18 Na vorenstaande beschrijving schiet nog over van eenige werken melding te maken, die indirect met het ontwerp in verband staan. Tot deze behooren de schutsluisjes in de Loosduinsche vaart en inde Zanderij vaart nabij het stoomgemaal. Wanneer loozing door het nieuwe kanaal plaats heeft, zouden, zonder deze sluisjes, de genoemde vaarten in de eerste vloeien, voordat de vloed invalt. Waarschijnlijk zal de loozing niet langer dan een uur behoeven te duren, en wanneer later het water door den invallenden vloedstroom noord waarts wordt gevoerd, dan is het volstrekt ondenkbaar, dat het na verloop van 10 uren en na een tocht van 14 KM. in zee te hebben afgelegd, zich niet volkomen met het zeewater zou hebben vermengd. Volgens een beschouwing in «de Ingenieur» zou het in dat eerste uur geloosde water eerst 6150 M. zuidwaarts en dan 8400 noordwaarts stroomen. Maar gesteld dat deze zwerftocht niet voldoende ware, dan verdient opgemerkt te worden, dat de afstand tusschen het uitwateringskanaal en de badplaats meer dan 2250 M. be draagt en dat het bij het opvolgende getij weder zuidwaarts zou worden gedreven. Geschiedt de loozing ten overvloede tusschen 10 uur v.m. en 5 uur n.m., dan zal met groote mate van zekerheid kunnen worden gezegd, dat het water nogmaals een weg van 12 KM. zou moeten afleggen, voordat daarvan in Scheveningen iets zou kunnen worden bemerkt. Het is overigens genoeg zaam bekend dat stroomend water de eigenschap heeft de daarmede gemengde stoffen te oxydeeren, d. w. z. zoodanig te ontleden, dat de oorspronkelijke eigenschappen daarvan geheel verloren gaan.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1889 | | pagina 89