9 op de ligging van ’s-Gravenhage letdan moet het de ’aandacht trekken, dat de Haagsche grachten zoo ver mogelijk van de sluizen verwijderd zijn en dat dus door deze grachten nage noeg geen ander water zal stroomen dan wat op de plaats zelve valtdat alzoo den Haag in veel ongunstiger toestand verkeert dan b. v. Delft of Maassluis, door welke laatste plaats vooral een groot deel van het elders gevallen regen water wordt afgevoerd. Men kan zich dus gemakkelijk voorstellen dat bij gelijke reden van plaatselijke verontreiniging, de toestand bij eene ligging als den Haag veel ongunstiger moet zijn dan b. v. bij eene ligging als Maasluis. Wat nu den toenemenden hinder betreftdeze ontstaat niet, omdat de verontreiniging van gister zich voegt bij die van heden, de verontreiniging van een vorig jaar, van een vorige eeuw bij die van een volgende; maar eenvoudig zoo- als reeds gezegd is, omdat met de bevolking ook de hoeveel heid rioolstoffen die dagelijks moet worden afgevoerd, toe neemt. Die faecalien van eeuwen doen mij onwillekeurig denken aan de ontmoeting van Sterne met zijn Parijschen barbier. Toen Steme de vrees uitte dat de krul van zijn nieuwe pruik het niet zou uithoudenwas het antwoorddompel ze in den Oceaan en ze zal vast blijvenEen Engelschmanzegt Stemezou gezegd hebben stop ze in een emmer met waters. Maar wat een erbarmelijke figuur maakt die emmer met water in vergelijking met den Oceaan. Intusschen, zoo gaat Sterne voort, de proef in den emmer met water is gemakkelijk te nemendie met den Oceaan ligt niet zoo voor de hand en op den keper beschouwd heeft dus

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1889 | | pagina 79