35
Andries is hetdie ons allen heeft opgewonden en aangezet.
Hij heeft dijn vader en broeder, gelijk ons allen, door zijn
honigzoete woorden en rederijkerskunstenarijen overgehaald;
hij heeft den moker bij Kolijn Pietersen, den smid gehaald,
hem ter kerke getorst en hem dijn vader in de hand ge
geven om het geweld te plegen.»
Onderwijl dat Gijs van Maestricht deze woorden had
gesproken, had Aagte met haar rug steun gezocht tegen de
deur van het kleine vertrek, en keek zij, strak starende en
half wezenloosnaar den gronddien zijhad zij daartoe
besef gehad, gewenscht zou hebben, dat zich opende om
haar en alles wat haar omringde te verslinden.
Maar het zwakke lichaam kon zich niet staande houden.
Zij trilde als een door den wind heen en weer bewogen riet.
Haar hart was gebrokenhaar vertrouwen gewekenhaar
geloof in waarheid en oprechtheid strandde op de klip van
laster en achterklap.
«Om der Heilige moedermaagds wille, houd op», kon zij
nog met moeite uitbrengen. Toen strekte zij de hand naar
de tafelwaarheen zij gewankeld was en zakte in één op
de zitplaatswelke bij het weefgestoelte stond.
Het heilige kruisbeeld ving eensklaps een straal der
Maartsche zon opwelke door een reet van den luifel het
vertrek binnendrong. Het verguldsel flikkerde en straalde
als vuur en wierp een licht en gloed op het wit marmeren
en ijskoude gelaat van Aagte.
Het was of de Madonna zelf aan de voeten van haar
Heiligen zoon en Heer den doodslaap sliep.
Gijs van Maestricht verliet het vertrek. Hij sloeg terloops
een blik op de arme Aagtedie hij met één slag had vernietigd.