4 gemakkelijker, om de plaats waar wij ons stellen moeten- te bereikendoor ons terug te denken naar het dorp van den Haghe, dat in 1500 volgens een handvest van Hertog Philips als een plecke, vermaerd ïn vreemde landen werd aangewezen, een halve eeuw Later als de achttiende stad in de rij der Hollandsche steden, uit het grafelijk tijdperk, schit terde, en nu, ongeveer zeshonderd veertig jaar na zijne stichting, de vorstelijke residentie van Nederland mag heetende derde der groote steden van ons kleine doch gelukkige land. Hoewel de lente binnen weinige dagen hare intrede zal doen, bij het uitrijden van den zonnewagen uit het beeld der Visschen in dat van den Ram, en oud en jong zich deswege verheugenis het heden alles behalve een lentedag want de oostenwind jaagt met zijn killen adem een sneeuw vlaag om ons henen. Het haantje van den St. Jacobstoren vangt wind en sneeuw met zijn breed uitgespreiden staart open steekt zijn kop met hardnekkige onverschilligheid en bedaardheid in den wind,, die met verwoedheid in zijn oogen blaast. Was zijn goud glans reeds lang verdwenen, en had hij zich even als de hemel in rouwgewaad getooid, nu heeft hij het helderwitte sneeuwkleed zich om de lendenen gehangen en steekt daar door scherp af tegen het aschgrauwe zwerk. Wordt de sneeuw door de jeugd met vreugde begroet,, niet alzoo in de kleine woningwelke wij even binnen stappen om ons te bergen voor de lawine, die langs de pannen der onaanzienlijke huizingen afglijdt, om zich op nieuw met de sneeuwjacht te vereenigen en in verdubbelde woede het aan gezicht en de handen van hen, die zich op straat bevinden, te prikken en te snijden.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1890 | | pagina 87