38
VERMEENDE AANSLA» OP HET LEVEN, ENZ.
den Raad-Pensionaris omtrent dit on-
maker, la Garde genaamd, liem gezegd had dat er tegen
dezen dag een aanslag op het leven van den Prins was
beraamd, maar dat de Raadpensionaris er kennis van
had en er dus wel op gepast zou worden.”
Waren dezen mededeelingen weinig geschikt het stad
houderlijk gezin, dat in de grootste spanning verkeerde
omtrent de mogelijkheid van een moordaanslag, tot
kalmte te brengen, die onrust vermeerderde door het be
richt, dat de Prins gedurende dit onderhoud met den
Raad-Pensionaris ontving van den Procureur-Generaal
inhoudende .dat zich aan het Hof vier suspecte personen
bevonden, 2 koks, 1 brandmeester, 1 kamerdienaar en
dat de Prins werd verzocht de uiterste precautiën te
gebruiken.” De Prins zeide tot van de Spiegel: „die
menschen behooren tot de Jacobijnen van Parijs en dat
juist een dier koks deze dag de wacht heeft in de keukens,
dezelfde middag dat de Erfprins van Oranje en van
Brunswijk met hunne gemalinnen aan 't Hof eten.”
Er werd besloten alle voorzorgen in acht te nemen,
zoowel in het stadhouderskwartier als daarbuiten, en den
Procureur-Generaal Vosmaer te doen weten onmiddellijk
nader te onderzoeken of Oldmans werkelijk den Haag
had verlaten en op welk uur hij te Delft was
teruggekomen.
Het rapport aan
derzoek door den Procureur-Generaal, zoo te ’s-Graven-
hage als te Delft, ingesteld, luidt„dat Oldmans gezegd
heeft dat hij om */2 9 of 72 10 uur weder uit den
Haag naar Delft zoude retourneeren, omdat hij zoo
weinig tijd haddat, wanneer hij zijne vrienden bezogt,
geen tijd somwijlen had om zijne moeder te zien of te
spreekendat op al de schuiten van ‘/2 9 ’s morgens
tot y2 8 ’s avonds gepast is, doch dat men Oltmans