60
greep zijn hand: «Laat mij nog niet sterven, houd mij
vastmompelde hij. Na wat gedronken te hebbenwenkte hij
Arnold Keppel, graaf van AlbemarleBentinck moet komen,
terstondHet waren zijn laatste woorden
Uren aan urenhad Hans Willem Bentinck vol ongeduld
het oogenblik verbeid, dat het hem vergund zoude zijn, om
den ouden vriend den afscheidsgroet te brengen. Door Keppel
uit ’s Vorsten gunst verdrongendacht hij aan vroegere
dagen, aan April 1675, toen hij den Stadhouder zestien
dagen en nachten zonder pozen oppastte in diens pokziekte,
om zei ven onmiddellijk daarop hevig aangetast te worden;
dacht hij aan Zorgvliet, sedert 1674 zijn eigendom,
waar de Koning als een broeder met hem omdooldede
Koning had hem tot graaf van Portland verheven; hij was
de rijkste man van Engelanden moest wachtenwach
tenEindelijk! daar wordt zijn naam afgeroepen: hij ijlt
naar zijn ouden vriend, vat de klamme hand, die de Koning
tegen de borst druktDe veege lippen bewegen zich
niet meer; de oogen zijn gebroken: Willem III is gestor
ven. Poor Portland!
Zóó stierf de Koning-Stadhouderwat vele schrijvers bazelen
dat de Vorst in Bidloo’s «armen is» gestorven, en wat
deze zelf er van vertelt; gedrukt natuurlijk; is roerend,
maar bezijden de waarheid.
Na dien werd Bidloo geheel aan de Hoogeschool terug
gegeven, en behartigde vooral het ontleedkundig onderwijs.
Hij had steeds te kampen met hot gebrek aan lijken, «die
men liever aen de wurmen dan aen de wetenschap gunde.»
Verg. Arnold Ising, Haagsche Schetsen, III, blz. 131,’sGra-
venhage1887.