13
konde, welke baljuw, schout en den gerecht van den Haghe,
in afschrift, terstond op alle gewoonlijke plaatsen deden
afkondigenopdat niemand om onwetendheid zich hierin ont-
schuldigen mocht. Het hoofddoel van dat stuk was om de
vete te herstellen, die in den boezem van het ambacht der
volrye was ontstaan.
Als landvorst stelde Philips de Schoone hoogen prijs op
deze nering en vóór alles meende hij dan ook maatregelen
te moeten nemen, om de onderlinge geschillen en vech
terijen, om zekere zaak ontstaande, tegen te gaan en
hun, die aanleiding daartoe hadden gegeven, boete op te
leggen.
Die boete was voor die tijden niet gering. Vijftig ponden
van veertig grooten waren daartoe in den ouden bezegelden
brieve beschreven. De vorst meende echter, dat eene poene,
alleen in geld bestaande, niet voldoende was, om de op
roerige bewegingen tegen te gaan; want hij deed in het
handvest duidelijk uitkomen, dat ook verbeurte van lijf en
goed van de twistzoekers als straf op verdere onruststokerij
was gesteld. Hij had den vrede echter nog liever, want
maande tevens allen aan voortaan tevreden te zijn en ge
noegen te nemen met al de pointen voor het voldersambacht
beschreven en naar uitwijzing van dien te handelen.
En hoewel het straffen der misdadigers voorts geschiedde
tot een exempel, en ook om alle anderen daarvan terug te
houden, was echter vijf jaar later een nieuwe publicatie
noodig, die ons de stof tot deze novelle aan de hand doet.
Hoewel de oproermakers ten heiligste met opgerichte vinge
ren gezworen hadden zich voortaan te zullen onthouden van
eenig verzeten de plechtige belofte dedendatwelk geschil