8
Nuijens, Geschiedenis des Nederl.-volks-Deel IV.
Er is veel grond voor de bewering, dat hij, Eoomsch-
Koning geworden, aan de stad Leiden de twee sleutels van
Petrus tot wapen schonk: hij zou dan het wapen, wat
vroeger slechts éénen sleutel voerde, hebben veranderd uit
eerbied voor het middelpunt der Katholieke eenheid. Willem
was, toen hij zijnen vader in het graafschap opvolgde, niet
ouder dan zeven jaar. Otto III, bisschep van Utrecht, des
graven oom, nam de voogdij op zich. Deze benoemde des
graven tweeden oom, Willem, om als zijn stedehouder het
graafschap te bestieren. De regeering van Willem, den
Voogd, was gelukkig en Holland verkeerde in eene onge
stoorde rust. Doch ook deze kwam nog jong op een steek
spel om het leven. Waarschijnlijk is toen het beheer des
graafschaps weder toevertrouwd aan Boudewijn van Bentheim
die het reeds gedurende de minderjargheid van Floris IV
had waargenomen
Weldra toonde onze jonge Graaf, dat de moed zijns vaders
en de godsvrucht eener echt Christelijke moeder ook in zijn
gemoed ontkiemden. Vooral legde hij zich toe op den wapen
handel, en den tijd, welke bij de meeste kinderen met
spelen voorbijgaat, besteedde hij aan ontwikkeling en ver
edeling van zijn geest, opdat, wanneer hij als Graaf het
bewind moest aanvaarden, zijne wijsheid den welvaart en ’t
geluk der onderdanen zou bevorderen. Het volk had eene
groote verwachting van hem, omdat het van zijne uitste
kende geaardheid kennis kreeg en die verwachting heeft hij
nimmer te leur gesteld. Nog geen twaalf jaar oud zijnde,
behandelde hij reeds in ’t openbaar rechtszaken met zijn