108
DE HAAGSCHE BRANDWEER.
vuur en
en bij een gering gewicht groote capaciteit bezitten,
en de redmiddelen.
Wat het personeel betreft, zijn alle deskundigen de
meening toegedaandat alleen met voortdurend geoefend
en goed gedisciplineerd personeel (vaste korpsen) de
groote branden met succès zijn te bestrijden.
De stad ’s-Gravenhage verkeert ongetwijfeld in
gunstige omstandighedenwat het brandgevaar betreft.
Men vindt hier weinig hooge huizen het aantal fabrieken
en brandgevaarlijke inrichtingen is betrekkelijk gering
over het algemeen zijn de straten ruim, en
de bewoners schijnen hier voorzichtiger met
licht om te gaan dan elders.
Zware branden zijn hier uitzondering, zoodat men
zich tevreden kan stellen met een op bescheiden voet
ingerichte brandweer.
In 1886 werd door den Gemeenteraad besloten,
om de brandweer te reorganiseeren. Dit was noodzakelijk.
Zooals bekend issteunde de vroegere inrichting te
veel op de door de militairen te verleenen hulp. Wel
was men in het bezit van vrij goed bluschmateriëel
doch de gelegenheid tot brandmelden was zeer onvol
doende en personeel tot bediening van de bluschmiddelen
ontbrak soms ten eenemale.
In den loop van 1888 en 1889 werd de brandweer
opnieuw georganiseerd. Daarbij heeft het beginsel voor
gezeten dat de inrichting niet kostbaar en derhalve
dat het vaste personeel niet talrijk mocht zijnwaaruit
weer volgdedat het op slechts één punt in de stad
gevestigd moest zijn. Ten einde de nadeelen van te
groote concentratie zooveel mogelijk weg te nemen
is het brandseinstelsel zoo goed mogelijk gemaakt en