1©$
Bilderdijkjs Klacht ov’er
Hoog Geleerde Heer, veelgeachte Vriend!
ig ryklyk veertien dagen geleden, en was (zoo my
voorstaat) in ’t laatst der voorleden maand, dat ik
aan den Heer Du Mortier, als Secretaris der Maat-
schappy van fr. K. en W. in andwoord op de Circulaire,
een voorstel schreef ter mededeeling aan de Maandelyksche
vergadering, die ik onderstelde dat 2 of 3 dagen daar na
gehouden moest worden, ik heb echter tot heden geen letter
schrifts daar op ontfangen, en ben (met de zwakheid van
mijn hoofd is zoo iets natuurlijk en niet van my te gooien)
in de daad beducht dathoe zeldzaam er de voorbeelden van
zijn, myn brief vermist zijn mocht. Van daar dat ik U thands
met mijn gekrabbel lastig val. En waarom dan juist?
Ik hoop dat gij dit niet vragen zult, maar het gants na
tuurlijk vinden. ’tZij vrindschap, ’t zy meelijden, ik verbeeld
my dat gy weêrkeerig van my houdt.
Deze brief werd mij met de meeste welwillendheid ter
plaatsing afgestaan door den Heer A. A. Vohsterman van Oven,
die in het bezit er van is.
aag.