117 wordt hij in het vat gewipt. «Da’s smiekerig!» meent hij. «Wa dó (wat hamer)! je ebt ommeris oozen an. Wees non iet sinkeneurig, jooi; toe, lang un zoopje.» De Faks kiest eieren voor zijn geld, en komt handen te kort om de ooblokken aantereiken, die gemakshalve in het vat worden gesmeten. Maar toen de laatste man bewusteloos op den grond tuimeltstaat onze Faks hulpeloos en verlaten in den wijn. Hij begrijpt het netelige van zijn toestand, want zoo veel bezwui (besef) heeft hij nog. Ofgedriedüvekaetersda’s lêlikzucht hij en schudt en rukt. Elp trekkeman en vrouw, schoenelappersleeretouw!» Niemand helpt; de angst verdubbelt zijn krachten. «Zet je schoor, jooi. len, twie, drieij wulij wulaelenaelenaelen Er komt bewe ging in het logge gevaarte. Nog één duw, en hij tuimelt met het kantelende vat. Buiten westen (bewusteloos) ronkt hij met zijn kornuiten in den wijnpias. De avond valt; de wijven (visschersvrouwen) gaan naar het stranden Óren (vragen) of de mans (mannen en zonen) als burgers (bergers) of als waekers dienst doen bij de stand- vonderij. Een dertigtal wijven doet vergeefsche nasporingen. De hoofden worden bij elkaêr gestokener wordt Baad gehou den. Daar komt de Dünkat (duinkat, een bijnaam), en raadt haar te zooken verbij de vierbot (vuurbaak)want mêr as un snês (snees 20 stuks) manlui» had hij dien namiddag «dun Ei-kant» (de kant naar Ter Heide) zien opkuieren. «Maar,» meende hij, «ik raed je ten beste, lantaerns ante- steken, daer it möi düster wordt.» En zoo geschiedde het; tegen elf uur worden de vermisten gevonden. «Wel Eere nog toe! Gróten emel! Allemachies (Almachtig)Kik erismannen (Kijkt eensmannen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1890 | | pagina 201