12
Meerman. Leven van graaf Willem II; en Nouhuys.
woordigheid van dep Pauselijken Legaat, de voorschriften
der Ridders te zullen onderhouden, bij dit H. Evangelie.
Toen gaf koning Wenceslaus hem den ridderslag zeggende:
Ter eere van den Almachtigen God sla ik u tot Ridder en
neem u met vreugde in de Ridderschap aan: maar bedenk
steeds, dat de Heiland der wereld ook om uwentwille voor
den hoogepriester Caiphas een kaakslaag heeft ontvangen,
dat hij voor den landvoogd Pilatus bespot, gegeeseld en met
doornen gekroondvoor koning Herodes met een purper kleed
omhangen en gehoonden voor ’t geheele volk naakt en
doorwond aan ’t kruis is vastgehecht. .Daarom vermaan ik
u, dat gij die versmadingen herdenkt en Zijn kruis op u
neemt, en dat gij Zijn dood niet ongewroken laat.»
Tegenover den elekt van het Duitsche Rijk stond nog
altoos Frederik II, de bekwame en gewetenlooze tegenstan
der. Vele rijksvorsten hielden nog zijne zijde, hoewel weder
rechtelijk en zelfs de keizersstad Aken was nog in het bezit
van den Hohenstaufer. Zonder het bezit dier plaats werd
geen Roomsch-koning wettig erkend; want daar was Karei
de Groote, de eerste Duitsche keizer, in volle wapenrusting
en gezeten op zijn stoel begraven in den Dom; daar werden
de rijkssieraden bewaard, daar stonden immer de Duitsche
vorsten als de paladijnen van den grooten Kareiwiens genie
Europa had gevormd in dat machtige leenstelsel, dat zijn
bloeiperiode in de dertiende eeuw vierde. Koenraad, de zoon
van keizer Frederik, van de opvolging uitgesloten, hield de
stad bezet. Doch Willem droeg het bestuur over zijne graaf
schap aan Floris open toog met zijn dapperen naar Aken.