66
den 15eQ der maand met den 16en der maand en voor
inlagen van den 16 en tot en met den laatsten der maand
met den len der volgende maand.
Voor onderdeelen van een gulden wordt geen rente vergoed.
Voor de renteberekening wordt iedere maand op dertig
dagen gesteld.
Alléén de rente, die op 31 December van ieder jaar ver
schuldigd is, wordt in het boekje van den inlegger bij ge
schreven.
Bij geheele uitbetaling wordt de tegoed zijnde rente na
het einde van het boekjaar (31 December) den inlegger
uitbetaald.
De gelden der Spaarkas worden, onder goedkeuring en
toezicht van het Afdeelingsbestuur belegd, eensdeels op de
wijze, voorgeschreven bij Art. 16 der wet van 25 Mei 1888
(Stbl. No. 88) op de Rijkspostspaarbank, anderdeels, zoo
veel mogelijk, öf in de Rijkspostpaarbank of in de Spaar
bank van het departement ’s-Gravenhage der Maatschappij
tot Nut van ’t Algemeen.
De waarden moeten ten name van de Spaarkas in open
bewaring bij de Nederlandsche Bank worden gegeven.
De stukken en quitantiën, vereischt voor belegging, op-
vraging en ontvangst van belegde gelden, moeten worden
onderteekend door den penningmeester en door den voor
zitter of secretaris der commissie.
De uitgaven voor de instelling worden hoofdzakelijk
bestreden door:
a. de winst, uit den verkoop der spaarkasboekjes ver
kregen;
5. door de renten van de belegde gelden;