91
EEN jffiGSCH BINNENHUISJE DER 17e EEUW.
Ondersteund door de Bisschoppen van Durham,
Bath en Wales, trad de Koning van den Troon naa-r
het Altaarwaarheen zich ook de Bisschop van Londen
met de Edelen en de Bisschoppen begavendie de
Regaliënde teekens der Koninklijke waardigheid
droegen.
De Koning knielde nogmaals.
De Litanieën werden door twee Bisschoppen ge
zongen en na het voorlezen van een epistelpredikte
de Bisschop van Salisbury een korte wijle uit het
2e Boek van Samuel: „De God van Israel heeft gezegt
de Rotssteen Israels heeft tot mij gesprokendaar zal
zijn een Heerscher over de menschen een Regtvaardige
een Heerscher in de vreeze Gods en hij zal gelijk zijn
het ligt des morgens, -wanneer de Sonne opgaat; des
morgens zonder wolkenvan den glans na den regen
de Grasscheutjes uit der aarde voortkomen.”
„De Koning ontblootte nu het hoofd, dat hij onder
„’t Sermoen” gedekt had gehouden, met de „bonnet
van karmozijn-rood Fulp met een Ermine rand.”
De Bisschop van Londen vroeg daarna of Hunne
Majesteiten bereid waren den eed door het Parlement
verordineerd af te leggen.
Helder en duidelijk klonk het „ja” van de lippen
van Oranje; fluisterend en zacht volgde het „ja” van
Maria.
Toen het eedsformulier door beiden was gelezen,
legden zij hun handen op de Heilige Evangeliën
zeggende: „Deze dingen, willen wij volbrengen en
nakomen: zoo helpe ons God Almachtig.”
Daarna kusten zij den Bijbel, waarmede de plech
tigheid der eedsaflegging was geëindigd.
Alsnu werden Hunne Majesteiten naar de Konink-