24 HAAGSCHE EN AMISFOORTSE KRUKKENDANS. 1) De latijnsche tekst der Opera Posthamajp. 533, ’;Amst. 1G77, is gelijkluidend met dien der Opera, p. 150 vol. II, Haag- 1883, ;en geeft den nederlandschen, p. 154, juist terug. Kopp citeert de oude uitgaaf. geval geenszins als u n m g 1 i c h zou beschouwd heb ben. Ten bewijze geeft hij het schrijven van den grooten denker aan Jarigh Jelles, Voorburg 25 Maart 1667, volgens de uitgave van 1677 1j. Om uitvoerigheid te mijden, moge de nederlaudsche tekst hier volgen, dan kan de lezer oordeelen. dat de hoogleeraar spijkers op laag water zoekt. „Wat de zaak van Helvecius aangaat, ik heb daar af met de Heer [Isaak] Vossius gesproken, die daar grotelijks meê lachte, ja zich verwonderd toonde van dat ik hem naar zo een beuzeling vraagde. Ik ging echter naar de Silversmit, Brechtelt genoemt, die het gout -geproeft had. Maar deze, heel anders dan Vossius sprekende, zeide dat het gout in ’t smelten en scheiden toegenomen had, en zo veel zwaarder was geworden, als het gewicht van ’t zilver, dat hy tot scheiding in de smeltkroes gedaan had, bedroegin voegen dat hy vastelijk geloofde dat dit gout, ’t welk zijn zilver in gout veranderde, iets ongemeen in zich had. Hy niet alleen heeft het dus bevonden, maar ook verscheide andere Heren, die toen daar tegenwoordig waren. Ik ging daar na by Helvecius zelf, die het gout, en de smeltkroes, de welk van binnen noch vergult was, aan my toonde, en tot my zeide dat hy niet meer, dan schaars de grootheid van een vierendeel van een korreltje van geers [gerst], of mostertzaat in ’t gesmolte loot had geworpen. Hy voegde ’r by dat hy binnen korte tijt het verhaal van de geheele zaak zou uitgeeven, en zeide voorts dat t’ Amsterdam een man [en hy meende dat dit de zelfde was, die by hem geweest had) de zelfde werking had gedaandaar af gy zonder

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1893 | | pagina 121