37 ambacht gegaan te vroeg. De deur ging open en Aagte, des volders dochter, trad binnen. Een groet weid gewisseld. Daarop volgde een pooze van stilzwijgen. Gelijk het weer warm en zonnig was, zoo ook scheen er dezen morgen een zonnetje in de ons bekende herberg. Het zag er nu vriendelijk en lachend uit. Wij vinden er ten minste niet het gewoel en gejoel der gewone mannelijke bezoekers. De banken zijn aan den kant gezet, en de lage houten tafeldie zoowel door hare lengte als door haar geringe breedte zoo gezellig doet aanzitten en den kout in de hand werktdraagt nu niet als gewoonlijk een groot aantal bierkroe zen, welke door het spattend en gul vullen uit de schenk kan, voor het meerendeel in een zee van schuimend nat geplaatst zijn. Het is dan ook te lang voor noen, om op bezoeken te durven rekenen. Zij mochten echter gerust de taveerne binnen treden, want Geerte had met hare gewone huishoudelijke bedrijvigheid alles schoongemaakt en opgeruimd, en was nu bezig met een wel voldanen blik het geheel te overzien. Zij kon dan ook tevreden zijn, want het tinwerk was zoo hel blinkend in de stralen van het door de zon versterkte daglicht, dat niet één, maar wel honderd kleine zonnetjes in, de woning speels en dartel schenen te dansen en te flikkeren. Geerte hoorde gerucht aan de voordeur. Wie kon daar wezen? Vader en broeder waren kortelings geleden naar hun en voor echte taveernebezoekers was het

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1890 | | pagina 120