft het wapen der Generaliteit gestaan, edoch dit is vreeselijk geblaakerd, er is bijna niets van over als het rif van de Leeuw zonder klaauwen en tanden, van de Kroon is niets te zien, het Zwaard is be schaadigd, de Wapenspreuk onleesbaar. Het scheen mij toe dat aan het voorwerk ook weleer vergulde beelden gepronkt hebben, waarschijnlijk hebben die den Koophandel en de Zeevaard verbeeld om dat ik gedeelten van hoornen van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1889 | | pagina 114