55 JOHANNES BOSBOOM. J) „In meinoriam“ P. A. M. Boele van Hensbroek. vind ik sinds, als vroeger, in stadsgezicht of gebouw, soms in eenig kindschap aanleiding om mijne indruk ken terug te geven, gelijk ook later het zeestrand en dorp Scheveningen mij stof boden tot velerlei studies en teekeningen. Het succes, aan dat alles ten deel ge vallen, mocht mij bewijzen, dat de ruimere opvatting van genoemden kunstvriend, sinds ook bij anderen ingang had gevonden.” Bosboom was een warm vaderlander. Hij leeft in de geschiedenis van zijn volk, hij is bezield door den innigen band die Nederland met Oranje verbindt. Geene schilderij, of een tafereel van Hollands Grootheid staat hem voor den geest. -Voor Bosboom is elk kunstwerk een daad, een stuk van zijn zieleleven. Schildert hij de Nieuwe Kerk te Amsterdam, dan denkt hij aan de Ruyter, aan den tocht naar Chattam, aan den vierdaagschen zeeslag; beeldt hij Engelbert van Nassau’s tombe in Breda af, dan denkt hij aan dien anderen Nassau, Schipper Mouring”. r) Gelukkig, dat Nederland's herstel, en de regeering van het huis van Oranje een nieuwe bloei-periode der schilderkunst mocht zien, waarin Bosboom de kroon spant. Doch in het bijzonder de Hagenaar komt bij Bosboom schitterend uit. Hoe het samenwerken van de kunstenaars met „beoefenaars en beminnaars der schoone kunsten” nog niet spoedig algemeen noodig geacht of gewenscht werd, moge o. a. hieruit blijken, dat eerst in ’55 de werkende leden van het Schilderkundig Genootschap Pulchri Studio door Burgemeester en Wethouders van 's Gravenhage werden uitgenoodigd om twee hunner af te vaardigen als leden van de Commissie van beheer

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1893 | | pagina 153