98 te niet gegaan, ware het niet, dat de liefderijke Vader der Weezen en Armen, wanneer de nood op het hoogste gestegen was, weder vermogende menschenvrienden had opgewekt, die dit onheil afweerden door het doen van belangrijke rentelooze voorschotten. Bij het bestaan van zooveel moeielijkhedenis het inder daad te verwonderen, dat men, in die benarde tijden, nog mannen heeft kunnen vinden, die tot instandhouding, der Administratie, desniettemin er toe hebben kunnen besluiten om de betrekking van Regent te aanvaarden, eene betrek king, waaraan altijd zooveel teleurstellingen, onaangenaam heden en zorgen zijn verbonden, van dien aard, dat zij moeielijk door iemand kunnen worden gewaardeerd, die niet zelf lid van dit bestuur is geweest; en, zoo het in onze dagen eene loffelijke zaak mag worden genoemd, zijnen tijd en zijne zorgen aan het welzijn en den bloei dezer Admi nistratie te besteden, hoeveel te meer verdienen dan niet onze voorgangeren de hulde onzer dankbaarheid. Doch het schijnt, dat, hoe zwaarder de last drukte, hoe meer men de edelste zelfopoffering zag plaats hebbendaar er onder de voorgangers in ons bestuur mannen geteld wor den, die zich die taak 10, ja 15 jaren, onafgebroken hebben laten welgevallen, en er zelfs sommigen gevonden zijn, die daarbij hunne geheele fortuin hebben ten beste gegeven. Hunne pogingen en opofferingen zijn evenwel voor de Administratie, en daardoor voor het algemeen welzijn, niet vruchteloos geweest, want zij hebben onophoudelijk nut ge sticht, en tevens eene inrichting in stand gehouden, aan welker stichting zoo vele zorgen waren besteeden bij welker instandhouding zoo vele dierbare belangen betrokken waren.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1890 | | pagina 182