33 3 «Kom Aagte, vervolgde hij fleemend en zoet fluisterend, en van toon veranderende, terwijl hij zijn bitteren spot liet varen, kom Aagte, laat dijn ontrouwen Andries loopen, voeg dy bij my hier bij den haard, laat ik dy kond doen van mijne liefde, en zeg dan nog eens dat du geen afkeer van mij hebstdat du mij niet haatst. En een stap voorwaarts doende, greep hij Aagte opnieuw aan, als een slang de duive, beurde haar met den forsch gespierden arm op en zette haar op de knie, nadat hij zelf op een schabel bij den haard had plaats genomen. Dit was voor Aagte te veel. Haar rein onschuldig hart was te diep gekwetst, dan dat zij zich niet sterk zou hebben gevoeld, hoewel zij over haar geheele lichaam als een espenblad trilde. Met bovenmenschelijke inspanning rukte zij zich uit de gedwongen omarming los, wierp Gijs den Lim burger van zijn zetel, zoodat hij met zijn hoofd de vuurplaat raakte, en ontvlood de woning, waarin haar belager eerst brullende van pijn en woede, doch langzamerhand bedarende, met zijn harstocht alleen bleef. Hij begreep nu, dat hij te ver was gegaan. Dat zijn kracht ook hier weder had gefaald, en dat hij dus beter deed op nieuw tot list de toevlucht te nemen. Hij spoedde zich naar de voordeur, en zag Aagte in ’t midden der straat staan, als wilde zij zich in de gure bui tenlucht afkoelen. Oogenschijnlijk leek het, alsof zij naar iemand uitkeek, die weldra komen zoude. Zij had een te goed hart, dan dat zij het haar gedane onrecht aan de buren zou hebben geklaagd en bij hen bescherming zou hebben gezocht. Die de reden vroegen kregen tot bescheid, dat zij haar vader opwachtte.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1890 | | pagina 116