68 verrezen door den Stadhouder prins Frederik Hendrik van Oranje-Nassau, die als hij niet bij het leger te velde was zich meestal op een zijner lustsloten ophield en daardoor de behoefte aan zulk een tuin niet meer bestond, werden er enkele gedeelten van verkocht of in erfpacht uitgegeven ter bebouwing en weldra daar onderscheidene aanzienlijke woningen zooals die van den heer van Nieuwkoopvan de jonkvrouw van Mechelen en anderen, terwijl er in het midden een ruimte overbleef, die nu bekend is onder den naam van het Plein Uit eene afbeelding van ’s-Gravenhage in 1729 gemaakt ziet men dat dit plein beplant was met twee dubbele rijen boomen, diagonaals gewijze geplaatst, terwijl uit de beschrij ving van ’s-Gravenhage, door deCretscher, blijkt, dat in het midden vier banken geplaatst waren. In 1633 en vroeger strekte zich aan de westzijde van dat plein, langs de ooste lijke zijde van de hofgebouwen en daar van afgescheiden door de zoogenaamde beek, die aldaar de hofgracht vormde, een smalle strook lands uit, die waarschijnlijk vroeger tot boomkweekerij had gediend en bekend was onder den naam van het Akerland. Dit land was aan de Noordzijde begrensd door den hofvijver waar toen een half vervallen rondeel of beter gezegd de grondslag van een afgebroken achtkante toren was. Het werd doorsneden door den weg naar do zoogenaamde uiterste poort later de oostelijke poort van den Hove genaamd, lag verder langs de hofgracht en strekte zich westwaarts uit naar de zijde van de Kapels brug. In vroegeren tijd was dit Akerland door eene gracht van den kooltuin gescheiden, doch volgens sommige kaarten en platen scheen die afscheiding in 1633 niet meer te bestaan

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1889 | | pagina 139