20
W. P. van Stockum, biz. 54 en 55.
de vertrekken van den Graaf en de Gravin bevonden, die
in den eersten tijd door hen bewoond werden.»
Dit was dus de woning van Hollands edelsten Graaf en
zijner trouwe gemalin. Het vorschend oog van Victor de
Stuers heeft uit de oudste gewelven weder mogen ontdekken,
dat koning Willem nog een zaal, parellel loopend met de
oude zaal (de pleitzaal) heeft gesticht, welke ruimte later
opgenomen werd in de groote of Ridderzaalwelke Floris V
bouwde, terwijl de gewelven van Willem II waarschijnlijk
de oudste gothiek zijn van ons vaderland.
Een waarlijk vorstelijk begin van een paleis, waarover de
eeuwen met alle wisselingen zouden heenstormendoch
onmachtig het grootsch gevaarte te deren. Was dan de
oprichting van het monument op het Binnenhof geen akte
van Piëteit voor den ridderlijken Stichter? Het gulden beeld
van den graaf naar het beeld gemaakt, hetwelk de tombe
van den aartsbisschop van Mainz tooit, die Willem tot
Roomsch-Koning zalfde, is de eenigste gelijkende beeltenis
van de Hollandsche graven. Het stemt ons tot bewondering
en eerbied en roept ons een der heerlijkste bladzijden van
Hollands glorie in het geheugen, die ons op het klassieke
binnenhof tegenruischt. Willem II, graaf van Holland en
Roomsch-Koning, tot Keizer verkoren van het heilige Room-
sche Rijk der Duitsche volken, wilde een paleis bouwen der
Keizerlijke Kroon waardig, hij vereenigde de schatten van
vernuft en rijkdom, riep de schranderste bouwmeesters om
zich heen en stichtte ons vorstelijk ’s-Gravenhage.