Boer Gijs bij de „JVJontagne Russe” te (fjcheVenincjen.
Zwjip en neêr,
rr' Keer op keer;
Schok en ruk,
Uit één stuk;
Lach en gil,
Of doodstil,
’t Gaat zoo snel
’k Zie je wel
’k Zie je niet
Dat is quitte.
Naar beneên,
Glijdt het heen;
Dan omhoog,
Langs den boog,
Die het maakt,
Dat het kraakt.
Waarom bang?
’t Duurt niet lang.