44 JOHANNES BOSBOOM. „om studies te maken en pret te hebben.’’In 1830 werd de heer van II ove als decorateur van het Haagsche tooneel aangesteld. Zoo leerde ook Bosboom, die onder leiding des meesters op het tooneel werkte, de decoratie en dat meêwerken had voor hem het voordeel, dat hij ongezocht kennis maakte met onderscheidene bouwstijlen en landstreken, die in aanschouwing moesten worden gebracht, als ook met den aard der kleederdrachten van verschillende tijdvakken en landen. Bosboom had in later tijd slechts lot' over voor den roem, welken van Hove als decorateur van het Haagsche tooneel had ingeoogst. Nog wijder werd zijn blik verruimd, toen hij met Verveer een studiereisje maakte over Utrecht en Nijmegen naar Dusseldorf, Keulen en Coblenz. Den indruk, door die reis op hem teweeggebracht, gaf hij terug op zijn schilderij: „Gezicht op de Moezelbrug te Coblenz.” De toen reeds beroemde Haagsche schilder Schelfhout kocht deze schilderij en schonk den jeugdigen meester zijn vriendschap, ’t Was een karaktertrek van Bosboom gaarne te leeren en niet te wijs te zijn voor goeden raad, en daarom waardeerde hij zoo hoog ook deze vriendschap. Omstreeks 1836 verliet hij het atelier zijns meesters en kreeg eene eigen werkplaats in de ouderlijke woning op de Dunne Bierkade. Van nu af zou Jan Bosboom een eigen standplaats innemen op ’t gebied der nationale kunst De achttiende eeuw, de Patriotten-tijd, had weinig voordeel aangebracht aan de Nederlandsche kunst. Men sluimerde veelal op de lauweren, in de zeventiende eeuw behaald, ’t Jongste kind van Jan Holland, de zoo gebrandmerkte Jan Salie, had niet alleen in de Nederlandsche letteren, maar ook in de Nederlandsche schilderkunst een soort van konventionalisme trachten in te voeren, ’t Was noodig, dat de Nederlandsche

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1893 | | pagina 142