STAAT DER BOEKERIJ.
Dr. R. Krul.
El mundo es poco, schreef Columbus den 7 Juli 1503 uit
Jamaica: de aarde is niet zeer grootonze boekenschat eveneens.
Slechts vier geschenken zijn ons vereerd. In de eerste plaats
een deel, op zich zelf compleet, van het beroemde standaardwerk
van van Heussen en van Rijn. «Oudheden en gestichten van Delft
en Delfland, mitsgaders van ’s Gravenhage, Leiden 1720, 8°», door
den Heer M. G. Wildeman. Ten andere «’s Gravenhage, Een berijmd
verhaal», 2e druk, Amsterdam 1863, 8°. Dit bekende gedicht van
A. Beeloo schonk de Heer Vorsterman van Oijen, terwijl de Heeren
James de Fremery en W. J. C. Moens ons verrastten met overdruk-
jes van door hen geschreven artikelen in het «Cartularium van
Mariënweerd» en de «English Historical Review». De Heer Fremery
is de geachte schrijver der «’s Gravenzandsche oorkonden», waarvan
gemeld overdrukje bevat de nummers 58, 60, 61, 62, 71, 72, 80,
81, 84, 85, 88 en 264. De heer Moens, algemeen bekend door zijn
reistochten, geeft hier een critisch overzicht van den inhoud
van het «Ecclesiae Londino-Batavae Archivum,» waarin hij toont
groote kennis te bezitten der zestiende en zeventiende eeuwen,
vooral op kerkelijk gebied.
Een volgend jaar, als de oogst rijker zal zijn: zoo hopen wij;
volgt een volledig verslag der innerlijke waardij der ingekomen
werken. Voorshands noodigen wij heeren schrijvers en uitgevers
uit onzer te gedenken en betuigen innigen dank aan genoemde
Heeren schenkers, die de eerste steenen hebben aangedragen
van «die Haghe-Bibliotheeq”, die eenmaal de Koninklijke moge
in de schaduw stellen!