|)e Jfuiderkerk.
en schreef 1850.
De eerste helft der negentiende eeuw spoedde ten
einde, onder voorteekenen van nieuwe onrust. Het
was ook al te rustig en eensgezind geweest na al de omwen
telingen en oorlogendie onze eeuw van de vorige overnam.
Zoo lang houdt het menschdom de rust niet uit!
Ook de vaderlandsche kerk en onze gemeente werd rumoe
rig. In die dagen nu, toen de zoogenaamde Groningsche
School van rechts en links werd aangevallenberiep de ker-
keraad éen harer kweekelingenDs. Bennink Janssonius;
niet tot verhooging van zijn levensgeluk: want de kalme,
vredelievende man voelde zich in het strijdperk niet op zijne
plaats.
Het was geheel naar zijnen aard, dat hij zich eene eigen
woning koos aan het einde van den Zuidwal, waar, aan de
overzijde der vaart, de koeien graasden in de weide, terwijl
in de verte het oog rustte op het vriendelijk torentje en ’t ge
boomte van Rijswijk. Geen beter plekje om uit te rusten voor