7
oogenblik stil te staan bij de vraag waarom reeds twee
eeuwen geleden, de toestand van liet water der Haagsche
grachten tot klachten aanleiding gaf en waarom die toestand
in de laatste jaren hand over hand slechter is geworden.
Schijnbaar is het antwoord op die vraag eenvoudig. De
grachten zijn open riolen, zoo luidt de verklaring, en staat
nu een riool reeds in slechten reuk, de toestand moet wel
uit den aard der zaak slechter en slechter worden als
voortdurend meer drekstoffen daarin worden opgehoopt. «De
faecalien van eeuwen» moeten worden verwijderd, zoo onge
veer luidde een redeneeringdie dezer dagen in zekere ver
gadering te Scheveningen werd gehouden.
Intusschen, niet in den Haag alleen, maar in tal van
plaatsen van ons lieve vaderland worden faecalien en keuken-
water in de grachten afgevoerdzonder dat daarvan noemens-
waardigen hinder wordt ondervonden en er moet dus te ’s-Graven-
hage nog een bizondere reden aanwezig zijndie het bezwaar in
die mate doet gevoelen als werkelijk het geval is. Die bizondere
reden is er werkelijk en bestaat in de ligging van 's-Gravenhage
ten opzichte van het waterschap Delflandterwijl de oorzaak
der steeds klimmende vervuiling in de jaarlijks toenemende
bevolking en in den daardoor steeds vermeerderenden dage-
lijkschen toevoer van rioolstoffen moet gezocht worden.
De landstreek, ingesloten door de rivier de Maas en den
Rotterdamschen Waterweg ten zuidendoor de Noordzee ten
westen, en die ten noorden en oosten begrensd wordt door
eene bekading, waarvan de Leidschen Dam een deel uit
maakt en welke kort langs Zoetermeer en Berkel doorloopt
tot Rotterdam, vormt het hoogheemraadschap Delfland, waar
toe waterstaatkundig ook den onder Schieland gelegen Schie-