16 gezetenen eens eenige leven. Geerte is nog niet doordrongen van de preutschheid der tegenwoordige meisjes, en gaat regelrecht op den jonkman toe die haar bij ’t binnentreden reeds vriendelijk heeft toe geknikt. Zij reikt hem de hand welke hij welmeenend drukt. Een gulle lach van Geert klinkt door de taveerne en roept voor een oogenblik de aandacht der mannen, die verrast als zij zijn door de lieve verschijning, allen een vriéndelijk woord of een kwinkslag ten beste hebben voor het wellieve kind van den waard. Enkele uitdrukkingen roepen een lichten blos op haar blank gelaat. Vooral Gijs van Maes- tricht spant hierin de kroon, maar het afgewende hoofd van Geerte en een krachtige vloek van Andries doen hem de laatste regelen in den mond houdenwelke hij aan den roman van de Roos ontleende en die zelfs voor die eeuw zeer onkiesch mochten heeten. «Geerte is eene eerbare deern, en gij vuile Limburger zult dijn gezwets voor dy houden, ofzegt Andries. Gijs van Maestricht schudt zijne zwarte lokken als de leeuw zijne manen. Zijn donkere oogen stralen vuur. Hij zwijgt echter, want hij heeft reeds meermalen, hetzij uit jok ziet er ten minste lief genoeg voor uit. Zij zal vader een oogenblik vervangen, nu die zijn avondeten nuttigt, en onderwijl de bierkan vullen. Bovendien Geerte wil ook wel eens een praatje houden mot het meerendeel van het jonge man volk, dat in de herberg leven geeft en voordeel aanbrengt. Zij heeft den geheelen dag in het donkere achtervertrek nu het huiswerk is afgeloopen wil zij gaarne afleiding zoeken, in haar overigens eentonig

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1890 | | pagina 99