15
HET JACOBA-PKIËEL.
voedde den hofvijver, in de veertiende eeuw gegraven.
Sedert meer dan twee eeuwen verdwijnt zij in de Zee
straat onder de huizen, loopt door een schuttelbank
of duiker onder de Scheevelinger brug door het
Noordeind tot de Plaatsbuigt zich om naar den
vijver en ontlast zich bij den hoek van den Vijver
berg. Bij de Plaats verdeelde zij zich in twee armen
de andere tak n.l. liep rechtuit tot het Achterom,
welks bocht zij ongeveer volgde en ontlastte zich in
wijlen de Singelgrachtthans Hofsingel. Deze over
dekte stroomingen dragen van ouds den wijdlufti-
gen titel van „verwulfde stinckgraft.” De beschre
vene heette weleer de Westerbeek, in onderscheiding
van de Oosterbeekwier bedding nog in het bosch
haar groeven doet zien. Volgt men het noordelijke
voetpad, dat der filozofen, voorbij Clinghendael naar
het boschhekdan is het de diepe geul rechtseen
twintigtal passen voordat het pad, sedert Juni 1891,
zich splitst. Ontsprongen in de duinen, liep zij bijna
dwars door het hout en door de gesloten akkers,
moerasgronden, van 181921 naar het plan Van
der Spuy uitgegraven tot de prachtige vijvers., om
zich ten slotte in den Rijn te storten. Op de Ooster
beek kom ik straks terug. De gesloten akkers waren
vroeger uitgestrekterdaar het Huis Ten Bosch, ge
bouwd van 164547, ze gedeeltelijk inneemt. Behalve
boomen rooien voor timmer- en brandhout, lieten de
graven uit het bosch tor ven delven. Het is thans
groot 104 hektaren, gezegd bunders.
In de vijftiende eeuw reeds was het bosch om
geven door „slooten en graften aen beyde zyden” en
aan den voor- en achterkant versperd door poorten of
hekken, nog te hooren in den volksmond: „het bos-