in
94
roemwaardiger voor Holland; ontzagchelijkcr voor de vijanden van
dezen vrijen staat; gelukkiger voor Engeland; wenschelijker voor
Europa en verwondelijker voor alle volkeren.”
In dezen opgewekten, soms zeer gezwollen toon gaat hij voort,
om aldus te eindigen wanneer hij zich wendt tot den Magistraat:
„Gij zult, gelijk ‘s Lands Hooge Moogendheid, den dierbaaren Naam
van Koning Willem en den glory Zijner onvertelbaare daaden, met
de uitmuntende Deugden van Zijn Koningin Marie, in Uwe en Uwer
onderdaanen dankbaare herten prenten; waardoor uw Lof, Geëerde
Naam en, en Verdiensten, met de Praal vuren van Uwen Hoofdtooren
(den St. Jacob) ten Hemel steigeren en bij die wijze Majesteitenzoo
min; dan de wonderlijke herstelling van Engeland en deezen gezee-
genden Dag hunner Krooning, bij de Nakoomelingenzullen vergeeten
werden.”
Behalve door de „cierlijke Reeden van den heer
BidloO; professor der Anatomie” op den „Vierdag”
te ’s-Gravenhagewerd ook nog op andere wijze aldaar
feest gevierd.
Het middelpunt was de Hofvijver, en het daarin
gelegen „Zwaanenhuis”, zooals men toen het eilandje
noemde.
Des namiddags om 2 uur loste „de brandmeester
Moleveld” van die plaats, uit 13 stukken geschut, 18
salvo’s; uitmakende 234 schoten. Van 4 tot 10 uren
zoo te Londen als te ’s-Gravenhage, en inderdaad,
„hetgeen men hier te lande heeft gedaan, was over
eenkomstig het groote belang, dat deze Staat had, nu
Engeland en Nederland één zelfde hoofd als gebieder
moesten erkennen.”
EEN HAAGSCH BINNENHUISJE DEK 17e EEUW.