47 JOHANNES BOSBOOM. al vond hij liet bij de „muiters van ’30daarbij was er „overvloed van Studie” te vinden, en hadden de Belgen den goeden smaak door „groote voorkomendheid” hem te bewijzen, hoe hoog zij de Noord-Nederlandsche kunst schatten, die met geen citadel was ten gronde gegaan. De groote dag van 1 Augustus 1840 naderde, waarop te Antwerpen het standbeeld van Rubens zou verrijzen, en een „album ter eere van Rubens” bijeen gebracht zou worden als een versche hulde aan zijn nooit verouderden roem. Was het nu wonder, dat Bosboom de Haagsche kun stenaars opriep om dit album te verrijken Zóó goed slaagde hij in die oproeping, dat de groote Conscience als Secretaris der Commissie van gemeld album, Bosboom „de betooning harer bijzondere erkentenis” overbracht. „Wij kunnen de kunstenaren van ’s-Gravenhage niet genoeg bedanken voor hun algemeene en uitstekende medewerking.” Zoo goed had de meester zelf de eer van het zusterland opgehouden, dat hem de groote bronzen gedenkpenning werd verleend „décernée aux artistes qui ont le plus contribué a la splendeur de la fête bisséculaire de Rubens.” l.n ’42 mocht Bosboom de méd. en vermeil verkrijgen voor zijne Kerk -Lux in tenebris,” een zeer eigenaardige Schilderij. Hoe knielen daar de bedrukten, voor wie het levenslot zoo donker is, neder voor het altaar, en hoe stroomt het licht des Heeren in vollen glans in hun gemoed om hen op te beuren en te verkwikken Ons bestek laat niet toe bij iedere schepping van dezen meester stil te staan, en toch zal altoos de indruk van zijn kunstwerken grooter blijken dan het zwakke woord kan wêergeven. Hij zelf noemde zijn „hymne a Dieu” benevens zijn „kloosterkeuken” en zijn Kloos-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1893 | | pagina 145