17 2 HAAGSCHE EN AMISFÓORTSE KBUKKENDANS. grysen baert te dragen. Tachtig jaar oud geworden, had Cats „gansch on verwacht een onheyl”, dat de lieve lezeres uitvoerig bij hem beschreven vindt. „Twee doctors in den Haeg-’ vermochten niet hem te genezen, zoodat hij ook nu een „Alchemist, die veel nutte dingen wist,” raad pleegde. Alles, zeide deze, was een „bitse gal.” Dit sprack hij sender pols of aeders aen te raeken, Wou ook geen waeter sien by my gewoon te maeken Hy gaf my poeyer in, doch met een kleyne maet, En wat de keucken schaft dat ging naer synen raet. Maar al wat AI gemist of onse Meesters seyden, j Zijn tweede was een Middelburgsche. Van het derde, op vijftig- jarigen leeftijd weduwnaar geworden, had hij genoeg van ’t wads spel en waagde zieh niet meer aan het katsvel. Ick most de lieve maegt en ook mijn Haegje laten 'j stak over naar Engeland, waar „Doctor Butler, zijnde een man van groote estime” hem eveneens vruch teloos behandelde en naar Holland terugzond. Niettegenstaande hij van alles slikte, bleef de koorts woelen, totdat een alchemist haar verdreef. Deze was een bejaard man Gewoon tot aen den riem een gissing, door „Aller Dichtren Bestevaêr”, zooals de echte Constanter Jacob Cats noemt, opgeklaard ge worden. Deze nl. had drie vrijaadjes, twee om ’tjock en een om ’t wats spel (zie Vondel’s Hekeldichten). Zijn eerste liefje r) liet hij in Den Haag achter, wijl Een koorts, een felle plaeg, die na den derden dag Mij staag van nieuws bevogt en op mijn harte lag. Dr. Wittendael, ten einde raad, stelde verandering van lucht voor

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1893 | | pagina 114