19
plaats hun water afvoeren en daaraan zou het dubbele nadeel
zijn verbonden, dat de verlaging van den waterstand aan de
scheepvaart hinderlijk zoude zijn, en dat het afvoerkanaal
werd gevoed met water, dat de Haagsche grachten niet heeft
doorloopen en dus het bizondere doel der waterverversching
niet zou hebben bevorderd.
Het nieuwe kanaal snijdt voorts de Beek die, zooals be
kend is, den Hofvijver van versch water voorziet.
Deze vijver, die met de Haagsche grachten alleen in
zooverre in verbinding staat, dat het overtollige water door
een duiker naar de zijde van het Spui afloopt, wordt door
de waterverversching niet gediend en moest dus zijn tot
heden bestaanden wateraanvoer behouden: maar bovendien is
die Beek de natuurlijke waterloozing voor de daarachter ge
legen duinstreek, zoodat zij in haar loop niet mocht worden
gestremd. Te haren behoeve is onder den bodem van het
kanaal een ijzeren buis gelegd ter weerszijden in verticale
kokers eindigende, van waar het water uit zijn oorspronke
lijke bedding aangevoerd en aan de andere zijde weder in
de oude bedding teruggebracht wordt.
Nog verdient vermelding eene zelfregistreerende peilschaal
op de zeesluis geplaatst, die voortdurend, zoo van de zee-
als van de binnenwaterstandenaanteekening houdt.
Heeft deze peilschaal wetenschappelijke waarde, in zoo
verre zij er toe kan bijdragen om de kennis van den loop der
getijden langs onze kusten te vermeerderen en omtrent het
vermogen van uitwateringssluizen meer licht te verspreiden
zij heeft het dadelijk practische nutdat uit hare aanteekenin-
gen den duur en tijd der uitstrooming kan worden gekend.
Eindelijk zal in het belang van den dienst der werken