80
EEN HAAGSCH BINNENHUISJE DER 17<‘ EEUW.
moeyte hebt gehadthetwelck ick u van herte heb te
bedancken ende verstaen als dat gij een halfif jaer
huyshuur hebt betaelt, hetwelck mijn seer lieff is.
Gelieft de rente op het Stadhuys te ontfangen ende
het servys geliefft dat in de plaetste te houdenhet
servys kondt gij krijge tot de vrou op de Geest, maer
mijn beminde moeder ick versoeck hartelick als gij
het andere halff jaer betaelt hebtdat gij doch het
goet geliefft van de kamer te hale ende bij u in huys
te brengenende wat te luchte te hangegij suit mijn
groote vriendschap doen. Ick sou ue wel het geit stiere
maer wij hebben geen geit gekrege soo lanck als wij
op het schip sijn geweestwij hebben niets als de kost.
„Mijn beminde moeder, gij schrijft alsdat gij soo
quaet tegen mij benthetwelk mijn schuit niet en is
ick heb ue wel drie brieve geschrevehet en is mijn
schuit nietdat gij se niet en hebt gekregeende ik
heb de offesiers wel tienmael gevraecht om na buys
te gaenmiar sij willen mijn niet laete gaensoo dat
gij het mijn doch ten beste gelieft te houde.
„Vorders soo laat ik ue weete alsdat wij tegen-
woordich met de heele vloot te Hellevoet ledige ende
staen alle om na Schotlant te gaen, soo dat ick hoop
dat Godt ons met gesontheyt sal overbrengen ende ons
reysman sal sijn.
-Vorders soo blijf ick u, mijn beminde moederin
genade bevooleende wens u hondert dusent goede
nacht.”
Er ligt een geheel drama in deze brief opgesloten.
Ware de brief bewaard geblevendievoorzeker
door Pieter ter zelfder tijd aan zijn vrouw Cornelia
was geschrevendan zouden wellicht kleine bijzonder
heden in een ander licht tredenof de geschiedenis