59 JOHANNES BOSBOOM. herinneren,' hoe zij er leefden, hoe zij er werkten, hoe lauwertak en rozengeur op dit plekje gronds door hen te zamen gedeeld en genoten werd. „Van lieverlede, als scheidde men noode, zijn de vele huldebewijzen en herinneringenhun werken zoo aan gelegd als afgemaaktde kleine reliquiën lier- en der waarts verspreid, en ieder achtte zich gelukkig die een deel, hoe gering ook, er van mocht ontvangen. „Zoo ook het Gemeente-Museum. Op de kleine boven zaal, waar een portret op jeugdigen leeftijd, gedaan door den voormaligen professor aan de teekenacademie te ’s-Gravenhage, J. E. J. Van den Berg, ons den beginnenden Bosboom vóór den geest roept Bosboom was toen nog geen 25 jaar oud is sedert eenige dagen, letterlijk als figuurlijk, een schilderachtig groepje geschapen. Op het Smyrnatapijt, dat voor honderd jaren de indrukken mocht ontvangen van het schoeisel der Edelachtbare Heeren Burgemeesteren en Regeerders der stad; in de nabijheid van portretten zijner tijd- genooten en niet tijdgenooten, als L. S. Verveer, Taco Scheltema en anderen, en in overigens stemmige doch artistieke omgeving, met een licht en een zonnetje, dat speelsch en dartel schuil gaat tusschen lijnen en bochten, staat de schildersezel van onzen grooten kunstenaar, door hem tot den einde toe gebruikt. Het lage zitbankje schijnt zoo juist door hem verlaten. Het palet en de penseelen heeft hij er op neergelegd. De schilderkist staat aan den voet, maar dit alles heeft nog geen leven, toont ons niet de kunstenaarsziel. De ruime hal echter van een kerk, het doek, nog pas kort aangelegd, dat op den ezel staat, roept ons den vurigen, degelijken, gloedvollen kerkschilder vóór den geest, en we zien hem werken, voortvaren. De lauwerkrans van een kunst-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1893 | | pagina 158