I
37
potjes, Vertrek van Juffrouw Maartje en Smouse handel.»
Beiden zijn verwonderd, maar niet ontevreden elkaar te
ontmoeten in de schuit. Lijsje had het niet «gedogt» haar
«nigje» te zullen vinden, en nicht Kaatje kende eerst Lijsje
niet onder dat hoedje vooral daar zij sedert de bruiloft van
neef Pieter, «zoo dik en vet was geworden».
Lijsje komt uit het Haagje, dat Kaatje «een plesierig
Plaasje» vindt, waar ze ook was geweest om «oude Meuy
Saartje» no£ eens te zien, «maar Meyd ik heb ’er zoo een
rusie over gehad met me man».
Wel hoe nou toe, waarom mogt jy die oude vrouw
niet gaan sien?
Wel omdat de Pokken ’er zoo regeeren, en dat ik en Jan
en Saartje onse Kinderen se niet gehad hebben! en om dat
ze daar met de Pokken op straat loopen.
Tut, tut, is "'t anders niet, Pokken! wel voor een Soete
koek Meyd wou ik die hebben, zoo smaakelijk praaten se’er
van in den Haag. Daar zyn nou in den Haag twee Engelsche
Kareiséen dikke met een dunnenden eene die dikke, loof
ik, die biet, laat ik eens sien, Suypton of Suytton ik weet
het niet, de andere kan ik niet, die speulen’er hokes
bokes meê.
Word je Dol met de Pokken. Wel Lysje daar sterf me van.
Wat sterven! je hoeft daar nou niet van te sterven als
je niet wilt. Je kent se krygen, veul, weinig, dik, dun, ik
weet het al niet. Soo as je wilt.
Hoe komme die zoo vroegwaarom benne die Luy niet
gekommen op Haagsche kermis, in zoo een Tent, weet je
niet, as Suyker de Gogelaar.
Jaa waarempelig, se gogelen ’er mee, se hebben se