W. Pk. v. Orange.
35
VERMEENDE AANSLAG OP HET LEVEN, ENZ.
’s Hage den 17 April 1792
houd niet den Baad-Pensionaris, gelijk blijkt uit den vol
genden brief van W. Pr. v. Orange aan Van de Spiegel:
Ik liebbe de Heer Fiscaal Vosmaer gesproken en kan
Mons. melden dat de Apotheker die op de Poort heeft
gezeten genaamd is van Haeften, hem is Delft ontzegt
dus gelooft hij niet dat hij het zijn kan, maar aan wie
de winkel is overgedaan weet hij niet hij zal zich daerop
infornleeren en zulks zoo aan Mons. als aan mij doen
weeten. God weet of het Waerheit is. Van een Apothecar
is eer te gelooven dat hij met gift dan met wapens zal
te werk gaan, zoo dat zijn dessein is is de dag van Morgen
wel uitgedacht, wijl des Woensdags gewoonlijk mijne
Geheele Familie bij mij eet. Misschien was het goed te
doen passen op degeene die deeze Nacht of Morgen uit
Delft komen. Ik geeve Mons. in bedenken om daer van
aan den Heere Verbruggen of aan den Heer Emans om
daer van den Burgemeester van der Goes te praevenieeren
en kennisse tegeeven, ten einde een wakend oog gehouden
kan worden op de geenen die Morgen hier van Delft
komen, doch dit zoude met zoo weinig Eclat mogelijk
worden gedaan, want zoo men niet vat die geene welke
de aanslag wil doen en dat Indiciën op hem gevonden
worden, men alleen uitstel van Executie verkrijgt, maar
eeven in Gevaer blijvt van het Plan zoo het zeker de
eene dag mislukt een volgende dag te zien executeeren.
Wij zijn in Gods Hand en zoo die ons niet bewaart zoo
kunnen alle de Menschelijke Precaution niets baaten.
Voor het overige blijve met achting
Wel Edele Gestrenge Heer
Uw dw. dienaar