11
waarin het tin- en vaatwerk te pronk stond. Van tijd tot tijd
wierp zij oen blik op vaderdie zijn kalmte had herkregen
door een verkwikkend middagslaapje; zijn gelaat had zich
ontplooid.
Aagte mocht tevreden zijn; toch was zij dit niet geheel.
Beurtelings droeg haar blik de sporen van angst en medelijden.
Angst, dat zij hem zou storen, en hij daardoor weder
toornig zou zijn; medelijden met dien moeilijken tocht, dien
hij zoo straks zou moeten ondernemen, en waartoe hij, hij
had waar gezegd, niet uit zich zelven, maar door anderen,
jonger dan hij, die hem hadden medegesleeptwas gekomen.
De kerktoren wees het halfuur aan. Dit verheugde haarwant
nog dertig minuten had hij tijd, en zij behoefde hem dus
niet te wekken; hij zou uit zich zelf wel wakker worden.
Maar toch een half uur is gauw vervlogen, en dan moest
toch gebeuren, wat de magistraat en de officieren van den
gerechte hadden verordonneerd.
Reeds meende zijdat zich al meerder volks dan gewoon
lijk langs den weg bewoog, en hoewel de Maartsche sneeuw
in dikke natte vlokken was overgegaan, bevonden zich daar
onder vrouwen en kinderen, die allen wilden genieten van
een anders leed. De mensch is nu eenmaal zoo. Zelfs eene
begrafenis lokt nieuwsgierigen en kijkers, die niet de plech
tigheid, maar alleen het gewoel zoeken. Alles ging voorbij
de woning, en repte zich naar de Sint Antonies-brugge, van
waar de tocht een aanvang zou nemen.
De woning van Jan Jacobsen was gelegen op de Ververs-
sloot, die uitkwam op den Sint Antonies-Burgwalde uiterste
zuidelijke grens van de residentie in den jare 1459. Wat nu de
eerste Wagenstraat heet, werd toen het Zuideinde genoemd, en