66 Den Haag. R. sinds overoude tijden inheemsch is. Een zekere oppervlakte water, niet al te diep, wordt afgezet, en daar langs wordt op den oever eene tribune voor de toeschouwers geplaatst. Nu verdeelen de kampioenen zich in twee partijende rooden en de blauwen. Voorts zijn er twee groote roeibooten, de eene rood en de andere blauw, die ieder bemand zijn met eenige roeiers en een stuurman. Deze bestuurt de boot ter zijde met eene groote roeispaan, want op de achtersteven der boot is eene plecht aangebrachtdat is eene rechthoekige plank van een paar vierkante meter oppervlakte, die boven op de boorden der boot geheel vrij ligt. Op de plecht van iedere boot plaatst zich een kampioende één roodde ander blauw, met eene flinke houten lans in de hand, van achter en van voren voorzien van een platten knop men zou zeggen: een polsstok. De booten roeien nu met volle kracht langs elkaar heenen de beide kampioenenieder met gevelde lans, moeten elkaar van de plecht afstooten. Wie er op blijft en den schok wederstaat is natuurlijk de overwinnaar. De ander buitelt van zijne plecht af in het water en zwemt naar den kant. Zoo strijdt men twee aan twee, totdat, evenals bij eene harddraverij, de sterkste eindelijk alleen overblijft. Soms zijn er strijders bijdie zich verkleeden in zotte pakken hetgeen natuurlijk de toeschouwers niet droeviger stemt. Het publiek te Asnières is zeer gesteld op dit feest, en men komt bij duizenden toestroomen om de strijders, niet in het zand, maar in het water te zien bijten.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1889 | | pagina 137