86
schotvrij in zijn huis te wezen en datzoo er niet in kon
worden voorzienZijn Eerw. genoodzaakt zoude zijn deze
stad te verlaten, en werkelijk reeds op het punt stond om
van hier naar Haarlem te vertrekken.
Dit onheil werd echter voor de gemeente afgewend.
Er bestond namelijk voor de kerk in de Oude Molstraat,
een College van Kerkmeesterensamengesteld uit 12 Leden,
dat belast was met de zorg voor het onderhoud der kerk
en pastorie, en, tot dat einde, met een bak, gedurende de
H. Diensten in de kerk omgangen deed en het was in
den boezem van dit Collegedat de eerste maatregelen
werden beraamd, om aan het verlangen en de billijke vor
deringen van den Pastoor Cley te voldoen, hem te ont
heffen van den ondragelijk geworden last der Armen, en
daardoor hunnen waardigen Herder voor de stad ’s-Graven-
hage te behouden.
In het bijzonder beijverde zich de Heer Theodorus Offer-
man, Lid van dat College, en Apotheker te ’s-Graven-
hage, om zijne medekerkmeesteren te bewegen de handen
aan het werk te slaan, en middelen te beramen, om aan
het verlangen van hunnen Pastoor te voldoen, die, ten
einde de gewenschte zaak te bevorderen, had aangeboden
afstand te doen van de opbrengst der kerkcollectenen dezelve
grootendeels over te dragen ten behoeve van de armenzoo-
dra er een afzonderlijk armbestuur zou worden gevormd.
Eene der redevoeringen van den Heer Offerman, dien
ijverigen vriend der Armen, in het College van Kerkmees
teren gehouden, en welke in het Archief voorhanden is,
getuigt van de menschlievendheid en het helder doorzicht
van dien grondlegger dezer Administratie.