7 97 EEN HAAGSCH BINNENHUISJE DEK 17e EEUW. onder de menschen „in een huyr men toen ter tijde gewoon was te zeg- en daarbij ieder met dezelfde onverdeelde instemming medegeleefd. Allerminst door het huisgezin van Pieter La Roy, dat in armoede dreigde onder te gaan. Hartverscheurend toch zijn de verzoekschriftendie aan de Weeskanrerdoor of namens de weduwe Van der Poll, werden ingediend. Dan heet het dat sy van haer selfs is onmagtigh inpotent ende gebreckelijk”; een anderen keer, dat zij „de backer Arie Rotteveel geren sonde voldoen de gelden die hij moet hebben van gelevert broot en meel.” Ook zou zij „haer selfs van wat linden willen versien.” En dan ookwat had zij een tegenspoed gehad met haar dochter Aaltje. Zestien weken, lang had deze na het vertrek van Pieter La Roy, ziek gelegen en de „meesters”- en apothekersrekeningen wachtten sedert lang op betaling. En Corneliade vrouw van Pieterkon weinig bijspringen. Noch financieel, noch met handenarbeid. Haar man zond geen geld; zelfs geen brief; en daar zij op het punt stondmoeder te wordenviel de huisarbeid haar zwaar en moeilijkte meer daar zij in den laatsten tijddoor de onrust over haar man afgemat was’t welk haar gestel ondermijnde en haar krachten deed afnemen. Aaltje zou nu gaen”zooals genzij was er oud genoeg toe geworden „genegen om de goede luydente gaen dienen”, waartoe ook al het een en ander moest worden aangeschaft. Zij had noodig: „een manteltje, met een rock en vier hem den en een paer slooven en een paar kousen en schoenen.” Kenmerkend is de rekening van dit alles, Zij worde hier ingelascht

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1892 | | pagina 200